
Historisch
9E JAARGANG 1 9 9 2 NUMMER 3
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Zwolle vroeger en nu
D. Hogenkamp
Op deze foto ziet u de Assendorperdijk, in
de tijd dat daar nog veel kleine boerderijen
stonden. De laatste boerderijtjes zijn
tegen het eind van de jaren vijftig – begin jaren
zestig verwijderd.
Boven is de muur te zien die de tuin van het
Dominicanenklooster aan de Assendorperstraat
begrenst. Op de achtergrond is een begin gemaakt
met de bouw van de MTS, later HTS, en tegenwoordig
HTO. Het boerderijtje stond op de hoek van de
Assendorperdijk en de huidige Luttenbergstraat.
De foto is omstreeks het jaar 1955 gemaakt.
De enige overeenkomst met de vorige foto is de
muur van het klooster die sedert 1903 alle veranderingen
heeft doorstaan. De Assendorperdijk is
veranderd in een gebied met scholen en woningen.
De tijd dat je hier – de vroeger nog niet beschermde
– witte en paarse kievitstulpen kon
plukken, is voorgoed voorbij.
Boven: De Assendorperdijk. Oude situatie.
Onder: De Assendorperdijk. Huidige situatie,
(foto’s: D. Hogenkamp)
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 59
Redactioneel Inhoud
Op 2 november wordt op het vernieuwde
stationsplein een beeld onthuld van Johan
Rudolph Thorbecke, de grondlegger
van de moderne staatsinrichting. Thorbecke is in
1798 in Zwolle geboren, maar verliet de stad al op
zestienjarige leeftijd. Op de vraag waarom er in
Zwolle een standbeeld wordt opgericht voor iemand,
die slechts een klein deel van zijn leven in
de stad heeft doorgebracht, geeft in dit nummer
H.J.H. Knoester antwoord. Uit het artikel over de
‘wieg’ van Thorbecke komt duidelijk naar voren,
dat de Zwolse lotgevallen van zijn familie op de
karaktervorming van de jonge Johan Rudolph een
duidelijk stempel hebben gedrukt. Dit stempel is
van grote invloed geweest op het latere leven van
de befaamde staatsman. Een standbeeld voor hem
is in Zwolle dan ook zeer op zijn plaats.
Dat een artikel soms een merkwaardige ontstaansgrond
kan hebben, blijkt uit het verhaal van
Henk ten Dam. Een door een erfenis verkregen
houtskooltekening bracht hem ertoe in de geschiedenis
te duiken van twee in 1896 en 1897 te
Zwolle gehouden tentoonstellingen van schilderijen
en tekeningen. De organisatie hiervan was in
handen van de net opgerichte Zwolsche Vereeniging
tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer
en tot Verfraaiing van Stad en Omstreken.
Jan van Rees, een grootvader van Ten Dam, speelde
daarbij een grote rol. Dankzij onder meer afschriften
van op de tweede expositie betrekking
hebbende brieven, die in de familie bewaard zijn
gebleven, schetst hij een interessant beeld van deze
vroege vorm van ‘stadspromotie’.
Tenslotte gaat Jan Willem van Beusekom in het
laatste artikel uit de reeks over de jongere bouwkunst
in Zwolle in op een aantal interessante objecten
in de voormalige gemeente Zwollerkerspel.
Wederom blijkt dat de periode 1850-1940 prachtige
staaltjes van bouwkunst heeft opgeleverd.
Zwolle vroeger en nu D. Hogenkamp
Zwolle, wieg van Thorbecke H.J.H. Knoester
Twee tentoonstellingen in Zwolle Henk ten Dam
Jongere bouwkunst in Zwolle Jan Willem van Beusekom
Straatnamen, niet zo eenvoudig… Wil Cornelissen
Ikonen uit Noord-Rusland Lydie van Dijk
Literatuur
Agenda
Mededelingen
Personalia
58
60
65
75
81
82
84
Omslag: Kinderen van J.E.H. Thorbecke en
J. C. Rietberg (detail van de foto op pagina 63)
en de handtekening van J.R. Thorbecke.
6o ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Zwolle, wieg van Thorbecke
H.J.H. Knoester
Johan Rudolph Thorbecke
(1798-1872)
(foto: J.P. de Koning,
gemeente Zwolle).
Aan de wieg van Johan Rudolph Thorbecke
– en dan bedoel ik een figuurlijke wieg – is
in Zwolle gedurende een lange periode
stukje bij beetje gebouwd. Allerlei facetten die zijn
jonge leven hebben beïnvloed, zijn langzaam gegroeid
in de eeuw waarin hij het levenslicht aanschouwde.
In dat voorspel op zijn aardse bestaan
ligt de Zwolse invloed die Thorbecke voor zijn
hele leven een stempel heeft meegegeven.
Carrière
Johan Rudolph Thorbecke werd geboren in 1798
en volgde tot 1814 onderwijs aan de Zwolse Latijnse
School. Daarna bezocht hij tot 1817 het Athenaeum
Illustre in Amsterdam. Hij studeerde rechten
in Leiden en promoveerde in 1820.
Een reis naar Duitsland had veel invloed op
zijn denken. Hij nam het Duitse intellectuele leven
in zich op en was een tijd lang privaatdocent in
Göttingen. Daar ontmoette hij Adelheid Solger,
met wie hij in 1836 zou trouwen. In 1825 was hij
buitengewoon hoogleraar in de letteren in Gent.
Van zijn verdiensten steunde hij zijn broer Herman
in diens studie medicijnen. De Belgische opstand
in 1830 dwong hem naar Nederland terug te
keren.
Het jaar erop werd hij in Leiden tot buitengewoon
hoogleraar benoemd, nu in de rechtsgeleerdheid.
In 1834 volgde de benoeming tot gewoon
hoogleraar.
In 1844 werd hij gekozen als lid van de Tweede
Kamer. Van het begin af stond hij een wijziging
van de grondwet in meer democratische zin voor.
De invloed van de Ridderschappen in de Provinciale
Staten en ook in Den Haag zou moeten verdwijnen.
De resten van het ‘ancien régime’, de tijd
van de oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden,
zouden moeten plaatsmaken voor een
constitutionele monarchie met kiesrecht voor een
groter deel van de bevolking. Zijn ideaal vond echter
niet meteen weerklank.
In 1848 echter verdreef een revolutie in Frankrijk
de ‘burgerkoning’ Louis Philip. Dit veroorzaakte
een schok die zijn weerslag had in heel Europa.
Ook de Nederlandse koning Willem II voelde
zijn positie zo zeer bedreigd dat hij medewerking
verleende aan staatkundige hervormingen.
Hiertoe werd een staatscommissie tot hervorming
van de grondwet benoemd onder voorzitterschap
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 6l
van Thorbecke. De nieuwe grondwet die de commissie
voorstelde, werd in hetzelfde jaar 1848 aanvaard
en vormt nog steeds het fundament van ons
staatsbestel.
Wacht op onze daden
In 1849 leidde Thorbecke voor het eerst een kabinet
als minister van Binnenlandse Zaken. In de jaren
dat de vooruitstrevende liberalen aan de
macht waren, zouden er drie kabinetten Thorbecke
volgen. Nadat Thorbecke de trotse woorden
‘Wacht op onze daden!’ had gesproken, volgde de
ene wet op de andere.
De volledige gelijkberechtiging van de roomskatholieken
en het herstel van hun bisschoppelijke
hiërarchie, een uitvloeisel van het principe van
scheiding van kerk en staat, betekenden een schok
voor vele protestanten. De voorkeurspositie van
de Hervormde Kerk was hiermee officieel ten einde.
Hervormd Nederland reageerde verontwaardigd
met de Aprilbeweging van 1853. Ook de Gemeentewet
en de Provinciewet zijn aan Thorbecke
te danken en werken door tot in deze dagen.
Tussen 1848 en 1872 was Johan Rudolph Thorbecke
een man met veel invloed. Ook als hij niet
zelf over regeringsbevoegdheid beschikte, hield
men als leider van de oppositie terdege rekening
met hem.
Het karakter en de daadkracht die Thorbecke
kenmerkten, zijn reeds vroeg bij hem te onderkennen.
Zijn moeilijke jeugd in Zwolle, zijn in een
isolement verkerend ouderlijk milieu en zijn opvoeding
in een stad die vlak daarvoor met het patriottisme
was doordrenkt, zullen zeker daarop
van invloed zijn geweest.
De Thorbeckes en Zwolle
Om diverse redenen waren de Thorbeckes niet zo
maar een doorsnee Zwolse familie. Er zijn vier,
soms wat tegenstrijdige, facetten van hun anders
zijn.
Om te beginnen behoorde de familie Thorbecke
tot een kleine, sterk op Duitsland gerichte
groep kooplieden, de zogenoemde factoors. Deze
mensen zaten in een netwerk van Duitse families,
waarvan de leden in Zwolle hun roomse of lutherse
godsdienst bleven belijden. In Duitsland lag
hun bakermat. Als zonen van Duitse kooplieden
waren ze uitgezonden naar Amsterdam of Zwolle
om daar de zaken van Duitse familiebedrijven te
gaan behartigen. Er ontstond zo een vaste handelslijn
tussen Amsterdam (koloniale waren) en
Westfalen (textiel), met als overslagpunt Zwolle.
Zwolle lag op de grens van goed, diep vaarwater en
ondiepe wateren en landwegen. Het huis van de
Thorbeckes stond aan de Dijk (nu Thorbeckegracht
11 en 12), het toenmalige centrum van de
transitohandel. Op de kaden van de huidige Thorbeckegracht
werden de goederen overgeslagen op
andere schepen of op wagens.
