Peperbus in de jaren ’60 van de vorige eeuw
De toren de Peperbus is de icoon van de stad Zwolle. Het is een kloeke maar vooral sobere toren. De kenmerken van de toren doen denken aan de Dom van Utrecht, het majestueuze symbool van de kerkelijke en politieke macht van de bisschop. Het streven van steden naar een vergelijkbaar statusobject kan geïnterpreteerd worden als een vertoon van onafhankelijkheid tegenover het centrale overheidsgedrag. In 1393 vermaakt de Zwolse schepen Gerard van Spoolde bij testament zijn huis aan de Voorstraat aan de stad Zwolle onder de voorwaarde, dat een kapel wordt gebouwd ter ere van Onze Lieve Vrouwe. Een jaar na de dood van Van Spoolde verkoopt het stadsbestuur het verkregen bezit en begint in 1394 de bouw van de eerste kapel op de ‘Hof van Zwolle” zoals destijds de huidige Ossenmarkt genoemd werd. In 1399 wordt de kapel ingewijd. Van de kapel is dan alleen nog het koor gereed. Deze kerk werd in de daarop volgende jaren totaal vernieuwd. In het midden van de 15de eeuw is de kruiskerk zoals wij die nu kennen gereed en wordt er begonnen met de bouw van een toren.
Gezicht op het Zwartewater met de twee grote torens van Zwolle.
Rechts de Peperbus omstreeks 1600
In 1590 wordt door de aanhangers van de Reformatie de uitoefening van de katholieke eredienst verboden. De kerk bleef lange tijd leeg staan. Ook diende de kerk als opslagruimte en hielden de patriotten er tussen 1784 en 1787 exercitie-oefeningen. Daarna diende de ruimte ook nog als manege. In 1809 besluit koning Lodewijk Napoleon de kerk aan de katholieken terug te geven. Daarmee eindigt een periode van meer dan 200 jaar van verwaarlozing en begint een periode van herstel en herinrichting. Lodewijk Napoleon beluit ook dat de toren in handen komt van de burgerlijke overheid, naar de militaire inzichten van die tijd. In de 19de eeuw hield hoog boven de huizen ‘s nachts een trompetter op de Peperbus de wacht, zodat geen brand, geen water, geen vijand de stad zou kunnen bedreigen. De torenwachter werd pas in het begin van de 20ste eeuw vervangen door een telefonische alarminrichting. Tot op de dag van vandaag is de toren in bezit van de gemeente Zwolle.
In de archieven worden 1457 en 1463 genoemd als de jaren waarin men met de bouw van de toren van de aan Onze Lieve Vrouwe gewijde kerk is begonnen. Wegens geld gebrek moest worden gestopt bij de tweede geleding. Tussen 1478 en 1491 werd de toren verder verhoogd met een derde geleding tot aan de eerste omloop. Na de welvaart van de 14de en 15de eeuw wordt de 16de eeuw voor Zwolle gekenmerkt door tegenslagen als oorlogen en godsdiensttwisten. Een groot deel van de financiële middelen moest worden aangewend voor de bouw van verdedigingswerken. Het is dan ook opmerkelijk dat de kerkmeesters in 1537 besluiten de toren verder te verhogen met een ‘lantaarn’. De kerkmeesters speelden een belangrijke rol bij het tot stand brengen van verbouwingen aan de kerk en de toren. Zij waren feitelijk opdrachtgevers, trokken een bouwmeester aan en noteerden alle uitgaven zorgvuldig in hun boeken. De kerkmeesters maakten taxaties en beheersten het vak dat wij tegenwoordig ‘calculeren’ en of ‘werkvoorbereiding’ noemen. Niet zelden schoten de kerkmeesters zelf behoorlijke bedragen voor, om het werk gaande te houden.
