
Zwols Historisch Tijdschrift
36e jaargang 2019 nummer 3 – 8,50 euro
De burgemeesters
van Zwolle
■■■■
Suikerhistorie
Café De Rozeboom, Nieuwe Deventerweg 26
Ruim honderdvijftig jaar geleden werd in Ittersum
aan de doorgaande weg naar Deventer een boerenherberg
gebouwd die de naam De Rozeboom
kreeg. Tevens kon men er kruidenierswaren en
later ook brood kopen. De bouw op deze plek hing
nauw samen met de nieuwe weg naar Deventer,
die parallel liep aan de in 1866 aangelegde spoorlijn
van Arnhem naar Zwolle. Voor die tijd was
er al een herberg met dezelfde naam, eerst aan de
Zwarteweg en daarna rond 1840 aan de (wat nu
heet) Oude Deventerstraatweg, destijds nog de
doorgaande verbinding naar Deventer.
In 1947 nam Johannes Freriks café De Rozeboom
over van Willemina (Miene) van Riele,
weduwe van P.M. Jansen aan de Haar. Miene was
jarenlang het gezicht van De Rozeboom. Men
wandelde op zondag vanuit de stad graag daar
naartoe voor de door haar bereide ‘dikke melk’.
Achter De Rozeboom was een grote tuin met
prieeltjes. Ook stond daar een houten gebouwtje
waar onder meer de muziekvereniging ‘Kunst na
Arbeid’ oefende.
Toen er in de jaren zestig van de vorige eeuw
aan weerszijden van de Nieuwe Deventerweg
parallelwegen werden aangelegd, moest het pand
worden afgebroken. Iets verder van de weg af liet
Freriks een hotel-café-restaurant bouwen. De
naam De Rozeboom bleef. Ook diende het als
pension.
In maart 1984 kwam het pand in bezit van de
familie Hsu, die er een Chinees-Indisch restaurant
begon onder de naam Sing-Long. En nog steeds
kun je er voor een Chinese maaltijd terecht.
Om de herinnering aan de oude naam te
bewaren heeft het college van B en W vorig jaar
besloten aan de nieuwe straat naast de Chinees de
naam Rozeboomlaan toe te kennen.
114 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
(Collectie Hogenkamp)
Het Chinees-Indisch restaurant Sing Long aan de Oude Deventerstraatweg.
Rechts de huizen aan de nieuwe Rozeboomlaan. November 2019.
(Foto Elske Bootsma)
‘llt .. ~1elz \\ ~~
mt ~ oJtboom
J. A. J. FRERIKS
NIEUWE OEVENTERWEG 26
TEL: (65~00) 1 30 83 ITTERSIJM BIJ ZWOLLE
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 115
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 114
‘Zwollenaren zijn trotser op hun stad geworden’
Henk Jan Meijer groeide in zijn rol als
burgemeester Annèt Bootsma – van Hulten
en Steven ten Veen 116
De burgemeesters van Zwolle
Steven ten Veen 123
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 17 en slot: Dromen tussen
Groot Zwolle en Madurodam (1969)
Jan van de Wetering 136
‘Oom Paul veroverde weer aller hart’
Het bezoek van Paul Kruger aan Zwolle
Frank Inklaar 154
Een wolkammer aan de Molenstraat
(Thomas a Kempisstraat) in de Zwolse
Nieuwstad: Philip Peter Banck (1787-1859)
Geert Banck 161
Boeken 173
Mededelingen 175
Auteurs 177
Cover: Burgemeester Henk Jan Meijer op de fiets op
het Grote Kerkplein en zijn voorgangers. Zie voor
namen het artikel op p. 123 e.v. (Gemeente Zwolle
en collectie HCO)
Redactioneel
In dit nummer van het Zwols Historisch Tijdschrift
veel aandacht voor de burgemeesters
die Zwolle in het verleden hebben gediend.
Aanleiding daarvoor is het vertrek van Henk Jan
Meijer uit zijn ambt van burgervader. De eerste
Zwolse burgemeester in de huidige vorm was
Arnoldus Johannes Vos de Wael. Na hem zouden
er nog velen volgen, u vindt ze allemaal terug in
een overzicht van Steven ten Veen. Samen met
Annèt Bootsma interviewde hij ook scheidend
burgemeester Henk Jan Meijer over zijn ambtsperiode
in Zwolle, met als conclusie dat de Zwollenaren
de afgelopen negentien jaar trotser op hun
stad zijn geworden.
Frank Inklaar stofte de oude kranten af die
verslag doen van het bezoek van Paul Kruger aan
Zwolle in de zomer van 1901. Deze voormalige
president van de Zuid-Afrikaansche Republiek
(1883-1900) was mateloos populair in ons land.
En in Zwolle was dat niet anders.
Jan van de Wetering brengt ons in de slotaflevering
van zijn reeks over de jaren zestig terug
naar het Zwolle van het jaar 1969 en u bent vast
gewaarschuwd, sommige illustraties zijn fel realistisch
van aard.
Geert Banck geeft een uitgebreide beschrijving
van de Molenstraat (nu Thomas a Kempisstraat)
en omgeving in de eerste helft van de negentiende
eeuw, toen ‘rafelrand’ van Zwolle. Hij doet dat aan
de hand van het leven van zijn voorouder Philip
Peter Banck, een wolkammer die daar zijn nering
dreef. De straat maakte deel uit van de Nieuwstad,
door historicus Thomas de Vries ooit met enige
overdrijving ‘een eldorado voor smokkelaars’
genoemd.
Ten slotte, let op de Mededelingen, met informatie
over de nieuwe editie van de Grote Zwolle Quiz.
Veel leesplezier!
■■■■ 11 11-
116 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
‘Zwollenaren zijn trotser op hun stad geworden’
Henk Jan Meijer groeide in zijn rol als burgemeester
Mr. A.J. Vos de Wael was in de vorm
waarin we het burgemeesterschap
sinds twee eeuwen kennen in 1813 de
eerste burgemeester van Zwolle. Liefst 42 jaar
bekleedde hij dit ambt. Burgemeester Henk Jan
Meijer was de vijftiende in rij, twee waarnemers
niet meegerekend. Een vergelijking met zijn
illustere voorganger in de negentiende eeuw valt
uiteraard nauwelijks te maken. Het grootste deel
van de bevolking leefde toen in bittere armoede
en de blauwe dood (cholera) waarde door de
stad. Maar toch zijn er overeenkomsten te vinden.
Bijvoorbeeld de groei van de stad. Toen Vos
de Wael burgemeester werd, telde Zwolle amper
13.000 inwoners, bij zijn vertrek in 1855 waren
het er bijna 19.000. Ook Meijer heeft het inwonertal
sterk zien groeien: van 105.000 in 2000
naar meer dan 128.000 nu. Vos de Wael was,
ondanks de standencultuur die in Zwolle heerste,
voor de bevolking goed te benaderen. Hij ging
dan wel deftig gekleed, in een kniebroek, schoenen
met zilveren gespen en een pruik, maar als
hij een wandeling door de stad maakte sprak hij
met iedereen. Ook burgemeester Meijer had er
plezier in aangesproken te worden, maar anders
dan zijn illustere voorganger heeft hij die rol van
burgervader in de loop der jaren wel moeten
leren.
Burgemeester Henk
Jan Meijer in gesprek
met Annèt Bootsma
en Steven ten Veen op
het terras van de Hofvlietvilla,
met uitzicht
op het Kraanbolwerk
(de voormalige locatie
van Schaepman’s Lakfabrieken)
en het daar
verrezen appartementengebouw
De Stelling
en met inkijk in de
Thorbeckegracht,
22 augustus 2019.