De familie Thorbecke handelde aanvankelijk
in allerhande waren, maar specialiseerde zich later
in koloniale waren en vooral tabak. Het bleef niet
alleen bij handel in tabak, want te beginnen bij
Thorbeckes grootouders waren zij ook fabrikant
van snuif en tabak.
De familie Thorbecke woonde meer dan een
eeuw in hetzelfde pand, maar niet van vader op
zoon. De Zwolse familielijn stierf enige malen uit.
Thorbeckes geboortehuis
aan de Thorbeckegracht
(foto: J.P. de
Koning, gemeente
Zwolle).
62 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Het interieur van de
lutherse kerk aan de
Koestraat (foto: J.P. de
Koning, gemeente
Zwolle).
Dan kwamen er steeds weer ‘verse’ Thorbeckes uit
Duitsland om het ontstane gat op te vullen. Door
dat feit bleven de Thorbeckes steeds in hoge mate
Duits of Westfaals. Langs de huidige Thorbeckegracht
vonden zij nog meer van deze vermogende
lieden. De vader van Johan Rudolph, de geboren
en getogen Zwollenaar Frederik Wilhelm Thorbecke,
keerde terug naar Duitsland om in Göttingen
te studeren en vond ook in Duitsland zijn
bruid. Hij trouwde in 1794 met zijn nicht Christine
Regina Thorbecke uit Osnabrück. Christine
heeft nooit goed Nederlands leren spreken en onderhield
een sterke band met haar Duitse familieleden.
In moeilijke tijden steunde de Duitse tak de
Nederlandse tak financieel. Dat zal niet alleen zijn
gebeurd omdat men familie was, maar ook omdat
men er zakelijk belang bij had. Voor de Duitse tabaksfabrikanten
Thorbecke was een betrouwbare
handelspost in Nederland erg belangrijk.
De Thorbeckes bleven ook steeds hun, in
Zwolle afwijkende, godsdienst trouw: zij waren
luthers. Slechts weinig Zwollenaren waren dat. In
hun lutherse kerk vonden zij standgenoten om
mee om te gaan en eenvoudiger lieden om voor
hen te werken. Een verandering van godsdienst
zou bij de familieleden en handelspartners in
Duitsland zeker verbazing hebben gewekt en afstand
hebben geschapen, ook op zakelijk gebied.
Daar stond tegenover dat de Thorbeckes door een
afwijkende godsdienst te belijden in Zwolle wat
aan de zijlijn stonden. Tijdens de Republiek kon er
geen sprake van zijn dat een lutheraan werd opgenomen
in het stadsbestuur. Daarvoor moest men
hervormd zijn.
Ondanks dat zullen de Thorbeckes zich toch
nauwelijks minder dan de Zwolse regenten hebben
gevoeld. Hun familie behoorde eertijds in
Borgholzhausen en later in de stad Osnabrück tot
de bestuurskringen. De Zwolse Thorbeckes moeten
in een merkwaardige tussenpositie hebben gezeten.
Enerzijds wisten ze dat ze ook leden waren
van een regentenfamilie. Een oom van Johan Rudolph,
de oudste broer van zijn moeder, was bijvoorbeeld
van 1813 tot 1830 burgemeester van Osnabrück.
Daarvoor was hij ook tabaksfabrikant
geweest. Anderzijds kwamen de Thorbeckes als
lutheranen in Zwolle zeker niet in aanmerking
voor een rol als bestuurder.
Toch had men goede relaties met de regentenkringen.
Zo trouwde Johan Caspar Thorbecke in
1744 te Zwolle met Gerredina Elsabee Eekhout. Zij
was de dochter van dr Roelof Eekhout en Elisabeth
Greven, die tot de hoogste kringen van de stad behoorden.
De weduwe Thorbecke-Eekhout hertrouwde
in 1754 met Jan Antony Scriverius, eveneens
een lid van een bekend regentengeslacht. De
klim op de maatschappelijke ladder kon niet worden
doorgezet, want de Thorbeckes bleven zoals
gezegd hun lutherse geloof trouw. De relatie met
de Eekhouts zullen zij echter niet zijn vergeten.
Het is dan ook niet vreemd dat de Thorbeckes
zich omstreeks 1780 aansloten bij de patriotten.
Patriotten behoorden tot de ontwikkelde en welgestelde
burgerij die geen politieke invloed had
maar daar wel aan toe was. Ook de Thorbeckes
wilden niet berusten in hun ondergeschikte lot
vanwege hun geloof, want in het gebied rond Osnabrück,
waar het lutheranisme de heersende
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 63
godsdienst was, hadden familieleden wel wat in de
melk te brokkelen. In Zwolle was een grote groep
burgers patriottisch en een van de Nederlandse
leiders, Joan Derk baron van der Capellen tot de
Poll, had zich juist hier gevestigd. In Zwolle kwamen
veel draden van het patriottisme bijeen. Tijdens
de jeugd van Johan Rudolph was dit weliswaar
reeds verleden tijd, maar de geest van de
stroming was nog sterk aanwezig in het denken
van de Zwollenaar.
Op de grens van twee werelden
Het beeld dat zo ontstaat, is er één van vele tegenstellingen.
De Thorbeckes waren, ruwweg in de
periode van 1790 tot 1820, zowel Duits als Nederlands.
In Duitsland regent, in Zwolle onmondig
burger. In Duitsland beleden zij de heersende
godsdienst, in Zwolle waren zij dissenter. Door de
maatschappelijke positie van hun Duitse familie
waren zij behoudend, door hun positie in Zwolle
waren zij patriot. In de ogen van de Zwolse doorsnee
burger waren zij rijk, in de ogen van de adel
en de rijkste regenten waren zij ‘bescheiden af. De
vader van Johan Rudolph was rond 1815 als ‘een
gezeten heer’ lid van de Groote Sociëteit, maar
wist wel dat hij financieel aan de rand van de afgrond
stond.
Kortom, ze waren enerzijds goed af, anderzijds
hingen zij tussen wal en schip. Maar uiteindelijk
waren zij op grond van de positie van familieleden
in Duitsland en hun eigen voorspoedige jaren tussen
1680 en 1780 zeer standsbewust.
De ondergang van de familiefirma
De onzekerheden in het gezin Thorbecke stapelden
zich na 1806 op. De Franse overheersing
bracht een teruggang van de handel teweeg, terwijl
er wel zware belastingen moesten worden opgebracht.
Een jarenlange recessie volgde, die een
groot deel van de Zwolse burgerij bedreigde. Vader
Thorbecke hield naar buiten toe zijn stand op,
maar teerde langzaam in op zijn vermogen. De fa-
De kinderen van
J.E.H. Thorbecke en
J.C. Rietberg aan de
Dijk (nu Thorbeckegrachtu)
omstreeks
1810. Van links naar
rechts Sophia, Lubbertus,
Friedrich Wilhelm,
Franz Heinrich en
Katharine. Aan de
muur hangen portretten
van de ouders
(foto: J.P. de Koning,
gemeente Zwolle).
64 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Silhouetportretten uit
ijS>4 van Frederik
Wilhelm Thorbecke
(1760-1832) en Christina
Regina Thorbecke
(1769-1835), de ouders
van Johan Rudolph
(foto: J.P. de Koning,
gemeente Zwolle).
milie, die altijd al in een zeker isolement had geleefd,
vereenzaamde sterk. Vooral toen rond 1818
een conflict uitbrak binnen de lutherse gemeente
in Zwolle. Vader Thorbecke koos voor de kleine,
meer vrijzinnige groep. Zijn broer en buurman
aan de huidige Thorbeckegracht koos voor de orthodoxe
richting. Deze meerderheid, die in het
In zijn jeugd moet Johan Rudolph in en rond
zijn ouderlijk huis een zee van indrukken hebben
opgedaan. Zijn ouders en de meeste mensen in
zijn omgeving vochten hard voor hun bestaan in
moeizame tijden waaraan geen einde leek te komen.
Vader Thorbecke was geen toonbeeld van
doorzettingsvermogen, maar heeft de carrière van
conflict juridisch zwak leek te staan, won uiteindelijk
en kreeg het kerkgebouw toegewezen.
De verhouding tussen Frederik Wilhelm en
zijn broer J.E.H. Thorbecke was om zakelijke redenen
trouwens al jaren eerder bekoeld. Als compagnons
in de familiefirma konden zij maar moeilijk
met elkaar samenwerken. Vader Thorbecke
besloot na jaren van recessie in 1805 zijn geld uit de
familiezaak terug te trekken. Dat was geen onverstandig
besluit. Zijn broer ging alleen verder, worstelend
om in steeds moeilijker omstandigheden
zijn hoofd boven water te houden. Hij ging in 1820
failliet, «en onbeschrijfelijke schande voor de hele
familie.
Omstreeks 1825 was voor de Thorbeckes de situatie
verre van rooskleurig. Er was slechts één
lichtpunt. Vader Thorbecke had jarenlang alles
geïnvesteerd in de opvoeding en studie van zijn
zonen Johan Rudolph en Herman.
zijn zoon met volharding en ook inzicht een aanzet
gegeven die verbazing wekt. Hij overtroefde
alle tegenslag door het welslagen van zijn zoon,
een succes dat hij bijna zelf had afgedwongen.
Toen het schip van vader Thorbecke zonk,
konden de beide zoons in de reddingsboot van
hun afgesloten studie ontkomen. Johan Rudolph
stond toen aan het begin van een lange carrière –
eerst als professor, later als staatsman – die zijn
weerga niet had in ons land.