Diverse geplande en uitgevoerde bekroningen van de Peperbus
Het verhogen van de toren werd opgedragen aan bouwmeester Simon Penet. Al spoedig bleek dat de bouw veel meer zou kosten dan vooraf berekend. Penet werd beschuldigd van fraude en vertrok met de noorderzon. De bouw van de achtkantige lantaarn vond plaats op een cruciaal moment waarop de overgang van gotiek naar renaissance voltrok. Aanvankelijk kreeg het ontwerp van de lantaarn een vorm in renaissancestijl. Met het vertrek Van Penet en de aanstelling van stadsbouwmeester Jacob Collen ontstond de huidige meer traditionele vorm. De toren werd door Jacob van Collen voorzien van een ruim veertien hoge meter hoge lantaarn van baksteen en Bentheimer zandsteen. In 1540 kwam in aangepaste vorm het werk voorlopig gereed. Ondanks ambitieuze plannen voor respectievelijk een stenen en een houten spits bleef de lantaarn ‘ondichte’ zeer tot ongenoegen van de opdrachtgevers. Voor het aanbrengen van een welgevormd dak ontbraken echter de middelen. Pas aan het einde van de zeventiende eeuw werd de toren van een uivormige bekroning voorzien. Bij een brand in januari 1815 waarbij de bekroning geheel uitbrandde moest de gehavende lantaarn lang op herstel wachten. Het duurde tot 1828 voordat voldoende geld was bijeengesprokkeld om tot restauratie over te gaan.
De koningsstijl in de kap van de toren met de naam van de architect
Stadsbouwmeester H. Klinkert ontwierp een koepelvormig dak met een houten balustrade. Door de nieuwe bekroning van de torenspits kreeg de toren al snel de bijnaam Peperbus. Op het koperen koepeldak kijkt de weerhaan op 75 meter hoogte over Zwolle uit.
De Zwolse weerhaan
De klokken/het carillon
In het verleden speelde klokgelui een belangrijke rol in het dagelijks leven. De mensen regelden hun dagindeling aan de hand van de zon en het klokgelui. Een dag begon en eindigde met het luiden van de klok. Men kende de klokken bij naam en wist de betekenis van het gelui. Met het luiden van de diverse klokken werd bijvoorbeeld aangegeven dat de stadspoorten werden gesloten, het tijd voor het middageten was, of als de grote klok luidde dat er brand was.
Het huidige carillon met luidklok
In 1484 kreeg meester Geert van Wou uit Den Bosch opdracht drie klokken te maken, te weten een sol, een fa en een mi. Op 7 oktober 1484 kreeg hij opdracht nog een re-klok te gieten die met de drie andere klokken moest harmoniëren. In 1485 volgde een vijfde klok, een la. Ten slotte goot de meester in 1486 nog een zesde klok. In de toen hoogste derde geleding van de torenromp werden de zes klokken in een klokkenstoel gehangen. Aan het exterieur is deze plek nog steeds te herkennen door de galmgaten in het metselwerk met zijn houten klankborden. In 1606 sloeg de bliksem in de toren van de Onze LieveVrouwe en zijn vermoedelijk alle zes klokken behalve de Mariaklok vernield. In 1611 kocht men ter vervanging vier kleine klokjes die in Zwolle zelf gegoten waren. In 1669 werd de toren opnieuw door de bliksem getroffen. De schade was onherstelbaar. Er daalde wat het klokgelui betreft een tijd van grote stilte over de stad.
Woensdag 15 januari 1930 was een belangrijke dag voor Zwolle. Ter vervanging van het Katerveer werd de IJsselbrug geopend. Als herinnering aan dit feit werd aan de stad een nieuwe beiaard geschonken. De beiaard werd op die dag in januari voor het eerst bespeeld.
Klok uit het Taylor carillon
Het in Engeland gegoten Taylor carillon bestaat uit 42 klokken en staat sindsdien opgesteld in de lantaarn van de Peperbus. De Maria-klok van Van Wou uit 1484 ( geen luidklok ) en een klok uit 1714 van Claes Noorden en Jan Albert Grave zijn de enige twee oude klokken in het carillon. In 1978 werden 5 kleine klokken toegevoegd.
De Peperbus in de steigers
Tijdens de restauratie van de toren ( 2002 / 2005 ) werd het carillon met nog eens vier klokken uitgebreid en de nog aanwezige maar niet in gebruik zijnde speeltrommel uit 1931 schoongemaakt en geconserveerd.
De speeltrommel voor de conservering
Zie voor bewegende beelden de film ‘Brand in de Peperbus’ op deze website.
Tekst: Johan Teunis
Bron: Erfgoed Gemeente Zwolle
Foto’s: Erfgoed Gemeente Zwolle, HCO, Frans Paalman, Jan de Koning, Hans Westerink, Johan Teunis, Jan van de Wetering.