(Foto Hessel Bootsma)
Annèt Bootsma –
van Hulten en
Steven ten Veen
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 117
We spraken met Henk Jan Meijer op een mooie
zomerse dag in augustus op het terras van de
Hofvlietvilla, een van zijn favoriete plekjes in de
stad. Toen hij in 2000 in Zwolle kwam, lag de villa
– met een overdaad aan hosta’s in de tuin – er op
die prachtige plek nog armoedig bij en bevond
zich aan de andere kant van de stadsgracht het
grauwe fabriekspand van Schaepman. Meijer
prijst zich gelukkig dat die situatie totaal anders
is geworden. ‘We zitten hier over de stadsgracht,
maar jarenlang werd de stadsgracht als de grens
van de binnenstad beschouwd. Ze was als het ware
een mentale barrière. We hadden de discussie over
de bibliotheek, die moet in de binnenstad blijven
werd er gezegd. Maar in de binnenstad hebben
we niet zoveel ruimte dat we er een mooie bibliotheek
en een mooie bioscoop kunnen bouwen.
Dus moet je over de stadsgracht heen. Hedon zit
er ook buiten. Omdenken noemde ik dat wel ’s in
het college.’
Toen Zwolle in 2000 een nieuwe burgemeester
moest krijgen, was het een harde wens van de
gemeenteraad dat hij of zij voor langere tijd dit
ambt zou gaan bekleden. Aan Loek Hermans en
Jan Franssen werden wel goede herinneringen
bewaard, maar na respectievelijk vier en zes jaar
waren zij alweer vertrokken. Zij zagen de hoofdstad
van Overijssel als een mooie tussenstap in
hun carrière. Henk Jan Meijer, wethouder in Den
Haag en toen 48 jaar oud, wilde graag aan die
voorwaarde voldoen. Elf jaar was hij wethouder
in Den Haag geweest, het burgermeesterschap
lonkte. ‘Ik zette hoog in. Het moest een gemeente
met meer dan 100.000 inwoners zijn met een historische
binnenstad en het liefst boven de grote
rivieren. Ik heb naar Amersfoort gesolliciteerd,
maar dat werd het niet. Mag ik achteraf misschien
wel blij mee zijn. De centrumfunctie van Zwolle
is veel groter en ik wist meteen dat deze stad veel
meer potentie heeft dan het inwonertal doet vermoeden.’
Wennen
Van de negentien jaar dat Meijer eerste burger
van Zwolle was, beschouwt hij het eerste als zijn
moeilijkste. ‘Ik moest echt aan mijn nieuwe positie
wennen. In Den Haag heerst een heel andere
mentaliteit dan in Zwolle. Daar zijn de mensen
veel directer, zeggen meteen wat ze van iets vinden.
Hier kijkt men de kat uit de boom, lig je snel
onder het vergrootglas en wordt gezegd “doe maar
gewoon, dan doe je al gek genoeg.” Daar moest ik
wel aan wennen. Nee, het eerste jaar viel niet mee.’
Bovendien kende Meijer de hoofdstad van Overijssel
amper. ‘Ik kwam hier wel ’s bij twee vrienden
uit m’n studententijd op bezoek, maar in de binnenstad
was ik nog nooit geweest. Zwolle kende ik
zo’n beetje alleen van de stop bij De Toerist als we
op weg waren naar familie in Oost-Groningen.’
Na dat moeilijke eerste jaar bouwde Meijer
steeds meer gezag op, leerde men hem kennen als
een bekwame bestuurder die hard werkte, boven
de partijen stond (wie wist dat hij lid van de VVD
was?) en feilloos aanvoelde waar de kansen van
Zwolle lagen. ‘Toen na zes jaar mijn herbenoeming
aan de orde was, heb ik gekscherend gezegd
dat ik misschien wel tot aan mijn pensionering in
Zwolle zou blijven. Dat was een grapje, maar zo
is het wel gegaan. Of ik minder ambitie had dan
mijn voorgangers? Tijdens mijn tweede termijn
heb ik wel eens om me heen gekeken naar iets
nieuws, maar niet zo actief. En ik begreep dat
ik bij vertrek ook iets los zou laten. Ik kon goed
besturen, kon mijn werk doen, had draagvlak en
Henk Jan Meijer in zijn
rol als burgemeester bij
de landelijke intocht
van Sinterklaas in
Zwolle, november 2003.
(Gemeente Zwolle)
■ ■■■
11 11-
118 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
groeide nog steeds in mijn rol als burgemeester.
Ik zit trouwens nog steeds in die groeistand. De
laatste maanden zei ik wel eens in het college dat
we bepaalde zaken volgend jaar anders zouden
kunnen gaan doen om me vervolgens te realiseren
dat ik er dan niet meer bij ben.’
Binnenstad
Wat Meijer verbaasde toen hij burgemeester van
Zwolle werd, was dat er in het collegeprogramma
niets over de binnenstad stond. ‘In Den Haag
was ik de wethouder van de binnenstad geweest.
Eigenlijk moet je voortdurend aandacht aan de
binnenstad besteden. Een van de eerste dingen
die ik in Zwolle heb gedaan, was een gesprek
aangaan met de ondernemers van de binnenstad.
Daar werden we het er over eens dat er wat aan de
Grote Markt en de Melkmarkt moest gebeuren en
dat we als gemeente en ondernemers meer met
elkaar moesten samenwerken. De plannen om het
Broerenkerkplein autovrij te maken leverden een
geweldige discussie op. Toen het eenmaal gerealiseerd
was, was iedereen blij. Over de sloop van
de panden aan de Melkmarkt waar de Primark is
gekomen, is ook lang discussie gevoerd. Daar ben
ik nog door mijn voorganger Drijber over aangesproken.
Maar opvallend gladjes is de besluitvorming
over de uitbreiding van De Fundatie verlopen.
Daar ging het om een spannend project, waar
een beetje durf voor nodig was. En Zwolle durfde
dat aan, een bewijs dat men hier grootstedelijker
is gaan denken. Je ziet trouwens de functie van
de binnenstad veranderen: minder winkels, meer
horeca en cultuur.’
Benut je mogelijkheden, is altijd de leidende
draad in het beleid van Meijer geweest. ‘Ik ben
niet zo’n visionair. Toen ik hier in 2000 kwam,
De burgemeester op de
fiets, Grote Kerkplein.
(Gemeente Zwolle)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 119
wist ik niet hoe Zwolle er in 2019 uit zou zien. Ik
zal dus ook niet zeggen hoe de stad in bijvoorbeeld
2030 zal zijn. Ik heb veel meer gestuurd op
het benutten van je mogelijkheden. Ik kan geen
boeken in een kerk bedenken en een koepel op
De Fundatie. Daar heb je mensen voor nodig die
initiatieven nemen en die wij als gemeente dan
faciliteren. Zwolle heeft meer dingen die buiten de
stad bekend zijn. Toen ik hier kwam, was dat De
Librije, maar daar hield het ongeveer wel bij op.
Nu praat men over Waanders in de Broeren en De
Fundatie en vijf jaar geleden hebben we een periode
gehad dat PEC Zwolle een geweldig uithangbord
voor de stad was. Als ik bij een minister of
staatssecretaris op bezoek was, praatte je de eerste
vijf minuten altijd over dat soort zaken. Minister
Ivo Opstelten begon altijd over PEC. Als je meer
aanknopingspunten hebt, krijg je een breder beeld
van de stad. Wat een mooie binnenstad hebben
jullie, wat doen jullie het economisch goed. Dat
soort associaties krijg je er ook bij en dan heb je
een mooi gesprek. Want dan praat je vanuit een
zelfbewuste positie in plaats van een positie waarbij
je de hand moet ophouden. Als ik naar de toekomst
kijk zou ik zeggen, houd dit soort dingen
vast.’