Dat speelde zich buiten Zwolle af, maar de
kiem van alles, de karaktervorming van de staatsman,
lag in Zwolle. Al sedert de zeventiende eeuw
was aan de ‘wieg’ van Johan Rudolph Thorbecke
gebouwd. Daarom is een standbeeld voor hem in
Zwolle ook zo op zijn plaats.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Twee tentoonstellingen in Zwolle
In de jaren vijftig kwam een houtskooltekening
van Théophile de Bock door vererving in
mijn bezit. Samen met afschriften van brieven
uit één van de drie bewaard gebleven kopieboeken
van mijn grootvader van moederskant, Jan van
Rees, die op die tekening betrekking hadden,
vormde dat het begin van een speurtocht. En dit
alles tezamen leverde de stof voor dit verhaal.
De tekening bleek samen met 42 andere tekeningen
en met meer dan 80 schilderijen in juni
1897 op een tentoonstelling in de Harmonie aan de
Grote Markt gehangen te hebben. Jan van Rees
had, als invaller, de leiding gekregen van deze expositie.
Al ras bleek mij echter, dat dit niet de eerste
tentoonstelling was die de Zwolsche Vereeniging
tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer en
tot Verfraaiing van Stad en Omstreken had georganiseerd.
De eerste tentoonstelling was een halfjaar
tevoren gehouden: en dat met veel succes. Met die
tentoonstelling wil ik dit verhaal beginnen.
De tentoonstelling van 1896
Op 5 oktober 1896 stond in de Zwolsche Courant
te lezen dat onlangs bij de heer Waanders op de
Grote Markt stukken (d.w.z. schilderijen) van Co
Breman geëxposeerd waren geweest. Nu waren er
vier stukken te zien van Jan Harm Weijns.
Beide schilders waren te Zwolle geboren, respectievelijk
in 1865 en 1864, en beiden waren leerling
van Jan Derk Huibers. Deze was van 1872 tot
en met oktober 1881 tekenleraar aan de Zwolse Tekenschool.
Een paar weken later, op 21 oktober, stond in
de krant weer een mini-expositie aangekondigd.
Ditmaal waren er in het vergrote magazijn van de
heer Uiterwijk in de Diezerstraat vijf schilderijen
te zien van de Zwollenaar J.W. Meijer.
Terwijl deze kennelijk in de mode zijnde winkel-
exposities elkaar opvolgden, bereidde de Tentoonstellingscommissie
van de Zwolsche Vereeniging
tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer
en tot Verfraaiing van Stad en Omstreken (de
voorloper van de huidige vvv), haar eerste ‘grote’
schilderijententoonstelling voor. Van een leien
dakje ging het niet, want de opening moest veertien
dagen worden uitgesteld.1 De oorzaak van
deze vertraging was het feit dat het Nova Zemblapanorama
van Apol – het ‘pièce de resistance’ –
niet op tijd in Zwolle kon zijn door verlenging van
een tentoonstelling elders.
De tentoonstelling werd gehouden van zondag
1 november tot en met zondag 8 november op de
bovenzaal van de Harmonie aan de Grote Markt.
Een advertentie van het bestuur van de Vereeniging
in de Zwolsche Courant van 2 november
maakt duidelijk dat het twaalf meter lange, uit zes
tableaux bestaande stuk ‘Nova Zembla’ de trekpleister
van de tentoonstelling vormde. Dit was het
Henk ten Dam
Advertentie in de
Zwolsche Courant van
2 november 1896.
OP DE BOVENZAAL VAST X>E HARMONIE TE ZWOLLE
Van vZondag 1 tot (Zo.ndag 8 November 1896 . .-
‘. van .de beroemde 12, meter lange Schilderij van Apol
S’;: S “v en van!verschillende andere fraaie
Toegangskaalten a 25 Cent in1 verschillende Magazijnen verkrijgbaar.
Donderdag 5 ïfovember entree “tegen afgifte van twee kaarten.
HET BESTUUR VAN, 3E VEREENIGING
TOT BEVORDERING VAN HM’ VREEMDELINGENVERKEER
66 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
werk van L.F.H. (Louis) Apol. Apol had in 1880 een
reis naar Nova Zembla gemaakt met het schip
‘Willem Barentsz’. Hij voelde zich zeer aangetrokken
tot winterse landschappen en besneeuwde
bossen waren favoriet bij hem. Het eigenlijke
panorama Nova Zembla bevond zich in die tijd in
Amsterdam. Het was op veel grotere schaal, en onder
leiding van Apol, grotendeels door anderen gemaakt.
Vereeniging tot bevordering vau ?t Vreemdelingenw;
^iyèrkecr ;fenz. te Zwolle.
. ..-. . • .’ ‘••-: . v ” – .,•.!-,•’ w e r k e n . v a u d e H e e r e n ••”•’
:• ‘:”,•• Th;,DE..B0CK SIÉBE T E N CATE;.FRITS-MONOMAAN, o n a n d e r e n •••:•;•••
L ‘.’ ‘ . ••’• , . ‘ . ‘ op d e •
‘ ; . BOVENZAAL DER HARMONIE .
Zaterdag 5 Juni tot en met Maandag 14 Juni.
Dagelijks van 10 tot 5 uur. Entree 2 5 cents.
. ••’• Leden en- Donateurs hebben voor de hun toegezonden Mart’eenmaal persoonlijk toegang tot de
.Tentoonstelling. .; . ‘ •••-‘•. ‘ ‘ ‘ •••”‘” –
• ‘ Kaarten, verkrijgbaar bij’.de bekende’ adressen en in de Harmonie. .
Advertentie in de
Zwolsche Courant van
5 juni 1897.
Behalve het werk van Apol, waren er zo’n twintig
andere stukken te zien. Hier waren enkele zeer
kostbare werken bij. De recensent van de Zwolsche
Courant noemde op 2 november werken van Willem
Maris, Van de Sande Bakhuijzen, Van Borselen,
Leickert, Hooper, Oppenoorth, Eerelman,
Andreotti, Jan van Beers en Von Kemendy.
Enigszins afgescheiden van de schilderijen waren
ook nog foto’s te zien, die ’ter opluistering’ ingezonden
waren door de Zwolsche Amateur Photografen
Vereeniging.
De behanger en stoffeerder Kolkman zorgde
voor de aankleding van de expositieruimte. De
tentoonstellingscommissie zelf verbeterde de verlichting
van de schilderijen door op donderdag
drie acetyleen-standaards te plaatsen. Tijdens de
avonduren konden de schilderijen hiermee verlicht
worden. Twee van deze standaards kwamen
tegenover Nova Zembla te staan en de derde tegenover
de zuidelijke wand.
Reacties en belangstelling
De Zwolsche Courant was blij met deze tentoonstelling:
op 2 november staat in de krant te lezen
dat zij zich verheugde dat het bestuur van de Vereeniging
‘ook in deze richting werkzaam is, daar
onze plaats tot dusver al zeer weinig te zien kreeg
op dit gebied’.
De belangstelling voor de tentoonstelling was
tijdens de openingsdag vrij groot: er kwamen 86
personen kijken. De woensdag daarop brachten
194 personen een bezoek aan de tentoonstelling.
Daaronder waren 25 leerlingen van de school van
de heer Wuite, die voor een geringe vergoeding in
de gelegenheid werden gesteld om te komen. Dit
voorbeeld van schoolhoofd Wuite werd op zaterdag
door twee andere schoolhoofden gevolgd: in
totaal leverde dat 88 leerlingen als bezoekers op.
De toegangsprijs, die op 25 cent was vastgesteld,
werd voor schoolkinderen op zaterdag gehalveerd.
Ook op zondag gold een gereduceerd tarief:
tot 14.00 uur betaalde men 10 cent. Na die tijd
was het weer 25 cent.
In totaal bezochten 1188 betalende bezoekers
de tentoonstelling, waarvan alleen al op zondag
vóór 14.00 uur 348. De Zwolsche Courant was zeer
tevreden over het verloop van de tentoonstelling.
Zij schreef op 10 november dat de organisatoren
‘die deze zaak hebben op touw gezet, hebben alle
voldoening voor de vele moeite en zorgen die zij
zich in dezen hebben getroost. Aan velen, die anders
minder in de gelegenheid zijn, hebben zij uitnemend
kunstgenot bezorgd’.
Overigens is het nog interessant te vermelden
dat de Vereeniging aanvankelijk van plan was geweest
schilderijen en tekeningen van Jan Toorop
tentoon te stellen. Het plan sprong volgens de recensent
af op de hoge kosten. Bovendien zou het
ook wat te gewaagd zijn om in Zwolle, waar zo
hoogst, hoogst zelden schilderijen, aquarellen of
tekeningen te zien waren, te beginnen met produkten
van zo’n nieuwe en excentrieke kunstuiting.
Werden er nu ook schilderijen verkocht? Jazeker.
Direct al tijdens de opening ging het eerste
schilderij van de hand. Het was een groot winterlandschap,
‘De Ijsbaan’ van Charles Leickert.
Daarna werd nog een schilderij verkocht, maar het
is niet bekend van wie dat was. Tenslotte werden
:WOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Théophile de Bock,
Keienberg. Houtskooltekening
(foto: H. ten
Dam).
Onder: Het uiterwaarden-
kleigaten-landschap
ter hoogte van de
Renkumse Molenbeek
en de Strang, voorjaar
1987 (foto: H. ten Dam).
op donderdag nog twee schilderijen verkocht:
‘Het Landschap’ van Van Borselen en ‘Landschap
met Schapen en Geiten’ van Rosa Bonheur. Deze
laatste schilderes was overigens niet door de recensent
genoemd.
