De Zwolse stadspompen horen tot de pronkstukken van het straatmeubilair van onze binnenstad. Het zijn monumentale decorstukken in het straatbeeld zonder enige functie. Ooit waren de pompen van levensbelang voor de Zwolse samenleving. Aanvankelijk gebruikten de bewoners van de meeste streken in ons land oppervlaktewater voor alle doeleinden. Rivieren, beken en meren leverden lange tijd water van voldoende kwaliteit. In gebieden waar geen waterlopen aanwezig waren, gebruikte men regenwater of groef men een put. Ook de stadsgrachten werden nog lang gebruikt voor de drinkwatervoorziening. Er stonden al spoedig strenge straffen op het deponeren van vuil in deze grachten.
Naarmate de steden groter werden en de activiteiten van de bevolking meer verontreiniging veroorzaakten, ontstond de noodzaak om voor drinkwater naar ander oplossingen uit te zien.
In de meeste gevallen werd doormiddel van gegraven putten in de drinkwaterbehoefte voorzien. Daartoe was het nodig dat zich op niet te grote diepte een watervoerende zandlaag bevond. Misschien wel de oudste waterpunt die in Nederland, werd in 1983 te Kolhorn in Noord-Holland opgegraven. Deze put dateert uit het laatneolithicum, ca 2000 jaar voor het begin van onze jaartelling. Het is een onbeschoeide put. Men onderscheid verschillende typen waterputten zoals de plaggen, de boomstamput, de rechthoekige plankenput en de ton – of duigenput.
In Zwolle werd bij opgraving van de Stins in Westenholte een tonput uit de 11de eeuw (1066) gevonden. Bij archeologisch onderzoek bij de nieuwbouw van het ‘nieuwe’ stadhuis van architect Konijnenburg in de jaren 70 van de vorige eeuw werd een boomstamput uit de 14de eeuw aangetroffen. Van latere datum, in ieder geval van na 1200, dateren ten slotte de natuurstenen put en de gemetselde bakstenen put. In steden beschikte men meestal per wijk over een gemeenschappelijke drinkwaterput. Alleen de huizen van de welgestelden hadden een eigen put op het achtererf. Toch was in veel steden in de middeleeuwen het drinkwater onveilig. Men dronk daarom liever bier en wijn. De Zwolse archeologen komen bij hun werk nog geregeld waterputten tegen. Bij de herinrichting van de Nieuwe Markt, in 2011, kwam er nog een fraaie complete waterput te voorschijn.
Naast waterputten en regentonnen en andere bovengrondse vergaarbakken hadden de Zwollenaren soms behoefte aan grote opslagruimten voor water voor huishoudelijk en industrieel gebruik of voor consumptie door mensen en vee. Dergelijke waterkelders zijn o.a. in Kampen aangetroffen.
Van het bestaan van pompen in de stad Zwolle is voor het eerst sprake in de stadsrekening van januari 1639. Het betreft in dit geval betalingen aan pompenmakers.
Uit de rekeningen valt op te maken dat het om houten pompen gaat. Dat er naast houten pompen ook loden pompen werden gemaakt blijkt uit een voorschrift van schepenen en raden. Zij verboden pompenmakers die houten pompen maakten loden pompen te maken. Omgekeerd mochten pompenmakers die loden pompen maakten geen houten pompen maken. Voor het uitvoeren van onderhoud en het innen van pompgeld werden pompmeesters aangesteld. Een pomp leverde water aan voor tussen de 25 en 100 woningen. De pompmeesters waren verenigd in het St. Maartengilde, net als leidekkers, metselaars, steenhouwers en molenaars
‘Water doet palen rotten; wie het drinkt zijn zotten.’
In de tweede helft van de 17eeuw worden steeds meer putten vervangen door pompen. Vaak werden pompen geplaatst op bestaande putten. Vermoedelijk werd er niets anders gedaan dan de putten onder straat niveau af te dekken en dan een pomp te plaatsen. In de resoluties van schepenen en raden van april 1650 vinden we een verzoek van de bewoners van de Koestraat om op de put van burgemeester Quissen een pomp met twee zuigers te mogen plaatsen. Het voorstel wordt goedgekeurd op voorwaarde dat de gebruikers van de put de kosten zouden dragen. Rond 1750 ging men over van houten naar natuurstenen pompen. Ondanks de sterke toename van het aantal stadspompen bleven sommige putten nog lang in gebruik. Zoals bij de Diezerpoort, de Spoelstraat, de Walstraat en de Goudsteeg. In 1741 werd de put in de Goudsteeg nabij de fraterhuizen vervangen door een pomp. De kosten bedroegen 360 gulden. Tot 1755 bevond zich op de Blijmarkt nog een houten put. Onbekend is wanneer deze is geplaatst.