Adviezen
Kijkend naar de toekomst van Zwolle blijft Meijer
terughoudend. Hij wil zijn opvolger niet voor de
voeten lopen. Maar adviezen heeft hij natuurlijk
wel. ‘Het stationsgebied bijvoorbeeld beter benutten.
Het is ook een prachtige ontmoetingsplek.
Binnen een uur of anderhalf uur kunnen mensen
vanuit een groot deel van het land elkaar hier
ontmoeten. De spoorzone is een goede plek om
woningen te bouwen voor tweepersoonshuishoudens
die korte tijd in Zwolle willen wonen. Een
Zwolle-Zuid of Stadshagen moet er in Zwolle niet
bij komen. Er zijn voldoende mogelijkheden om
een paar duizend woningen te bouwen waarbij de
bewoners dan op bestaande voorzieningen terug
kunnen vallen. En als er besloten wordt om in
Berkum-Zuid te bouwen, kan het winkelcentrum
daar uitgebreid worden.’ Meijer is er ook voorstander
van om het station en de binnenstad meer
met elkaar te verbinden ‘Als er een passarel over
het spoor komt, heb je een aantrekkelijke route
om naar de binnenstad te lopen.’
Meijer heeft de stad niet alleen groter zien
worden, maar ook het zelfvertrouwen van de
Zwollenaren zien groeien. ‘Toen ik in Zwolle
begon, verliep de besluitvaardigheid stroperig.
Over de bouw van een nieuw theater en een nieuw
stadion werd bijvoorbeeld gezegd: kan dat allemaal
hier wel. De PvdA vond een nieuw theater
elitair, anderen wilden een onderzoek naar een
andere plek. En dan waren er twijfels over de
grootte van beide accommodaties, waren ze niet
te groot voor Zwolle? Waarbij uit het oog werd
verloren dat PEC er niet alleen is voor de voetballiefhebbers
uit Zwolle maar uit de hele regio. En
hetzelfde geldt voor het theater. Door dit soort
discussies kan de besluitvorming eindeloos worden
vertraagd. Je moet de moed hebben om een
besluit te nemen. Zoals dat bijvoorbeeld met de
Grote Kerk is gegaan. Dat gebouw is niet alleen
een kerk, maar ook een monument waar je op
andere manieren gebruik van kunt maken.’
Regio
De samenwerking binnen de regio is misschien
wel een van de grootste verdiensten die Meijer
voor Zwolle heeft gehad. Aanvankelijk bestonden
er slechts losse contacten tussen de gemeenten en
werd er soms ook met enig wantrouwen naar de
Theater de Spiegel werd
op 30 september 2006
officieel geopend door
koningin Beatrix. (Provincie
Overijssel)
■ ■■■
11 11-
120 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
grootste stad gekeken. Bijvoorbeeld door Kampen,
dat scholen voor hoger onderwijs zoals de
kunstacademie en de school voor journalistiek
naar Zwolle zag vertrekken. Het is de positie die
Zwolle inneemt die het tot de vanzelfsprekende
hoofdkern maakt waar bedrijven als Zara, Primark
en Ikea zich vestigen. Er zijn geen concurrerende
steden in de buurt. ‘Maar dat neemt niet
weg dat je moet proberen om je in de anderen te
verplaatsen, dat je elkaar respectvol moet behandelen’,
vindt Meijer. Mede vanuit die gedachte
is een regioverband ontstaan waar niet minder
dan 21 gemeenten aan meedoen en waarbij ook
bijvoorbeeld het bedrijfsleven en het onderwijs
vertegenwoordigd zijn. ‘De structuur is licht, we
hebben slechts een soort dagelijks bestuur en
tweemaal per jaar wordt er een Regiodag gehouden.
De laatste was in Dronten. De opzet is om
begrip voor elkaar te hebben, elkaar ook wat te
gunnen. In tegenstelling tot Twente hebben we
hier niet zo’n duidelijke regio, maar toch hebben
ze daar veel meer ruzie met elkaar. Misschien
ook wel omdat er drie grotere steden zijn. In onze
regio is Zwolle de grootste, het boegbeeld. Maar je
moet wel bescheiden blijven.’
De manier waarop binnen de regio Zwolle
wordt samengewerkt, is landelijk bekend en ontmoet
waardering en bewondering. Ook in Den
Haag, waarmee goede contacten bestaan. ‘Je moet
er een goed netwerk hebben’, zegt Meijer. ‘Maar
contacten met anderen zijn minstens zo belangrijk,
zoals op ambtelijk niveau, met Kamerleden
en met andere steden. Daarom vind ik het ook
noodzakelijk dat de wethouders in allerlei clubjes
zitten. Zo krijg je informatie. Blijf naar buiten kijken,
je doet het niet alleen, je bent onderdeel van
een geheel.’
Burgervader
Van burgemeester is Meijer in de loop der jaren
ook in een burgervader veranderd. Dat ging niet
vanzelf. ‘Ik ben van nature vrij terughoudend.’
Maar de burgemeester werd in de loop der jaren
steeds spontaner en toegankelijker, ook tijdens
het carnaval zonder dat je kunt zeggen dat hij een
echte carnavalsvierder is. ‘De rol van burgervader
betekent bijvoorbeeld dat je naar plekken gaat van
een brand of een ongeluk. Je praat er met slachtoffers,
biedt vanuit je functie troost. Dat heb ik moeten
leren. Je merkt dat het helpt als je troostend
je arm om een slachtoffer legt en hem of haar een
jaar later nog eens belt om te vragen hoe het gaat.
Je ziet dat het betekenis heeft.’
Veel vaker kreeg Meijer als hij samen met zijn
vrouw Petra in de stad wandelde ook de blikken
van voorbijgangers op zich gericht. ‘Kijk, dat is
de burgemeester’, werd er dan gezegd. Vooral
het laatste half jaar toen bekend was dat hij met
pensioen zou gaan, werd hij vaak aangesproken.
‘We willen u even bedanken voor wat u voor de
De samenwerking binnen
de Regio Zwolle is
provincie overschrijdend
en betreft een
groot aantal gemeenten,
een uniek fenomeen
in Nederland.
(Uit: Lange lijnen)
■■■■
fitten en cijfers:
21 gemeenten
730.000 inwoners
4 provincies
3,3% economische groei in 2017
22,8 mnl bruto regionaal product
16,5 mrd exportwaarde
10 mnl importwaarde
76% familiebedrijven
57.645 bedrijfsvestigingen, waarvan
70% eenmanszaken
65% van de banen is te vinden in het MKB
41.020 personen werken in de industrie
339.550 arbeidsplaatsen
Meppel
SiaphorSI De Wolden
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 121
stad heeft gedaan’, kreeg hij dan te horen. ‘Wat er is
gedaan, kan ik natuurlijk niet alleen op mijn conto
schrijven. Maar het deed me wel goed, ik was er
best trots op.’
Over de vraag of Meijer na zijn pensionering
in Zwolle zou blijven wonen, is niet lang nagedacht.
‘Daar hebben we geen seconde over getwijfeld.
We voelen ons hier thuis, onze beide dochters
zijn hier opgegroeid en we hebben hier van alles
meegemaakt. Mijn vrouw Petra werkt op het stagebureau
van Talentstad en dochter Merle (18) zit
op het Meander. Laura (20) studeert psychologie
in Leiden.’ Zelf zal hij als oud-burgemeester ook
nog van alles te doen hebben. Zo is hij voor de
VVD lid van de Eerste Kamer en is hij presidentcommissaris
van Wildlands Adventure Zoo, de
dierentuin in Emmen.
Trots
Het is aardig om aan het einde van dit artikel nogmaals
een vergelijking te maken met Vos de Wael.