Bestuur
Ongeveer gelijktijdig met de kunsttentoonstelling,
namelijk van 6 tot en met 8 november, had de
Vereeniging een driedaags bloemenfeest georganiseerd
in de grote zaal van de Buitensociëteit. De
zaal was door chrysanten en andere sierplanten
herschapen in een soort wintertuin, met als middelpunt
een fontein.
De verenigde Zwolse bloemisten hadden het
grootste deel van de organisatie op zich genomen,
maar de financiële aspecten werden door de Vereeniging
behartigd. Jan van Rees zette zich daar als
‘president’ of ‘voorzitter’ van de afdeling Vreemdelingenverkeer
voor in.
Wie de overige leden van het bestuur en de
commissie waren, weet ik niet. Nergens ben ik na-
Links: Signering door
Théophile de Bock.
Detail van de tekening
‘Keienberg’ (foto: H. ten
Dam).
68 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
men tegengekomen. Mij is alleen bekend dat Jan
van Rees, firmant in Jan van Rees & Zoon in
theeën en verzekeringsagent, op 8 mei 1896 aan het
bestuur van de Vereeniging liet weten dat hij zijn
verkiezing als bestuurslid aanvaarddde.2 Kort
daarop of misschien zelfs al direct, moet hij als
voorzitter zijn benoemd. In oktober en november
1896 noemde hij zich tenminste ‘president’ of
‘voorzitter’ van de afdeling Vreemdelingenverkeer.
In deze functie had hij met de bloemententoonstelling
te maken.
De organisatie van de kunsttentoonstelling zal
vermoedelijk voor rekening zijn gekomen van de
afdeling Verfraaiing van Stad en Omstreken. Als
dat zo is, dan weten we in elk geval zeker dat in
juni 1897 Hermannus van Gorkum voorzitter van
die afdeling was.
De tentoonstelling van 1897
In dit tweede deel van mijn verhaal kan ik wat
meer persoonlijke en zakelijke details vertellen
dan in het eerste deel het geval was. Dit is mogelijk
dankzij het brievenboek van mijn grootvader Jan
van Rees, die als invaller de leiding van de tentoonstelling
van Hermannus van Gorkum overnam.
Het gebruik van deze bron geeft onvermijdelijk
een enigszins eenzijdig beeld, want over de
activiteiten van de vele andere enthousiaste betrokkenen
vernemen we niets. Ten opzichte van
die onbekende anderen krijgt Jan van Rees hier
dus teveel aandacht.
Op 30 april 1897 hield de Vereeniging haar
tweede algemene ledenvergadering in de bovenzaal
van café Frans Vulker, gelegen in de Luttekestraat.
Van de 216 gewone leden waren er – behalve
het bestuur – slechts twee aanwezig! Aan het eind
van de vergadering deelde de voorzitter mee dat er
van zondag 30 mei tot maandag 7 juni in de bovenzaal
van de Harmonie aan de Grote Markt een tentoonstelling
zou worden gehouden van schilderijen
van Théophile de Bock en Siebe ten Cate.3
Op 28 mei meldde de krant inderdaad dat deze
tentoonstelling de daaropvolgende zondag zou
beginnen. Drie dagen later, dus op 31 mei, moest
de krant echter berichten dat er een kink in de kabel
was gekomen, doordat de schilderijen van
Théophile de Bock niet verzonden konden worden,
‘daar de expositie te Dordrecht, waar ze zijn
tentoongesteld, een week is verlengd’.
Zaterdag 5 juni stond in de krant te lezen dat
de schilderijen van Théophile de Bock zeer spoedig
verwacht werden. De heren van de Vereeniging
hadden intussen besloten door te zetten en de
bovenzaal van de Harmonie in te richten met
schilderijen, aquarellen en pasteltekeningen van
Siebe ten Cate uit Parijs, van Frits Mondriaan en
van nog enkele anderen.
Pas in de namiddag van tweede pinksterdag (7
juni) kwamen de 30 schilderijen en 43 tekeningen
samen met De Bock zelf aan in Zwolle. Direct
daarop begon het comité met de plaatsing van de
werken. Volgens de Zwolsche Courant van 9 juni
mocht het zich daarbij ‘verheugen in de wenken
en de persoonlijke medewerking van den heer De
Bock, zoodat zooveel dit mogelijk was, aan ieder
genre de juiste plaats is toegekend en zeer goed
voor de lichtverdeling is gezorgd. De stukken komen
mooi uit op den eenvoudigen maar smaakvollen
achtergrond. Wij vertrouwen dat het niet
aan bezoekers zal ontbreken. Van ’s morgens 10
tot des namiddags 5 is de toegang open’.
Jan van Rees
Jan van Rees was met zijn broer Hein en zijn vader
Jan Wijnand, compagnon in de firma Jan van Rees
& Zoon. Het kantoor en magazijn van deze theehandelaren
lag aan de Thorbeckegracht en de
Spinhuisbreehoek.
In het begin van het jaar 1897 had Jan van Rees
het extra druk wegens ziekte van zijn broer Hein.
Zo schreef hij op 11 februari aan zijn zwager Chris
van Enter: ‘Hein is nog lang niet goed, hij logeert
nu met Truus (Makking, zijn vrouw-HtD) op de
Thorbeckegracht. Zijn voorjaarsreizen doe ik denkelijk
allen voor hem. Maandag (15-2) ga ik op reis
en bljf minstens 2 maand uit’.4
Heins ziekte leidde eind april tot zijn dood.
Kort daarop zal Jan enige tijd thuis zijn geweest
voor de begrafenis en voor het regelen van de nalatenschap.
Direct daarna zette hij echter zijn reizen
voort. Pas begin juni kwam hij in Zwolle terug.
Drie maanden achter elkaar had hij rondgereisd
per koets: op zaterdagavond kwam hij thuis
en op maandagmorgen vertrok hij weer vroeg.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 69
Omstreeks die tijd, dus begin juni, moest de
voorzitter en tweede secretaris van de Vereeniging,
Hermannus van Gorkum, steeds vaker verstek
laten gaan. De reden hiervan was, zo meen ik
te mogen stellen, de ziekte van zijn oudste dochter
Louise Alexandra.5 Van Gorkum vroeg daarom
aan zijn medebestuurslid Jan van Rees of hij zo
Verkoop
Aan het eind van de eerste tentoonstellingsweek
was het nog droevig gesteld met de verkoop van de
geëxposeerde werken. Er was slechts één bod uitgebracht
op een schilderij van Mondriaan. Om de
verkoopmogelijkheden te vergroten wilde Jan van
Rees de tentoonstelling verlengen. Op 11 juni
nodig voor hem wilde inspringen. Toen de situatie
bij Van Gorkum thuis verslechterde, ging hij buiten
de stad medische hulp voor zijn dochter zoeken.
Jan van Rees nam daarop op woensdag 9 juni
definitief de leiding van de tentoonstelling op
zich.
Al eerder, na de inrichting van de tentoonstelling
op tweede pinksterdag, had Jan van Rees
Théophile de Bock meegenomen naar zijn huis op
‘Het Hardenberg’, Groot Wezenland 31, om daar
samen met zijn vrouw Jenny van Rees-van Enter
de avondmaaltijd te gebruiken. Een briefje van Jan
van Rees aan De Bock getuigt daarvan: ‘Wanneer
zien wij U weer, ons huis staat steeds graag voor U
open’.6
schreef hij daarom naar Siebe ten Cate, Théophile
de Bock en Frits Mondriaan, en hij stelde hen voor
om de tentoonstelling een week langer open te
houden. Per brief of telegram lieten alle drie heren
weten akkoord te gaan.
Van Rees zorgde vervolgens voor het aanplakken
van de door De Bock veranderde ‘reclamekaarten’
(een soort affiche?-HtD). Ook liet hij catalogus-
nummers drukken op grijsgeel karton om
de wat slordig, met de hand geschreven nummers
bij de schilderijen te vervangen. Tevens vroeg hij
De Bock naar de mogelijkheden om de verkoop
verder te stimuleren.
Dat verkoop van geëxposeerde werken noodzakelijk
was, was voor de recensent van de Zwolsche
Courant duidelijk. Hij schreef op 11 juni: ‘Zal
Thorbeckegracht, gezien
naar de Diezerpoortenbrug,
1902. Op Thorbeckegracht
.19 was de theehandel
van Jan van
Rees gevestigd (foto: Gemeentearchief
Zwolle;
reprografie f.P. de Koning).
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Groot Wezenland, circa
1900. Deze woningen
stonden bekand onder
de naam ‘den Hardenberg’.
Op Groot Wezenland
31 woonde Jan van
Rees (foto: Gemeentearchief
Zwolle; reprografie
J.P. de Koning).
’t mogelijk wezen en blijven, wat wij zoo van harte
hopen, dat wij geregeld zulke exposities in Zwolle
krijgen, dan is het hoogst wenschelijk dat er
kunstwerken worden aangekocht, omdat dit een
van de bestwerkende middelen is tot het geëxposeerd
krijgen van mooie werken. Een groote keus
van mooie werken heeft men hier zeer zeker’.