In de 17de maar vooral de 18de eeuw groeide de zorg voor de betrouwbaarheid van het drinkwater. Men begon te beseffen dat er een relatie bestond tussen bepaalde ziekten en waterverontreiniging door menselijke en dierlijke uitwerpselen en huishoudelijke of industriële afvalstoffen. Deze zorg leidde er toe dat veel open putten werden voorzien van pompen en dat men meer en meer overging op de rechtstreekse winning van grondwater. In 1818 stelde koning Willem I bij Koninklijk Besluit provinciale en plaatselijke commissies in, die toezicht moesten houden op de zuiverheid van het drinkwater. Vanaf het midden van de 19e eeuw konden, door de ontwikkeling van de technologie, drinkwaterbedrijven ontstaan met centrale waterwinning, kwaliteitscontrole, transport en distributienet. Aanvankelijk leverden waterwinbedrijven ongezuiverd water aan de klanten. In Overijssel waren het de grotere gemeenten met meer dan 10.000 inwoners die eind 19de eeuw tot oprichting van een eigen waterleidingbedrijf overgaan. Volgens een drinkwater rapport uit 1877 telde Zwolle op dat moment 31 openbare drinkwaterpompen en 37 semi openbare pompen.
Als in 1892 de waterleiding zijn intrede doet in Zwolle, verdwijnen in kort tijdsbestek de zo vertrouwde stadspompen.
Als in 1909 de meeste pompen zijn verdwenen of buiten werking zijn gesteld worden de laatste pompen, voordat ze door de jeugd worden geruïneerd, geschonken aan het museum. Het gaat om de uit 1753 gedateerde pomp uit de Vechtstraat, de pomp uit de Hoogstraat en de resten van een pomp aan de Vispoortenplas. De pompen in de Luttekestraat, Blijmarkt en Kamperstraat blijven dan nog even staan. De pomp in de Luttekestraat sneuvelt in de oorlogsjaren door een Duitse tank.
In het huidige Zwolle staan de natuurstenen pompen op de volgende plaatsen:
– Grote Markt, arduinsteen derde kwart 18e eeuw afkomstig uit de Hoogstraat 1753 gedateerd
– Blijmarkt, arduinsteen, midden 18e eeuw, verplaatst op de Blijmarkt tegen de Lutherse kerk
– Sassenstraat, pomp uit de Kamperstraat. De vreemde plaatsing van de zwengels is te danken aan de bewoner van het huis aan de Kamperstraat waarvoor deze pomp geplaatst was. In 1770 vraagt deze toestemming een ijzeren hek om zijn stoep te zetten, vanwege het vele vuilnis dat dagelijks bij de pomp wordt gestort. De pompslagers of zwengels worden op zijn kosten aan de voorkant van de pomp aangebracht.
– Tuin stedelijk museum, arduinstenen pomp uit het derde kwart van de 18de afkomstig van de Vechtstraat.
Buiten Zwolle staat in Arnhem verscholen in het groen van het openlucht museum nog een Zwolse natuurstenen pomp die waarschijnlijk afkomstig is van Vispoortenplas.
Tussen al de natuursteen overdaad staan er in Zwolle ook nog enkele eenvoudige gietijzeren watertappunten uit de jaren 30 van de vorige eeuw. Afgebeeld ziet u de schipperspomp nabij de Nieuwe Havenbrug. De pomp verwijst naar het verleden van Zwolle als aanlegplaats voor de (binnen) scheepvaart.
Pompen en putten zijn de rode draad in dit artikel maar het gaat hier uiteindelijk om een blauwe draad die nog steeds actueel is. Namelijk die van het hebben van zuiver drink water.
Tekst: Johan Teunis
Bron:
-Pomflet april 1984 “ loop naar de pomp “ door Aranka Wijnbeek een uitgave van het voormalige Provinciaal Overijssels Museum.
-Gemeente Zwolle afdeling Erfgoed
Foto’s:
– Gemeente Zwolle, Jeroen Drost
– Historisch Centrum Overijssel