In zijn Geschiedenis van Zwolle schreef Thom. J.
de Vries, gemeentearchivaris in de jaren zestig, dat
deze burgemeester Zwolle bracht van de diepste
armoede tot een opmerkelijke graad van bloei.
Toen hij begon zag Zwolle grauw van ellende; toen
hij aftrad in 1855 waren er tenminste twee stoomwerktuigen
en een gasverlichting.
Als burgervader bij
het slot defilé van de
Avondvierdaagse.
(Foto Frans Paalman)
Koningsdag 2016 in
Zwolle. (Foto Pedro
Sluiter)
■ ■■■
11 11-
122 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
‘De oudere Zwollenaren waren trots op hun burgemeester
en op hun stad.’ Henk Jan Meijer trof in
2000 geen stad in armoede aan, maar er was wel
werk aan de winkel. Hij zorgde er voor dat er niet
alleen over de grenzen van de gracht, maar ook die
van de stad en van de provincie heen werd gekeken,
waardoor een constructieve samenwerking met
de regio is ontstaan. Twee belangrijke projecten
die tot stand zijn gekomen, theater De Spiegel en
het stadion van PEC Zwolle, hebben een capaciteit
gekregen die is afgestemd op de centrumfunctie die
Zwolle in deze regio heeft. En de Zwollenaren zijn
in de afgelopen negentien jaar trotser geworden op
hun stad en hun burgemeester.
Literatuur
Vries, Thom.J. de, Geschiedenis van Zwolle, dl II.
(Zwolle 1961)
Groepsfoto bij een naturalisatieceremonie in de Schepenzaal. (Foto Cathelijn
van den Akker)
Burgemeester Meijer tussen een oud en een nieuw Zwols icoon, de Peperbus en
de Fundatie. (Gemeente Zwolle)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 123
De burgemeesters van Zwolle
De steden in ons land, waaronder Zwolle,
wisten eeuwenlang redelijk autonoom
te blijven binnen het centrale gezag van
landsheer, staten of stadhouder. Alle belangrijke
zaken, inclusief defensie, rechtspraak en regels
waaraan de bewoners zich dienden te houden,
werden doorgaans door het stadsbestuur bepaald.
Dit veranderde met de komst van de Fransen, de
Bataafse Republiek, het Koningrijk Holland en
vervolgens de inlijving bij Frankrijk. Nadat in
1813 Napoleon was verslagen en twee jaar later
het Koninkrijk der Nederlanden werd gesticht,
werd de verhouding van de steden tot het Rijk
in 1824 wettelijk vastgelegd. Zwolle schikte zich
echter al veel eerder in deze nieuwe orde. Daarmee
kan burgemeester A.J. Vos de Wael de eerste
burgemeester van dit nieuwe tijdperk worden
genoemd. In de rij van Zwolse burgemeesters
sindsdien is de pas aangetreden Peter Snijders
nummer zestien.
A.J. Vos de Wael, 1813-1855
Arnoldus Johannes Vos de Wael (1787-1859), lid
van een vooraanstaande Zwolse katholieke (!)
familie was 42 jaar lang burgemeester van Zwolle.
In zijn Geschiedenis van Zwolle schreef stadsarchivaris
Thom. J. de Vries dat onder zijn bewind
Zwolle was omgevormd van een middeleeuwse
stad tot een moderne provinciale hoofdstad. Dat
dan wel bekeken door de ogen van de negentiende
eeuw. Allerlei voorzieningen die nu als
normaal en onontbeerlijk worden beschouwd,
ontbraken toen en de meeste inwoners van de stad
verkeerden in bittere armoede. Maar onder het
bewind van Vos de Wael werden verbeteringen
tot stand gebracht die Zwolle de weg naar meer
economische voorspoed en ontplooiing boden,
zoals de aanleg van de Willemsvaart. Volgens De
Vries werd daarvoor echter wel een hoge prijs
betaald: prachtige monumenten uit het verleden
sneuvelden onder de slopershamer, zoals het oude
raadhuis en het wijnhuis, de raadstoren, en vele
poorten waaronder de Vispoort en de Grote Jan
Baghs. ‘Indien Zwolle destijds de beschikking had
gehad over een stadsbestuur, dat oog had voor het
werkelijke schone, dan had men toen van Zwolle
het mooiste stadje van Nederland kunnen maken’,
aldus De Vries, die Vos de Wael portretteerde als
een perfecte democraat in een ondemocratische
wereld. Iedere dag maakte de burgemeester een
flinke wandeling door de stad en sprak dan met
iedereen. Iedere morgen en iedere middag kwam
hij een half uurtje op het stadhuis om de ingekomen
stukken te zien, de uitgaande te tekenen en te
vernemen wat er van doen was…
Burgemeester A. J. Vos
de Wael. (Collectie
HCO)
Steven ten Veen
■■■■ 11 11-
124 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Mr. J.A.G. baron de Vos van Steenwijk, 1855-1867
Was zijn voorganger geliefd in Zwolle, van Jan
Arend Godert de Vos van Steenwijk (1818-1905)
kon dat niet worden gezegd. Bij Vos de Wael kon
iedereen terecht, De Vos van Steenwijk liet zich
zelden zien. Hij bestuurde de gemeente vanaf
zijn buitenverblijf Mataram tussen Wijthmen en
Dalfsen en kwam alleen als dat nodig was met
zijn vierspan naar het stadhuis om stukken te
ondertekenen of incidenteel de raad voor te zitten.
Het feit dat De Vos van Steenwijk zich maar af
en toe vertoonde in de stad kwam mede doordat
hij het burgemeesterschap combineerde met het
lidmaatschap van de Eerste Kamer. Hoogtepunt
tijdens zijn ‘bewind’ was de aansluiting van Zwolle
op het spoorwegnet. Op 4 juni 1864 arriveerde de
eerste trein waarvoor heel Zwolle uitliep. De Vos
van Steenwijk trad drie jaar later tamelijk onverwachts
af. Een afscheidsfeest werd niet gehouden,
wel kreeg hij een ‘modern’ cadeau, namelijk een
album met foto’s van Zwolle. De Vos van Steenwijk
vestigde zich in Den Haag, en werd vanaf
1874 voorzitter van de Eerste Kamer. Hij verliet de
Kamer in 1880 vanwege zijn benoeming tot Commissaris
van de Koning in Utrecht, maar omdat
hij weigerde naar Utrecht te verhuizen, kwam daar
in 1881 al weer een einde aan.
Jhr. W.C.T. van Nahuijs, 1867-1897
Burgemeester was hij geweest van achtereenvolgens
Diepenheim, Ambt Almelo, Stad Ommen,
Ambt Ommen, Wijhe en Enschede toen Willem
Christiaan Theodoor van Nahuijs (1820-1901)
tot burgemeester van Zwolle werd benoemd. De
overstap van Enschede naar Zwolle was in die tijd
een promotie, Enschede was nog slechts een dorp.
Echter wel een dorp dat in 1862 door een hevige
brand voor een groot deel in de as was gelegd. Bij
de wederopbouw was Van Nahuijs zo voortvarend
te werk gegaan, dat hij geschikt werd geacht voor
het burgemeesterschap van de hoofdstad van
Overijssel. Omdat hij uit een dorpsmilieu kwam,
had hij tijd nodig om aan de stad te wennen. Hij
zocht zijn relaties vooral in de Groote Sociëteit
en openlijk werd gezegd dat belangrijke benoe-
Het oude, begin negentiende eeuw gesloopte stadhuiscomplex van Zwolle. Vlnr.
het Mosterthuis, het meentehuis en het achter één gevel gelegen raadhuis en
wijnhuis. Aan het Mosterthuis hangt een walviskaak, ten teken dat hier recht
gesproken werd. (Reproductie tekening Cornelis Pronk, 1732, collectie HCO)
Burgemeester mr.