Ook de kunstenaars hadden uiteraard belang
bij verkoop van hun werken, maar dat gold eveneens
voor de organiserende vereniging. In dit geval
kreeg de Vereeniging 10% van de bedongen
verkoopprijs voor het vinden van aspirantkopers
en voor het bemiddelen tussen deze aspirantkopers
en de kunstenaars. Leden van de commissie
klampten daartoe bezoekers aan, die ze qua financiële
draagkracht in staat achtten een schilderij te
kopen. Jan van Rees schreef zelfs enkele bekende
schilderijenbezitters aan. Eén zo’n brief, aan mr
C.F. Kaempff, is bewaard gebleven:
‘Naar ik van terzijde hoorde was U voornemens
op onze schilderijententoonstelling iets aan
te kopen, daarom ben ik zo vrij U ingesloten de
catalogus te zenden en U eventueel de bemiddeling
van de Commissie aan te bieden. Vooral De
Bock en ook ten Cate zijn vertegenwoordigd door
prachtige stukken, de recensie in de Zwolsche
heeft U zeker geheel op de hoogte gesteld. (…)
Aangenaam zal het ons zijn zoo U mocht overkomen,
daarvan even bericht te ontvangen, daar wij
dan zullen zorgen dat een paar commissieleden tegenwoordig
zijn. Zullen wij in ’t vervolg deze tentoonstellingen
kunnen houden, dat toch zeker
zeer gewenscht is, dan is verkoop no. 1 op ’t programma
en tot dusver werd nog slechts 1 schilderij
verkocht’.7
Op 18 juni bracht mr Kaempff, advocaat, notaris
en lid van de Zwolse gemeenteraad, inderdaad
een bezoek aan de tentoonstelling. De volgende
dag schreef Jan van Rees hem:
‘Naar aanleiding van uw bezoek aan de schilderijententoonstelling
kom ik U namens het Bestuur
er even op attent maken, dat Zondagavond 7
uur de sluiting plaats heeft. Mocht U eens ongestoord
de schilderijen willen bezien, dan zijn wij
graag bereid, b.v. van avond tusschen 7 en 8 de
zaal voor U open te houden en zoo u dan een deskundige
over een en ander zoudt willen raadplegen
dan zijn wij overtuigd, dat de Heer de Jong,
teekenleeraar der R.H.B.school, die de recensie in
de Zwolsche schreef, graag bereid is U van dienst
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
te zijn. Tusschen 1 en 2 van middag zal ik mij de
eer geven, ten Uwent, Uw antwoord hierop te komen
vragen’.s
Mogelijk heeft deze persoonlijke benadering
het gewenste effect gehad. Bij de sluiting van de
tentoonstelling waren er althans nog maar vier
schilderijen verkocht, zoals de Zwolsche Courant
op 22 juni wist te melden. Een week later schreef
diezelfde krant dat er nog twee stukken verkocht
waren, namelijk twee schilderijen van Siebe ten
Cate, ‘De Maas bij Rotterdam’ (catalogusnummer
2; zie bijlage) en ‘Dordrecht’ (catalogusnummer
onbekend). Het is heel goed mogelijk dat mr
Kaempff de koper van deze twee schilderijen is geweest.
In totaal werden er dus zes schilderijen verkocht.
Behalve de twee stukken van Siebe ten Cate
waren dat ‘Op Katwijk’ van Frits Mondriaan (catalogusnummer
49), ‘Maanlicht’ van De Bock (catalogusnummer
74?) en ‘Houtpioenen’ en “t Musschennest’
van Jacoba L. van Essen.
Al met al zal de Vereen iging met de verkoop
van deze zes schilderijen toch nog aardig wat
courtage opgestreken hebben. Toch moet toen al
duidelijk geworden zijn dat de markt voor schilderijen
in Zwolle beperkt was en snel verzadigd.
Overigens was ook het aantal bezoekers lager
dan bij de eerste tentoonstelling. In twee weken
Boven: Grote Markt te
Zwolle met ‘de Harmonie’
waarde tentoonstellingen
gehouden
werden
(foto: Gemeentearchief
Zwolle; reprografie J.P.
de Koning).
Grote Markt te Zwolle,
anno 1910
(foto: Gemeentearchief
Zwolle; reprografie J.P.
de Koning).
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
tijd kwamen er slechts een kleine 700 betalende
bezoekers. Aan de entreeprijs kan het niet gelegen
hebben. Die was nog steeds 25 cent, terwijl op zondag
slechts 10 cent betaald hoefde te worden.
Niet onvermeld mag blijven dat Van Rees ook
mr A. van Naamen van Eemnes probeerde te interesseren
in de aankoop van een of meerdere schilderijen.
Hij moet beide heren ongeveer gelijktijdig
benaderd hebben. In elk geval meldt Van Rees op
15 juni aan Théophile de Bock: ‘Verschillende
kunstliefhebbers en koopers animeerde ik tot aankoop,
zoowel mondeling als schriftelijk. – De Heer
van Naamen van Eemnes schreef mij terug, dat hij
geen ruimte meer beschikbaar had en dus niet
meer kocht, wij willen hopen dat de anderen er
beter over denken’.9
De tekening van Théophile de Bock
Vermoedelijk aan het eind van de eerste tentoonstellingsweek
kreeg Jan van Rees een brief van
Théophile de Bock, waarin hij hem als herinnering
aan hun aangename kennismaking aanbood
een tekening uit te kiezen uit de 43 tekeningen en
schetsen die van hem op de tentoonstelling hingen.
Het zal een gebaar geweest zijn om zijn tot
twee keer toe vertraagde inzending op de tentoonstelling
goed te maken, alsook om dank te brengen
aan Jan van Rees en zijn vrouw voor de ontvangst
op 7 juni. Bovendien was hij Jan van Rees speciale
dank verplicht voor zijn inzet om de verkoop van
de schilderijen te stimuleren. Jan van Rees spreekt
in een zakelijke brief aan De Bock van 15 juni pas
aan het slot in heel korte bewoordingen zijn dank
uit: ‘Uit Uw teekeningen koos ik voorloopig die
getiteld ‘Keienberg’ en plaatste er ter animeering
‘verkocht’ onder. Vriendelijk dank voor deze royale
herinnering aan onze aangename kennismaking.
Hopende dat spoedig onderhandelingen
over aankoop Uwer schilderijen U nopen zullen
over te komen, teeken ik (…)’.10
Direct volgend op het dankwoord werd Van
Rees dus weer zakelijk. Zou hij zich niet lekker gevoeld
hebben, dat hij als voorzitter van de commissie
een dergelijk geschenk kreeg en bleef hij
daarom zo ingetogen? Sprak hij er daarom pas
over aan het eind van zijn brief? Intussen vermoed
ik toch dat Jan en Jenny van Rees-van Enter door
dit aanbod van De Bock zeer gevleid waren.
Zij lieten hun keus dus vallen op de houtskooltekening
getiteld ‘Keienberg’. Het heeft me heel
wat speurwerk gekost om met vrij grote zekerheid
te kunnen zeggen dat de tekening geïnspireerd is
op het uiterwaarden- en kleigatenlandschap langs
de noordelijke oever van de Rijn ter hoogte van
Renkum. De Bock woonde in die jaren in Renkum,
aan de Nieuwe Weg. Ten noorden van zijn
woning lag het landhuis Keienberg en daaromheen
het landgoed met dezelfde naam. Tegen het
einde van de negentiende eeuw behoorde daar
ook een deel van de uiterwaarden toe. En daarvan
maakte De Bock deze tekening, precies op de
plaats waar de Renkumse Molenbeek uitmondt in
de Strang.
De tekening kan vrij nauwkeurig gedateerd
worden, namelijk tussen 1895, het tijdstip waarop
De Bock zich in Renkum vestigde en juni 1897,
toen de tekening in Zwolle geëxposeerd werd.
Op de achterzijde van de tekening staat een
houtskoolschets van een soortgelijk rivierenlandschap.
Er zijn ook enkele bouwsels en een boot
met mast op te zien. Deze schets kwam te voorschijn,
toen de tekening in juli 1991 uit de lijst werd
gehaald om schoongemaakt te worden.
De tekening werd eerst zonder passepartout
ingelijst in een smal wortelnotenhouten lijstje. De
prent bleef in het huis van mijn grootouders totdat
mijn grootmoeder in 1941 stierf. Na haar dood
kwam de prent in bezit van haar dochter – mijn
tante – Lu Hingst-van Rees. Toen zij in 1955 stierf,
kreeg ik de prent als herinnering aan haar, zonder
ook maar ooit iets gehoord te hebben over de herkomst
ervan.
Na de tentoonstelling
Direct na de sluiting van de schilderijententoonstelling
begon men de bovenzaal van de Harmonie
in orde te maken voor een expositie gravures, etsen,
autotypen, aquarellen en fotografieën, ingezonden
door de firma Jacob Tamse & Postel aan
de Sassenstraat. Al op woensdag 23 juni werd deze
tentoonstelling, die wederom onder het patronaat
van de Vereeniging stond, geopend.
Jan van Rees trok zich echter al spoedig terug
uit het bestuur van de Vereeniging. Op 2 augustus
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 73
1897 schreef hij aan president S.J.H. Trooster:
‘Door het overlijden van mijn broeder zijn mijn
werkzaamheden, in ’t bizonder het reizen, zoodanig
toegenomen, dat ik mij tot mijn spijt genoodzaakt
zie U mede te deelen, dat ik voor het bestuurslidmaatschap
der Vereeniging Vreemdelingenverkeer
enz. bedank’.”