J.A.G. baron de Vos van
Steenwijk. (Collectie
HCO)
Burgemeester jhr. W.C.T. van Nahuijs. (Collectie
HCO)
■■■■ 11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 125
mingen hier tot stand kwamen. Van Nahuijs kon
nog wel eens in woede uitbarsten als iets hem niet
zinde. Dan bulderde zijn stem door het stadhuis,
waar overigens maar vier klerken werkten… De
burgemeester, klein van stuk, woonde in het pand
waar Grand Hotel Wientjes uit voortgekomen is.
Dertig jaar was hij eerste burger van Zwolle en
onder zijn leiding is veel tot stand gekomen, zoals
rond 1870 de vestiging van de centrale werkplaats
van de spoorwegen bij het station en de aanleg van
de nieuwe Katerveersluis en verdere verbeteringen
van de Willemsvaart. In dezelfde tijd vond de
uitbreiding van de gemeentereiniging plaats die
de hygiëne in de stad sterk verbeterde, de stichting
rond 1880 van een gemeentelijk ziekenhuis (het
Sophia) en rond 1890 de aanleg van een centrale
drinkwaterleiding. Het inwonertal van de stad
groeide van 20.000 naar 30.000. Toen hij in 1897
op 77-jarige leeftijd aftrad, was zijn gezondheid zo
slecht dat hij kort daarna overleed.
Mr. dr. I.A. van Roijen (1897-1933)
Isaäc Antoni van Roijen (1859-1938) was een
geboren en getogen Zwollenaar. Zijn wieg stond
in de Bloemendalstraat. Net zoals zijn vader en
grootvader was hij naast zijn praktijk als advocaat
actief in de politiek. Toen door het vertrek van Van
Nahuijs een nieuwe burgemeester werd gezocht,
deed het raadslid mr. P.J.G. van Diggelen zijn best
om deze functie in de wacht te slepen. De man was
mede vanwege zijn gewoonte om altijd de eerste
viool te willen spelen echter verre van populair, in
tegenstelling tot wethouder Van Roijen die werd
voorgedragen en benoemd. In zijn lange ambtsperiode
kreeg Van Roijen te maken met de opkomst
van links in de politiek. De verkiezing in 1903 van
de eerste socialist in de gemeenteraad – K. Admiraal
– zorgde nog niet voor een ‘revolutie’, maar de
sfeer werd anders toen de marxist Henk Sneevliet
vier jaar later raadslid werd, want die legde zich
toe op het omverwerpen van de bestaande orde.
Zijn raadslidmaatschap duurde overigens slechts
kort, hij vertrok uit Zwolle en zou later internationale
bekendheid krijgen als revolutionair in
Nederlands-Indië en China. In 1919 verschenen
ook de eerste twee vrouwen in de raad, voor de
SDAP en de Vrije Liberalen. Van Roijen was gezien
De jonge burgemeester
mr. dr. I.A. van Roijen
in zijn ambtskostuum.
(POZC, 26 jan. 1933)
Tot 1931 werden koeien verhandeld op de Beestenmarkt (nu Harm Smeengekade),
varkens aan de Pannekoekendijk en paarden op de Brink. Vanwege toenemend
ruimtegebrek en overlast werden alle markten begin jaren dertig op één
locatie samengebracht. Deze nieuwe veemarkt werd op 30 april 1931 geopend
door burgemeester Van Roijen, de grote man met lichte hoed in het midden.
(Collectie HCO)
■ ■■■
11 11-
126 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
in Zwolle, hij was minzaam, benaderbaar en sprak
zo nodig Zwols, maar hij bestuurde de stad als een
ouderwetse en behoudende regent. Hij zette de
rem op alle investeringen die de stad geld konden
kosten, met als gevolg dat Zwolle zich begin twintigste
eeuw weinig ontwikkelde. Tijdens een van
de laatste jaren van zijn ambtsperiode beleefde
Van Roijen nog wel een hoogtepunt: de opening
op 15 januari 1930 van de IJsselbrug, die mede
op initiatief van zijn vriend, oud-wethouder en
minister van Waterstaat mr. H. van der Vegt was
gerealiseerd. In datzelfde jaar opende hij, zelf oudleerling,
ook het nieuwe gebouw van het gymnasium
aan de Veerallee en een jaar later de nieuwe
veemarkt. Toen Van Roijen per 1 februari 1933
aftrad, geloofde half Zwolle dat hij zou worden
opgevolgd door zijn zoon, die in Amsterdam een
drukke praktijk als advocaat had. Maar het werd
zijn schoonzoon, Jacob Evert de Vos van Steenwijk.
Dr. J.E. baron de Vos van Steenwijk, 1933-1937
Toen Jacob Evert de Vos van Steenwijk (1889-
1978) tot burgemeester van Zwolle was benoemd,
zei een van zijn vrienden: ‘Wat gebeurt er als een
astronoom burgemeester wordt? Dan helpt hij
zijn gemeente naar de maan.’ De in Zwolle geboren
De Vos van Steenwijk was namelijk wis- en
sterrenkundige. Hij had ook politieke aspiraties,
wat hem er toe bracht om te solliciteren naar het
burgemeesterschap van Zwolle. Minister Ruys de
Beerenbrouck vond dat De Vos van Steenwijk het
maar moest proberen. ‘In een kleine gemeente kan
ik u niet gebruiken, in een grote zal het misschien
wel gaan’, zou hij hebben gezegd, want dan konden
de ambtenaren hem voldoende ondersteunen…
Onder het bewind van de nieuwe burgemeester
ging een heel andere wind waaien dan tijdens
het bewind van zijn schoonvader het geval was
geweest. De Vos van Steenwijk was een buitengewoon
welwillend man, waardoor de sfeer in
Groepsfoto van het college
van B en W en de
Zwolse gemeenteraad
in de Schepenzaal op
26 januari 1933, ter
gelegenheid van het
afscheid van burgemeester
Van Roijen.
(Collectie HCO)
Burgemeester dr. J.E.
baron de Vos van Steenwijk.
(Collectie HCO)
■■■■ 11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 127
de raad prettiger, menselijker en minder formeel
werd. De raadsvergaderingen duurden echter wel
eindeloos, want de voorzitter hield de teugels niet
strak. Dat De Vos van Steenwijk grotere ambities
had, zou al snel blijken. Amper vier jaar na zijn
aantreden in Zwolle werd hij namelijk al benoemd
tot burgemeester van Haarlem en niet veel later tot
Commissaris van de Koningin in Noord-Holland.
Die functie zou hij echter slechts twee jaar uitoefenen,
omdat hij door de Duitse bezetter werd
afgezet. Na de oorlog werd hij president-curator
van de Leidse Universiteit.
A. van Walsum, 1938-1940
Het burgemeesterschap van Arnoldus van
Walsum (1890-1957), die lid was van de Christelijk
Historische Unie (CHU), duurde slechts
twee jaar. Op 26 juni 1940 werd hij als eerste
burgemeester van Nederland door de Duitsers
ontslagen. De diepgelovige Van Walsum was
voor Zwolle een totaal onbekende. Op 25-jarige
leeftijd werd hij al burgemeester van Krimpen
aan de IJssel, waarmee hij de jongste persoon in
Nederland was die dit ambt bekleedde. Daarna
was hij tien jaar burgemeester van Vlaardingen. In
Zwolle ontpopte Van Walsum zich als een dorpsburgemeester
die zich met allerlei nietige details
bemoeide. Toen begin 1940 de oorlog dreigde,
nam hij een historisch raadsbesluit: de gemeente
schafte voor 4.500 gulden zestig karabijnen aan
voor de politie en de luchtafweer. Op de morgen
van de capitulatie sprak Van Walsum de Zwolse
bevolking via het lokale radiodistributienet toe.