Het bestuur vergaderde over de brief en besloot
dat de tweede secretaris Hermannus van
Gorkum schriftelijk aan Van Rees zou vragen zijn
voornemen ongedaan te maken. Het antwoord
van Van Rees is duidelijk:
‘Zeer gevoelig voor den vriendelijken aandrang,
waarmede Uw bestuur mij tracht terug te
doen komen op mijn besluit, moet ik U tot mijn
spijt mededeelen, dat ik ’t juist in ’t belang der
Vereeniging acht, daarbij te volharden. – Alleen
mannen die behalve lust en ijver ook tijd hebben
flink voor de belangen aan onze Vereeniging toevertrouwd
te werken, moeten in mijn ogen zitting
nemen in haar bestuur en daar mij geheel den tijd
ontbreekt en in de eerste jaren ontbreken zal om
metterdaad zoo voor haar werkzaam te zijn, als ik
dat wel zou willen, verzoek ik U aan Uw bestuur
mede te deelen, dat ik tot mijn grooten spijt mijn
besluit tot aftreden moet handhaven’.’2
Dit komt mij voor als een respectabel en verstandig
besluit, temeer als we weten dat Van Rees
in 1896 boekhouder/penningmeester van de
doopsgezinde gemeente was. In 1897 werd hij president
van het doopsgezinde kerkbestuur, dat in
die tijd verwikkeld was in noodzakelijke, maar
stroef verlopende fusiebesprekingen met de andere
doopsgezinde gemeenten in de regio. Bovendien
had hij verschillende hobby’s. Hij verzamelde
postzegels, had duiven, kippen en konijnen en een
tuin met rozen, lathyrus en oost-indische kers.
Tenslotte was hij een enthousiast fietser.
Tenslotte
Ik wil dit verhaal van de twee schilderijententoonstellingen
besluiten met de opmerking die ik al
eerder maakte: er waren natuurlijk meer enthousiaste
leden van de tentoonstellingscommissie,
maar ik ken hun namen niet, laat staan de bijzondere
aard van hun inzet.
Ik ben benieuwd of er in Zwolle nog mensen
zijn die over de beide tentoonstellingen in 1896 en
1897 meer weten en/of in het bezit zijn van toen
gekochte schilderijen.
Bijlage
Catalogus van de tentoonstelling van 1897
Deze catalogus heb ik gedeeltelijk kunnen reconstrueren
uit de recensie in de Zwolsche Courant
van 11 juni 1897 en uit gegevens in het kopieboek
3 van Jan van Rees.
Waar mogelijk, heb ik achter de titels de reactie
van de recensent opgenomen.
nr. titel/onderwerp
Siebejoh. ten Cate (1858-1908)
2 De Maas bij Rotterdam (olieverf)
onbekend Gezicht op Dordrecht
6 Omstreken van Brugge
7 Omstreken van Brugge
13 La Rue de la Chapelle de Paris (pastei)
‘Wat een waarheid in die besneeuwde, triestige,
natkoude straten met de wegnevelende huurrijtuigen
en de enkele voetgangers’.
14 LePontNeufa Paris
17 Parijse straatscene: een werkende straatatleet
‘.. .die moet vooral gezien worden’.
18 Parijse straatscene
25 Waterloo Station Londen
‘Kranig! Frappant in zijn soberheid …avond …
een trein rechts, komend in den nevel om den
hoek van een weg … een paar lantaarns links’.
28a Gezicht op Thorbeckegracht Zwolle (aquarel)
onbekend nog vier aquarellen
‘Ook bij de schilderijen en pastels vinden we kijkjes
op onze stad, waarvan een enkele wel een
beetje ‘gestyleerd’ is’.
Jacoba L.van Essen (1870-1936)
35 Houtpioenen!
‘Als bloemschilderes genoeg bij ons bekend’.
(36) ’t Musschennest
37 Strand bij Scheveningen
‘Heeft vele goede eigenschappen in kleur en teekening’.
zonder nr. Lichte papavers
‘Het beste van Mej. van Essen’.
74 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Hendrik Savrij (1823-1907)
zonder nr. landschap
‘Hoort hier tussen al die voortbrengselen van
mooie kunst niet thuis, ’t Hoort hier thuis als een
boer in de Eerste Kamer, als een modderschuit
tusschen een oorlogsvloot. Het is slecht, niet in
het minst van teekening. Zulke mismaakte koeien
als we hier vinden hooren op de kermis thuis
in een tentje’.
Louis Apol (1850-1936)
39 :’een schilderij’
Frits Mondriaan (1853-1932)
40 Duinkant
‘Een kapitaal stuk, dat het heel goed doet zolang
men nog niet verwend is door de hooge kunst
van De Bock. Ondanks het “doorvoed” zijn, zou
men de “Duinkant” breeder van opvatting wenschen,
zooals zijn “Dennenbosch”, nr. 50, met de
groote paddestoelen, en de kleurstudie “Toren
van Rijnsburg”, nr. 46’.
46 Toren van Rijnsburg
47 Bennekomseweg
‘.. .met berken, dat wel iets lager mocht hangen,
evenals z’n buurman’.
49 Op Katwijk
50 Dennenbosch met groote paddestoelen
Théophile de Bock (1851-1904)
52 Zandgraverij (olieverf)
‘Lest best. Bij de Bock vol, groot licht, geen nevel.
Hoe breed is dit geschilderd en hoe mooi is ’t van
kleur’.
54 De twee Lindebomen
‘…met het hooge groen en de ijle, lichtende
lucht’.
56 ?
61 ?
67 In de bosschen van Doorwerth
71-74 Vier schilderijen
‘…waarvan niet ’t minst mooie is “Renkum langs
de rivier”, vooral als men de vergulden lijst wegmaakt
en even op ’n afstand gaat. Het is alles zoo
frisch, zoo in-gezond het werk van De Bock’.
74 Na zonsondergang (wellicht hetzelfde als Maanlicht)
80 Op Oranje Nassau (een landgoed-HtD)
zonder nr. 43 tekeningen en schetsen waaronder
‘Zandgraverij’ en ‘Keienberg, Renkum’
‘Wie van de schilderijen van de Bock komt, verwacht
niet anders dan kranige, meesterlijke,
breed-gedane studies en in die verwachting
wordt men waarlijk niet teleurgesteld’.
In de tweede week, dus na de verlenging, is de tentoonstelling
nog aangevuld met werken van:
Jozef Israëls (1824-1911)
zonder nr. Verkleumd (vraagprijs ƒ 2500,-)
zonder nr. Als men oud wordt (vraagprijs ƒ 2500,-)
zonder nr. Klein Jantje (vraagprijs ƒ 2500,-)
zonder nr. Korenveld (aquarel; vraagprijs ƒ 900,-)
Anton Mauve (1838-18
zonder nr. Boer achter ploeg (aquarel; vraagprijs
ƒ3500,-)
zonder nr. Een binnenhuis, stal (olieverf; vraagprijs
ƒ800,-)
Noten
1. Zwolsche Courant 13 oktober 1896.
2. Kopieboek3/36.
3. Zwolsche Courant 3 mei 1896.
4. Kopieboek 3/126.
5. Zij overleed op 1 juli 1897 op 11-jarige leeftijd.
(Zwolsche Courant 5 juli 1897).
6. Kopieboek 3/143.
7. Ibidem 3/147.
8. Ibidem 3/152. Zowel in november 1896 als in juni
1897 werden de recensies in de Zwolsche Courant
ondertekent met de initialen A.L.V.B. Uit deze brief
van Van Rees wordt duidelijk dat de tekenleraar De
Jong optrad als recensent.
9. Ibidem 3/148.
10. Ibidem.
11. Ibidem 3/156.
12. Ibidem 3/163.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 75
Jongere bouwkunst in Zwolle
In een drietal eerder in het Zwols Historisch
Tijdschrift gepubliceerde artikelen is aandacht
besteed aan de bouwkunst uit de periode
1850-1940, de zogenaamde jongere bouwkunst.
In het eerste artikel van deze serie (1990, nr. 4)
is aandacht besteed aan de stedebouwkundige
ontwikkelingen in de periode 1850-1940. Het tweede
artikel (1991, nr. 2) ging over de jongere bouwkunst
in de binnenstad en het derde artikel (1992,
nr.i) behandelde gebouwen buiten de singels,
maar binnen de bebouwde kom. In dit laatste artikel
worden ter afsluiting nog enkele objecten in
het buitengebied beschreven. Merendeels zijn
deze gelegen in de voormalige gemeente Zwollerkerspel.
De interessante objecten worden hieronder
per categorie behandeld. De geografische spreiding
van de objecten maakt verschillende routes
mogelijk. Een boeiend gebied sluit direct aan de
zuidkant aan op de bebouwde kom en vormt de
verbinding tussen de stad en de rivier de IJssel.
Hier heeft een aantal belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen
plaatsgevonden.
Het Engelse Werk
Op de door Menno van Coehoorn aan het eind
van de zeventiende eeuw ontworpen verdedigingslinie,
is in 1809 een landschapspark aangelegd in
Engelse stijl door de Utrechtse tuinarchitect Hendrikvan
Lunteren. De gebogen lijnen van de paden
en de verspreide boomgroepen geven een sterk
ruimtelijke werking.
Veerhuis aan hetKaterveer
Op een karakteristiek punt, namelijk tussen de
nieuwe en de oude verkeersbrug over de IJssel,
staat op de rivierdijk het voormalige veerhuis. Het
Katerveer was tot 1930 één van de belangrijkste
veerverbindingen in ons land.
Katerveer sluizen aan Oude Veerweg
In 1819 werd de lang verbeide scheepvaartverbinding
met de IJssel gegraven. Dit kanaal doorsneed
een vestingwerk aan de rivier. Hierin werd een
dubbel sluizencomplex aangelegd, dat met name
opvalt door z’n begroeide taluds en de dubbele
ophaalbruggen. Het complex staat op de rijksmonumentenlijst.
Bruggen over de IJssel
De eerste vaste oeververbinding over de IJssel
kwam in 1864 tot stand. De spoorbrug was een belangrijke
schakel in het spoorwegnet, vooral in de
Jan Willem
van Beusekom
Katerveersluizen;
de kleine sluis
(foto: Gemeentelijke
fotodienst, Zwolle).
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Katen’eer•sluizen;
de grote sluis
(foto: Gemeentelijke
fotodienst, Zwolle).
Schutsluis aan de
Hasselterdijk
(foto: Gemeentelijke
fotodienst, Zwolle).
verbinding tussen het westen en noorden van het
land. De spoorbrug heeft aan weerszijden een lange
vaste aanloopbrug. In het midden een boogbrug
en een hefbruggedeelte, waardoor het scheepvaartverkeer
ook bij een hoge waterstand doorgang
kan vinden. Aan de Zwolse zijde bevindt zich
voor de aanloopbrug een spoorviaduct over de
Schellerdijk. In de gemetselde opleggingen bevindt
zich een steen met inscriptie ‘N.C.S.M. 1.905’.
De afkorting staat voor Nederlandse Centraal
Spoorweg Maatschappij.
Hoewel het aanvankelijk de bedoeling was om
de spoorbrug te combineren met een verkeersbrug,
heeft het nog tot 1927 geduurd voordat enkele
honderden meters stroomafwaarts aan een
tweede boogbrug werd begonnen. Deze werd in
1930 in gebruik genomen als onderdeel van de
Zuiderzeestraatweg.
Sluizen
Behalve het sluizencomplex aan het Katerveer bevinden
zich rond Zwolle meer sluisjes. Aan de
Maatgravenweg bevindt zich ‘het Nieuwe Verlaat’
in de Nieuwe Vecht die als verbinding werd gegraven
tussen Vecht en het kanaal naar Almelo.
Het sluisje heeft een kenmerkende ovale sluiskolk,
nog in vrijwel oorspronkelijke staat. Aan de HasZWOLS
H I S T O R I S C H T I J D S C H R I F T 77
selterdijk bevindt zich een klein schutsluisje tussen
het Zwarte Water en de Oude Wetering, genaamd
Rademakerszijl.
Boerderijen
Het agrarische gebied rond de stad strekte zich tot
ver in de negentiende eeuw uit tot vrijwel aan de
rand van de historische binnenstad. Slechts enkele
stadsuitbreidingen hadden hier plaatsgevonden.
(Zie ook het eerste artikel).
Tal van boerderijen bevonden zich in dit gebied
dat inmiddels veel verder bebouwd is. Binnen
de bebouwde kom vinden we nog enkele karakteristieke
boerderijen. Aan de Klooienberglaan ligt
de gelijknamige dwarshuisboerderij uit 1848. Het
voorhuis valt op door zijn bei-étage met hoge achtruitsschuifvensters.
Aan de Helderlichtsteeg ligt de grote dwarshuisboerderij
‘het Helderlicht’, waarvan het voorhuis
twee bouwlagen telt.
Aan de zuidrand van de bebouwde kom bevindt
zich een aantal karakteristieke boerderijen
uit deze eeuw. Deze behoorden oorspronkelijk tot
het landgoed Zandhove, dat thans in sterk verbouwde
staat als verpleeghuis in gebruik is.
Aan de Hollewandsweg 38 ligt de in 1937 door
de architect P.A. Lankhorst gebouwde boerderij
‘de Hollewand’ met het uiterlijk van een landelijke
villa. Overeenkomstig van architectuur is de boerderij
‘de Oude Mars’ aan de Mars 2, ontworpen
door dezelfde architect in 1938 en opgezet rond
een rechthoekige binnenplaats. Aan de Hollewandsweg
23 staat een bijbehorende dienstwoning
die in dezelfde stijl gebouwd is en dus waarschijnlijk
van dezelfde architect is.
Afwijkend van architectuur is de boerderij
‘Bikkenrade’ aan de Hollewandsweg 40. Het heeft
een monumentaal toegangshek.
In de buurschap Oldeneel liggen aan de Oldenneelseweg
1 en 4 dwarshuisboerderijen met
een opvallend breed voorhuis, beide met een halve
verdieping. Op de IJsseldijk ligt aan de Kleine
Veerweg het eenvoudig classicistische huis ‘IJsselzicht’.
Dwarsh u isboerderij,
gelegen aan de Helderlichtsteeg
(foto: Gemeentelijke
fotodienst, Zwolle).
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Huis ‘de Schellerberg’
(foto: Gemeentelijke
fotodienst, Zwolle).
‘Frisia-state’, gelegen
aan de Ruiterlaan
(foto: Gemeentelijke
fotodienst, Zwolle).
Buitens
Rond Zwolle liggen tal van buitenplaatsen. Een
aantal daarvan dateert uit de periode van de jongere
bouwkunst.
Ten zuiden van de stad ligt in de buurschap
Schelle het huis ‘de Schellerberg’ uit 1876, met
landschappelijke tuinaanleg waarin enkele borstbeelden,
en een aardig dierenverblijf.
Aan de Ruiterlaan, oorspronkelijk buiten de
stad, ligt het buiten ‘Frisia-state’, dat in 1873/74 is
gebouwd naar een ontwerp van de architect L.H.
Eberson voor baron De Vos van Steenwijk.
Aan de Frankhuisweg ligt aan het water ‘het
Bildt’, gebouwd in 1848 met aangebouwd koetshuis.
Jarenlang heeft dit complex leeggestaan.
Op het landgoed Windesheim bevindt zich
een aantal aardige dienstwoningen aan de Windesheimerweg.
Aan de Heinoseweg staat het buiten ‘Boschwijk’,
een eenvoudig symmetrisch huis met een
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 79
aardig torentje. Het was de laatste ambtswoning
van de burgemeester van Zwollerkerspel.
Villa’s
Een goed bewaard gebleven landelijke villa bevindt
zich aan de Haersterveerweg 27. Deze werd
in 1934 gebouwd naar een ontwerp van R.G. Rodenburg.
Het heeft een rieten schilddak. De stalen
kozijnen hebben een overheersend horizontale
roedeverdeling.
Een merkwaardig, geheel houten huis ligt aan
de Herfterlaan, direct aan de spoorlijn naar Dalfsen.
Het huis werd in de jaren twintig gebouwd in
opdracht van jonkheer van Nispen.
Tot voor kort stond aan de andere zijde van de
spoorlijn nog een geheel houten huis ‘Sorghvliet’.
Helaas is dit gebouw inmiddels vervangen door
nieuwbouw.
Aan de Beukenallee 1 werd in 1875 de villa ‘Vijverberg’
gebouwd naar een ontwerp van de architecten
W. en F.C. Koch. In 1909 werd het verhoogd
door de architect G.G. Post. In 1907-08 werd aan
de inrit een tuinmanswoning gebouwd. De tuinaanleg
is nog deels in oorspronkelijke staat.
Woonhuizen
In het oorspronkelijke buitengebied van Zwolle
liggen enkele concentraties van woningen, zoals
bijvoorbeeld langs de Oude Deventerweg. Hier
staat een aantal opvallende woningen. Het rijtje
met de nummers 46-48, 50-52, 54-56 en 58-60
heeft bijvoorbeeld een aan de art-nouveau verwante
architectuur.
Scholen
Een aardig voorbeeld van een plattelandschooltje
met aangebouwde woning staat tussen de buurschappen
Schelle en Oldeneel aan de Bosweg.
Begraafplaatsen
Nadat aanvankelijk in en om de kerk begraven
werd, kwam in de Franse tijd een wet tot stand die
Haersterveerweg 27
(foto: Gemeentelijke
fotodienst, Zwolle).
8o ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Israëlitische begraafplaats
aan de Kuyerhuislaan
(foto: Gemeentelijke
fotodienst, Zwolle).
verplichte tot het aanleggen van begraafplaatsen
buiten de toenmalige stad. De twee vervolgens
aangelegde begraafplaatsen aan de Meppelerstraatweg
zijn reeds in het vorige artikel genoemd.
Nog verder buiten de stad vinden we met
name rond de Agnietenberg een concentratie van
begraafplaatsen.
Op het terrein van de voormalige buitenplaats
‘Kranenburg’ ligt thans de Algemene Begraafplaats
Kranenburg. Het landgoed is nog herkenbaar
in het toegangshek en het lanenstelsel op het
terrein. Eén van de oorspronkelijke bijgebouwen
is thans in gebruik als dienstgebouw. In de jaren
dertig zijn een aula en dienstwoning gebouwd met
karakteristieke rieten kappen.
De begraafplaats Bergklooster behoorde oorspronkelijk
bij het klooster op de Agnietenberg.
Het bijzondere van deze privé begraafplaats is het
feit dat alleen aangesloten families hier begraven
kunnen worden. Hier liggen dan ook bekende
Zwolse families als Van Haersholte, Van Haerst,
De Vos van Steenwijk en tal van anderen.
De kleine R.K. begraafplaats aan de Gasthuisdijk,
hoek Blaloweg, behoorde oorspronkelijk bij
het nabijgelegen Buitengasthuis.
In tegenstelling tot andere, merendeels ingetogen
joodse begraafplaatsen valt de Israëlitische begraafplaats
aan de Kuyerhuislaan op door het imposante
hek, waarvan de pijlers bekroond zijn met
grote vazen met gedrapeerde doeken en door de
grote aula met monumentale ingangspartij. Het
complex staat op de rijksmonumentenlijst.