Daarbij reageerde hij zeer ontdaan op het vertrek
van koningin Wilhelmina naar Londen. Hij veroordeelde
deze vlucht, ‘terwijl er nog jongens voor
haar in het vuur gaan.’ Hij gebruikte daarbij zelfs
de term ‘misdadig’, wat hem nog heel lang zou
worden nagedragen. Daar stond tegenover dat
Van Walsum officieren van de Sicherheitspolizei
in juni 1940 inzage weigerde in het bevolkingsregister,
omdat hij vermoedde dat ze op zoek waren
naar namen van Joodse families. Van Walsum
werd daarop eerst kort vastgezet en vervolgens uit
zijn ambt ontslagen. De toespraak voor de radiodistributie
noemde Van Walsum later ‘de fout van
mijn leven’. Het blokkeerde na de bevrijding ook
een mogelijke terugkeer in zijn functie als burgemeester
van Zwolle, waarop hij wel had gehoopt.
Zijn bestuurlijke carrière bleef daarna beperkt
tot waarnemend burgemeester in de jaren vijftig
van Waarder, Barwoutswaarder en Rietveld, drie
kleine gemeenten in Zuid-Holland.
Jhr. mr. M.P.M. van Karnebeek, 1940-1944,
waarnemend in 1945
Op 3 oktober 1940, nog geen vier maanden na de
bezetting van ons land, werd Maurits Peter Marie
van Karnebeek (1908-1985) als burgemeester van
Zwolle geïnstalleerd. Jhr. G.A. Strick van Linschoten,
de burgemeester van Zwollerkerspel, was na
het vertrek van Van Walsum korte tijd waarnemer
geweest. Van Karnebeek, liberaal maar politiek
ongebonden, was daarvoor burgemeester van
Zuidlaren. Tijdens zijn inhuldiging pleitte hij,
plichtsgetrouw als hij was, voor samenwerking
met de bezettende macht en eensgezindheid,
teneinde ‘het schip va A. van Walsum. (Collectie HCO) n dit gemenebest door de
■ ■■■
11 11-
128 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
branding van dezen moeilijken tijd veilig heen te
loodsen.’ Toen de Duitsers na de slag om Arnhem
besloten om de IJssellinie te versterken, kreeg Van
Karnebeek opdracht om mannelijke inwoners
van Zwolle in te schakelen voor het graafwerk. De
burgemeester weigerde dat en dook onder. Op 11
oktober 1944 werd hij uit zijn ambt gezet. Na de
bevrijding is hij nog een paar maanden waarnemend
burgemeester van Zwolle geweest. Terugkerend
van zijn onderduikadres werd hij al op 14
april 1945, de dag van de Zwolse bevrijding, door
het Militair Gezag geïnstalleerd. De zuivering
doorstond hij met vlag en wimpel, maar niettemin
trad hij in de herfst van 1945 plotseling af. Officieel
heette het dat Van Karnebeek zich gekrenkt
toonde door opmerkingen van de minister van
Binnenlandse Zaken over het gebrek aan beginselvastheid
van bestuurders die tijdens de oorlog
te lang op hun post waren blijven zitten. Maar
onofficieel speelde zijn scheiding ook een rol. Van
Karnebeek richtte zich daarna op de diplomatieke
dienst, waarbij hij onder andere ambassadeur in
Oslo was.
Mr. A. Meerkamp van Embden, 1944-1945
Het lag voor de hand dat Zwolle na het ontslag
van Van Karnebeek een NSB-burgemeester
zou krijgen Dat werd Adriaan Meerkamp van
Embden (1882-1954), die rijksarchivaris van
Zeeland en vanaf 1942 NSB-burgemeester van
Middelburg was geweest. De man stond bekend
als een wereldvreemde kamergeleerde en had
in Zwolle niets te vertellen, de bezetters maakten
de dienst uit. Dat kwam mede doordat het
hoofdkantoor van de Sicherheitspolizei werd
verplaatst van Den Haag naar Zwolle. De plaatselijke
ondergrondse ondervond daar de gevolgen
van, want velen van hen werden opgepakt
en gefusilleerd. Toen de Duitsers de burgemeester
opdracht gaven om mannelijke inwoners
van Zwolle aan te leveren voor het versterken
van de IJssellinie werden twintig vooraanstaande
Zwollenaren in gijzeling genomen met
de waarschuwing dat een aantal van hen zou
worden geëxecuteerd als er zich niet genoeg
gravers zouden melden. Na de bevrijding zei
Meerkamp dit als een fiasco van zijn beleid te
zien. Na zeven maanden hechtenis werd hij
mild gevonnist, met alleen ontzetting uit zowel
het actieve als passieve kiesrecht, omdat hij als
burgemeester daar waar mogelijk had geprobeerd
om de Duitse maatregelen te verzachten.
Hij keerde terug naar Zeeland en leidde daar tot
zijn overlijden een teruggetrokken leven.
Burgemeester Van
Karnebeek spreekt bij
de herbegrafenis van
Zwolse gefusilleerden
op Kranenburg in april/
mei 1945. (Foto Voerman,
collectie HCO)
Mr. A. Meerkamp van Embden (links) in 1934 op straat in Middelburg, toen hij
nog rijksarchivaris van Zeeland was. (Beeldbank Zeeland)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 129
Jhr. mr. G.A. Strick van Linschoten, 1946-1959
Gustaaf Adolf Strick van Linschoten (1894-1968)
– ‘Strick’ werd hij in Zwolle genoemd – was dertien
jaar burgemeester van Zwollerkerspel geweest
en daarvoor officier bij de cavalerie. Aan heel zijn
houding was te zien dat hij een statige aristocraat
was. Daarbij was hij nuchter, beminnelijk en
lichtelijk excentriek. Strick, lid van de Christelijk
Historische Unie (CHU), reed bij voorkeur met
de fiets door de stad. ‘Ja, van een auto schijnt een
soort cachet uit te gaan, maar misschien ben je
over zoveel jaar wel deftig als je op de fiets zit’,
zou hij er over hebben gezegd. Als burgemeester
was hij bij de bevolking geliefd, maar hij miste
daadkracht. In het kerspel, een pure plattelandsgemeente,
was dat niet zo erg, maar in Zwolle was
iemand nodig om de stad op sleeptouw te nemen.
Toen hij in het jaar van zijn afscheid (1959) door
Bibeb van Vrij Nederland werd geïnterviewd zei
hij het volgende er over: ‘Zwolle heeft een beetje
de naam gehad van een erg rustige, antieke stad.
Dat was vroeger, maar er is veel veranderd. Toch
als je eenmaal de naam hebt, verander je die
niet van vandaag op morgen.’ Gebeurde er dan
helemaal niets onder het bewind van Strick van
Linschoten? Zeker wel. De internationaal vermaarde
architect en stedenbouwkundige W.M.
Dudok werd eind jaren veertig aangetrokken om
een uitbreidingsplan en een structuurplan voor
de binnenstad te maken. Men wist echter geen
consensus te bereiken over zijn in 1951 gepresenteerde
ontwerp en Dudok haakte boos af. Vervolgens
werd stedenbouwkundige S.J. van Embden
gevraagd een plan te maken hoe Zwolle zou moeten
groeien. Als uitvloeisel daarvan werd op 17
september 1958 de eerste paal voor nieuwbouwwijk
Holtenbroek geslagen. Tegelijkertijd werd
een gemeentelijk structuurplan gepresenteerd met
daarin de ambitieuze doelstelling om op termijn
te groeien naar een stad met 200.000 inwoners…
Zwolle telde op dat moment zo’n 55.000 inwoners.
Drs. J.A.F. Roelen, 1960-1969
In de negen jaar dat de planoloog Johannes
Antonius Franciscus (Hans) Roelen (1920-2005)
burgemeester was, is er in Zwolle ontzettend veel
gebeurd. Er kwam met het Zwolle-IJsselkanaal
Burgemeester jhr.
mr. G.A. Strick van
Linschoten. (Collectie
HCO)
Burgemeester drs. J.A.F.
Roelen presenteert
een van de ambitieuze
groeiplannen van
Zwolle, oktober 1967.
(Collectie HCO)
■■■■ 11 11-
130 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
een verbinding tussen de IJssel en het Zwartewater,
Holtenbroek werd gebouwd en de aanleg van
de Aa-landen lag daarvan in het verlengde. Met
de komst van een fabriek van Scania Vabis haalde
Zwolle een grote vis binnen en veel oude Zwolse
bedrijven trokken uit de binnenstad naar nieuw
aangelegde industrieterreinen. De VVD’er Roelen,
die vanuit Delfzijl naar de Overijsselse hoofdstad
was gekomen, liet een totaal andere wind dan
zijn voorganger waaien. Met zijn frisse aanpak en
overtuigingskracht gaf hij de stad nieuwe dynamiek.
Belangrijk daarbij was dat Zwolle al een jaar
voor zijn aantreden door het Rijk was aangewezen
als ontwikkelingskern. Daarmee kwam geld
binnen dat kansen bood om de infrastructuur
belangrijk te verbeteren. De binnenstad ging
op de schop, rond de Broerenkerk werd driftig
gesloopt en daardoor ontstond een troosteloze
zandwoestijn waar een winkelcentrum moest
worden gebouwd. Ook de neogotische St. Michaëlkerk
met karakteristieke toren in de Roggenstraat
ging tegen de vlakte. Nauwelijks een woord
van protest in Zwolle, de stad was in de greep van
de vooruitgang en daar hoorde sloop bij. Door
de opheffing en annexatie van het grootste deel
van Zwollerkerspel in 1967 groeide het aantal
inwoners in dat jaar naar 73.000. Volgens de ontwikkelde
plannen zou de stad overigens nog veel
groter moeten worden, tot zeker 250.000 inwoners
in het jaar 2000. Ondertussen begon er wel
publieke discussie te ontstaan over de plannen van
de gemeente voor de bouw van een groot modern
stadhuis, naar een ontwerp van architect ir. J.J.
Konijnenburg, midden in de oude binnenstad. In
juli 1969 promoveerde Roelen naar Arnhem. Op
de vraag of Zwolle tijdens zijn verblijf was veranderd
zei hij: ‘Het is minder provinciaal geworden,
provinciaal dan in zijn slechte betekenis van
bekrompen. Het is allemaal wat royaler geworden,
wat meer open. Niet alleen uiterlijk, maar ook in
de denkwijze van de bewoners.’
Mr. J. Drijber, 1969-1980
Na al dat slopen dat nog steeds niet ten einde
was, was Zwolle zo langzamerhand wel toe aan
een periode waarin de zandwoestijn in de binnenstad
zou verdwijnen. Johannes (Job) Drijber
(1924-2016) was daar de ideale man voor. Als
burgemeester van Middelburg had hij al bewezen
hoe zorgvuldig met een monumentale binnenstad
moest worden omgegaan. In Zwolle
aangekomen trapte hij onmiddellijk op de rem
bij de sanering van de binnenstad. Waar dat nog
mogelijk was, werd sloop van panden die het
waard waren om behouden te blijven afgelast.
Zo leverde Drijber een essentiële bijdrage aan
de herwaardering van de oude binnenstad. De
lange en soms felle strijd rond de bouw van een
nieuw stadhuis kwam ook tot een goed einde. Op
15 mei 1976 vond de officiële opening plaats. In
dat jaar werd ook het Aldo van Eyckplan gerealiseerd,
een aansprekend stadsvernieuwingsproject
dat bekijks uit de hele wereld trok. Werd er
aan restauraties tussen 1960 en 1970 bijna 2 miljoen
gulden besteed, van 1970 tot 1980 vertwintigvoudigde
dat bedrag tot 39 miljoen. De Aalanden
verrezen en de grondslag voor de sprong
over het spoor, Zwolle-Zuid, werd gelegd.
De ambtsketen is sinds
1852 in gebruik in
Zwolle. Na het samengaan
van een groot
gedeelte van Zwollerkerspel
met Zwolle in
1967 kwam er een nieuwe
ambtsketen voor
de burgemeester. De
wapens van Zwolle en
Zwollerkerspel (Zwolle:
wit kruis op een blauw
vlak, Zwollerkerspel:
blauw kruis op een wit
vlak) met koggeschepen
(verwijzing naar de
Hanze) en een afgietsel
van het oudste stadszegel.
(Collectie HCO)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 131
In januari 2000 werd Drijber (als eerste!) het
ereburgerschap van Zwolle uitgereikt, op grond
van zijn bijzondere inspanningen voor de stad.
Mr. G. Loopstra, 1980-1990
Toen Gauke Loopstra in een artikel in de Zwolse
Courant (1925-2000) een dorpsburgemeester
werd genoemd, voelde hij zich danig in zijn wiek
geschoten. Toch was deze betiteling niet onvriendelijk
bedoeld. Zij was gebaseerd op de manier
waarop hij zijn ambt in Zwolle vervulde: vriendelijk,
onopvallend, bescheiden en vooral ook
menselijk. De benoeming van de in Leeuwarden
geboren Loopstra, evenals zijn beide voorgangers
lid van de VVD, was een verrassing. Via Finsterwolde
en Vlagtwedde was hij burgemeester van de
Noordoostpolder geworden, hij stond niet als een
hoogvlieger bekend en zou bij de invulling van de
vacature in Zwolle niet op de hoogste plek hebben
gestaan. Maar misschien was de stad na de turbulente
jaren zestig en zeventig wel aan een eerste
burger toe die het wat kalmer aan zou doen. Sneu
voor Loopstra was dat hij als bijnaam aan zijn
jaren in Zwolle de betiteling ‘Sloopstra’ overhield.
Burgemeester
mr. J. Drijber, ereburger
van Zwolle. (Collectie
HCO)
Mr. J. Drijber aan het
woord bij zijn installatie
tot burgemeester van
Zwolle op 24 november
1969 in de Schepenzaal.
(Foto Henneke, collectie
HCO)
■ ■■■
11 11-
132 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Toen in 1985 het Gouverneurshuis aan het Ter
Pelkwijkpark door een projectontwikkelaar werd
aangekocht en in grote haast gesloopt, duikelden
boze Zwollenaren over de burgemeester heen. Hij
had er echter nauwelijks of geen schuld aan. Het
Gouverneurshuis was geen monument, de sloop
kon niet worden verhinderd. Zwolle hield er wel
een gemeentelijke monumentenlijst aan over.
Drs. L.M.L.H.A. Hermans, 1990-1994
Loek Hermans (geb. 1951), de burgemeester met
de meeste voornamen (Louis Marie Lucien Henri
Alphonse) kende een kort verblijf in Zwolle. Het
Tweede Kamerlid van de VVD, toen 39 jaar oud,
barstte van de ambitie. In Zwolle wilde hij laten
zien wat hij in zijn mars had om vervolgens de
bestuurlijke weg omhoog te vinden. Dat lukte,
Burgemeester
mr. Gauke Loopstra.