Diversen
Aan de Hasselterdijk 43 staat een klein tolhuis met
een rieten dak en met een opvallende colonnade
aan de voorzijde. Recentelijk is aan de achterzijde
een nieuw bouwdeel toegevoegd.
Aan de Haersterveerweg lag tot voor kort op
een verhoging het eenvoudige classicistische gebouwtje
van theeschenkerij ‘de Agnietenberg’ uit
circa 1875.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 8l
Tenslotte
Het veldwerk voor dit artikel is inmiddels ruim
drie jaar geleden uitgevoerd. Derhalve kan niet gegarandeerd
worden dat alles nog aanwezig is in de
staat waarin het beschreven is. Een aantal van de
beschreven objecten is inmiddels op de rijks of gemeentelijke
monumentenlijst geplaatst. Binnen
afzienbare tijd zal het Monumenten Selectie Project
van start gaan. Uit de in het kader van het Monumenten
Inventarisatie Project geïnventariseerde
objecten zal dan een keuze gemaakt worden
van objecten die in aanmerking komen voor
plaatsing op de rijksmonumentenlijst.
De in 1990 ter gelegenheid van de Open Monumentendag
uitgegeven ‘Wandel- en fietstocht
jonge bouwkunst in Zwolle’ bestrijkt een klein gedeelte
van het buitengebied. De brochure is verkrijgbaar
bij de vvv, de gemeentewinkel in de
Diezerstraat en bij het bureau Monumentenzorg
in het Flevogebouw aan de Menno van Coehoornsingel.
Straatnamen, niet zo eenvoudig…
In 1942 vaardigde de Duitse bezetter de verordening
uit dat straten, die genoemd waren
naar levende leden van het koninklijk huis,
moesten worden omgedoopt.
Voor Zwolle had dat betrekking op de Wilhelminasingel,
de Wilhelminastraat en de Julianastraat.
Andere leden van het koninklijk huis, die
tegenwoordig in aanmerking zouden kunnen komen,
waren toen nog niet in een straat vernoemd.
Omdat de gemeenteraad in die periode buiten
spel was gezet, besloot burgemeester jhr mr
M.P.M, van Karnebeek op 28 maart van dat oorlogsjaar
om de drie genoemde straten respectievelijk
de volgende namen te geven: Bolwerksingel,
Willem de Zwijgerstraat en Louise de Colignystraat.
Toen Zwolle op 14 april 1945 werd bevrijd en
Van Karnebeek na een onderduikperiode weer op
de burgemeestersstoel plaatsnam, was zijn eerste
officiële daad: de ’terugdoping’ van de drie betreffende
straten.
Wil Cornelissen
82 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Ikonen uit Noord-Rusland
Lydie van Dijk Van 22 november 1992 tot 31 januari 1993 is
in het Provinciaal Overijssels Museum een
zeer bijzondere tentoonstelling te zien. Dit
keer geen onderwerp uit de regionale of lokale historie
en geen kunstenaar uit de streek, maar een
tentoonstelling met een internationaal karakter
met voorwerpen uit de Russische stad Vologda.
Vologda, een partnerstad van Zwolle, ligt zo’n 500
km ten noorden van Moskou.
Resultaten van deze internationale contacten
waren al eerder in het POM te zien in de vorm van
de kanttentoonstelling van de onderneming ‘Snezjinka’.
Voor bovengenoemde tentoonstelling heeft
het Staatshistorisch-en kunstmuseum in Vologda
een representatieve selectie gemaakt uit haar ikonencollectie.
Deze collectie bevat ongeveer 4000
ikonen, waarvan er 50 in het POM geëxposeerd
worden, zowel in de Gouden Kroon als in het
Drostenhuis. Enkele vertrekken van de vaste opstelling
zullen hiervoor ontruimd worden. Er zijn
zowel kerkikonen als ikonen voor privé-gebruik te
zien.
Het opzetten van een dergelijke tentoonstelling
is niet alleen organisatorisch een hele klus
(hoewel de ikonen uit één museum komen), maar
ook financieel. Het gaat de draagkracht van het
POM verre te boven. Gelukkig bleek een aantal bedrijven
en instellingen en het ministerie van wvc
bereid een financiële bijdrage te leveren om deze
tentoonstelling mogelijk te maken.
Ikoon komt van het Griekse woord eikoon, dat
portret of gelijkenis betekent. Het is een meestal
op hout geschilderde voorstelling van Christus, de
Moeder Gods (zo wordt Maria in de orthodoxe
kerk genoemd) en de heiligen. Zij maken in de
oosters-orthodoxe kerk, evenals het woord en het
sacrament, deel uit van de eredienst.
In het Westen had de religieuze kunst vooral
een educatieve en decoratieve functie. Hier ontwikkelden
individuele kunstenaars zich vooral sedert
de renaissance. De ikonenschilderkunst échter,
bleef door haar binding met de liturgie en de
daaruit voortvloeiende trouw aan vastgelegde
beelden ‘gevangen’ in een soort verstarring. Ikonenschilders
waren vertolkers van de onzichtbare
werkelijkheid. Zij werkten in anonimiteit en volgens
strikte regels. Ikonen werden niet als kunst
beschouwd en ikonenschilders golden dan ook
niet als kunstenaars.
Een ikoon bestaat uit planken van zo mogelijk
harsvrij hout. Op de uitgediepte ondergrond werd
lijm gestreken en linnen aangebracht. Daarna
bracht men in verschillende lagen krijt aan. Dit
was de ondergrond voor de schildering. De ikonenschilder
bracht de contouren van de voorstelling
aan, bedekte vervolgens de achtergrondvlakken
met bladgoud en bracht daarna de kleuren
aan. Soms werden ikonen gedeeltelijk bekleed met
een metalen versiering.
De geëxposeerde ikonen stammen uit de zestiende
tot en met de achtiende eeuw en geven een
goede indruk van de rijke traditie, die men op het
gebied van religieuze kunst in Noord-Rusland
kende. Zij weerspiegelen de politieke invloed in
het noorden van machtige steden als Novgorod,
Moskou en Rostov. Ook zijn er stukken die laten
zien dat de traditionele volkskunst een bron van
inspiratie was.
Een van de grote kerkikonen is een staande Nikolaas,
frontaal afgebeeld. Deze ikoon, Nikolaas
Zarajskij, 16,5 x 79,5 cm, is afkomstig uit de Leontij
van de Rostov-kerk te Vologda en dateert uit de
tweede helft van de zestiende eeuw.
Nikolaas is de meest vereerde heilige in Rusland.
Zoals bekend was hij bisschop van Mira in
Klein-Azië in de vierde eeuw. Hij nam deel aan het
concilie van Nicea in 325. In de orthodoxe kerk
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
wordt zijn feest gevierd op 6 december en op 9
mei, de dag van de overbrenging van zijn gebeente
naar de stad Bari in Zuid-Italië. Nikolaas is de beschermheilige
van de handel en de scheepvaart.
De voorstelling van Nikolaas Zarajskij is het
oudste type Nikolaas-uitbeelding. Hierbij is Nikolaas
frontaal en ten voeten uit afgebeeld. Met zijn
rechterhand maakt hij een zegenend gebaar en in
zijn andere hand houdt hij een rijk versierd evangelieboek
vast. Het oorspronkelijke voorbeeld
voor deze ikoon is waarschijnlijk van Byzantijnse
herkomst, en zou volgens de legende in het jaar
1225 van Korsum naar het stadje Zarajsk zijn overgebracht.
Onderweg verbleef de ikoon lange tijd in
Novgorod, waar zij grote wonderen verrichtte.
Karakteristiek voor Nikolaas is zijn hoge voorhoofd,
als teken van zijn goedheid, en zijn korte
wit-grijze haar en volle ronde baard. Hij draagt
een liturgisch bisschopsgewaad van de orthodoxe
kerk, een kazuifel en een met grote kruisen bestikte
stola (omophorion).
3BE
Links- en rechtsboven verschijnen in een medaillon
Christus en de Moeder Gods. Zij reiken
Nikolaas de tekenen van het bisschopsambt aan,
het evangelieboek en het omophorion. De voorstelling
verwijst naar de legende dat in de nacht
voor de wijding tot bisschop Christus en Maria
aan de weifelende Nikolaas verschenen om hem te
overtuigen zijn nieuwe ambt te aanvaarden.
Deze en andere ikonen worden uitgebreid beschreven
in het boek over ikonen dat door uitgeverij
Waanders wordt uitgegeven.
Tegelijkertijd met de expositie in het POM
wordt in het Rijksmuseum Het Catharijneconvent
in Utrecht een tentoonstelling georganiseerd met
circa honderd ikonen uit Nederlands bezit. Het
boek getiteld Ikonen, dient tevens als catalogus
voor beide exposities. Een aantal auteurs behandelt
de verschillende aspecten van historie en ikonenschilderkunst.
Zo beschrijft mevrouw Adeline
M. Janssens, oud-directrice van het Centraal Museum
in Utrecht, de werkwijze en techniek van
ikonenschilders, de voorstellingswereld van de
ikonen en de geschiedenis van de eerste 1000 jaar
ikonenschilderkunst. Het vervolg hierop, ikonen
na de val van Constantinopel, wordt behandeld
door kunsthistoricus Simon Morsink, die ook de
beide catalogus-delen voor zijn rekening neemt
evenals een artikel over de ikonen uit Vologda.
Slavist en historicus Wim Coster beschrijft de geschiedenis
van het Russische Noorden.
Het is lang geleden dat