(Collectie HCO)
Bekladding op het
Gouverneurshuis tegen
burgemeester Loopstra,
maart 1985. (Collectie
HCO)
■■■■ 11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 133
want in 1994 werd hij benoemd tot Commissaris
van de Koningin in Friesland en in het
tweede kabinet van Wim Kok was hij minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De ‘erfenissen’
die Zwolle van hem kreeg, waren het Natuureducatiepark
Ecodrome, gesloten in 2012, en De
Stadshof, het museum voor naïeve en outsiderkunst
in het voormalig Paleis van Justitie aan de
Blijmarkt, dat ook allerminst een succes werd. In
tegenstelling tot de huidige bestemming van dat
gebouw: de Fundatie.
J. Franssen, 1994-2000
De opvolger van Hermans was opnieuw een liberaal
Tweede Kamerlid en van dezelfde leeftijd
als zijn voorganger: Jan Franssen (geb. 1951).
Een half jaar na zijn aantreden kon Franssen de
100.000ste inwoner van Zwolle verwelkomen. Op
27 november 1995 werd de eerste paal geslagen
voor de Vinexwijk Stadshagen, de eerste Zwolse
woonwijk aan de overkant van het Zwartewater.
Franssen bleef uiteindelijk twee jaar langer dan
Hermans in Zwolle om daarna Commissaris van
de Koningin in Zuid-Holland te worden. Jan
Franssen voelde zich zo thuis in Zwolle, dat hij er
De jonge burgemeester
Hermans. (Collectie
HCO)
Burgemeester Loek
Hermans met uitgever
Wim Waanders bij
de presentatie van het
eerste nummer van de
reeks Als de Dag van
Gisteren, 1991. (Collectie
HCO)
■ ■■■
11 11-
134 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
nog regelmatig terugkeert. Vlak voor zijn vertrek
in 2000 had hij een opmerkelijk interview met
de Zwolse Courant, waarin hij openlijk over zijn
homoseksuele geaardheid sprak.
Hermans en hij zouden ‘tussenpausen’ kunnen
worden genoemd. Met hun ambitie werkten
zij enthousiast mee aan de verdere ontwikkeling
van Zwolle, maar toen Franssen naar Den Haag
vertrok snakte de stad naar een bestuurder die
langere tijd op zijn post zou blijven.
Drs. H.J. Meijer, 2000-2019
Na twee burgemeesters die Zwolle zagen als een
mooie tussenstap in hun carrière was de stad toe
aan een eerste burger die niet met een schuin oog
naar een belangrijker positie keek. Die man was
Henk Jan Meijer, op 5 augustus 1951 geboren in
Wassenaar, lid van de VVD en wethouder in Den
Haag. Aan die wens van de gemeenteraad zou hij
voor de volle honderd procent voldoen, Meijer
bleef tot aan zijn pensioen dit jaar leiding aan de
stad geven. De stap van Den Haag naar de hoofdstad
van Overijssel, die zijn beide voorgangers
probleemloos maakten, kostte Meijer meer moeite.
Hij moest wennen aan de nieuwe rol die hij
speelde, maar toen hij eenmaal was ‘ingeburgerd’
ontpopte hij zich tot een bekwame bestuurder die
een zeer belangrijke bijdrage heeft geleverd aan
de positie die Zwolle nu heeft: een stad met een
sterke economische positie, een belangrijke cen-
Burgemeester Jan
Franssen met de honderdduizendste
inwoner
van Zwolle, de op
14 december 1994 in
Westenholte geboren
Kyra Mepschen. (Foto
Frans Paalman, collectie
HCO)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 135
trumfunctie en een potentie die nog lang niet volledig
is benut. Bij zijn afscheid in augustus 2019
werd hij tot ereburger van de stad benoemd. (Zie
ook het interview met Meijer op p. 116 e.v. en de
bespreking van het boek Lange lijnen op p. 173).
P.H. Snijders, 2019-
De nieuwe burgemeester van Zwolle zal er geen
moeite mee hebben om zich hier thuis te voelen.
Peter Snijders is immers vier jaar lang chef van het
kabinet van de Commissaris van de Koningin in
Overijssel geweest. De op 11 mei 1966 in Dalen
geboren Snijders studeerde bestuurskunde en
bedrijfskunde in Groningen, werd daarna beleidsmedewerker
bij de provincie Drenthe en vertrok
vervolgens naar het Provinciehuis in Zwolle. In
2005 werd hij wethouder in Coevorden, in 2007
burgemeester van De Wolden (Ruinen en omgeving)
en vier jaar later burgemeester van Hardenberg.
Wie deze plaats in Noordoost-Overijssel na
lange tijd weer eens bezoekt, zal verbaasd zijn over
de expansie die hier heeft plaats gevonden. Peter
Snijders heeft een jaar de tijd om met zijn echtgenote
Geeke en hun zoon (20) en dochter (18) naar
Zwolle te verhuizen.
Bronnen
Andere Tijden, ‘Burgemeester in oorlogstijd’, 7 mei
2006 https://www.anderetijden.nl/aflevering/390/
Burgemeester-in-oorlogstijd
Bootsma-van Hulten, Annèt en Wil Cornelissen,
‘Mr. Job Drijber, ereburger van Zwolle. Een portret’,
in ZHT 20 (2003) p. 40-65
Hove, Jan ten, Geschiedenis van Zwolle (Zwolle 2005)
Huijsmans, Wim, ‘De Zwolse Burgemeesters’, in ZHT
17 (2000) p. 34-36
Vries, Thom.J. de, Geschiedenis van Zwolle, dl II. (Zwolle
1961)
Burgemeester Henk
Jan Meijer tijdens een
gemeenteraadsvergadering,
oktober 2018.
(Foto Frans Paalman)
Burgemeester Peter
Snijders. (Gemeente
Hardenberg)
■ ■■■
11 11-
136 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 17 en slot: Dromen tussen Groot Zwolle en
Madurodam (1969)
Jan van de Wetering (72) verplaatst zich vijftig jaar
terug in de tijd. Hij laat zich verrassen door wat hij
in de kolommen van de Zwolsche Courant (verder:
Zwolse Courant) tegenkomt over de stad van zijn
jeugd. Na het voor Zwolse begrippen tumultueuze
jaar 1968, is het jaar 1969, althans in de kolommen
van de Zwolse Courant een oase van rust. De oudere
Zwollenaren lijken hun afkeer van de uitingen van de
nieuwe generatie jongeren te hebben verwerkt. Tegen
de vermeende uitwassen van de jeugdcultuur is geen
kruid gewassen. Dat gevoel heerst ook onder de journalisten,
waarvan de samenstelling langzamerhand
ook een verjongingskuur heeft ondergaan. Maar ook
de stad zelf moet mee met zijn tijd en daar wringt de
schoen nogal eens in 1969.
Op de eerste dag van het nieuwe jaar ontdekte
de bode van het stadhuis dat het
dooiwater de Schepenzaal was binnengedrongen.
Het water lekte langs de muren tot over
de vloer. En zo begon de eerste werkdag in het
stadhuis met dweilen en dat was achteraf gezien
een metafoor voor wat het jaar 1969 met zich mee
zou brengen.1 Had Roelen, burgemeester sinds
1960, er een vermoeden van? En wist hij al dat
dit zijn laatste jaar in Zwolle ging worden? Ongetwijfeld.
Met enorme energie en bezieling had hij
de afgelopen jaren geprobeerd invulling te geven
aan de utopische ideeën van de regering over een
duizelingwekkende groei van de bevolking van
Nederland, maar ook van Zwolle. De stad moest
ruim baan maken voor industrialisatie. De banen
die dat zou opleveren zouden duizenden werkzoekenden
naar Zwolle doen verhuizen. En daar bleef
het niet bij. Net als zoveel andere steden in ons
land wilde Zwolle na de Tweede Wereldoorlog een
nieuwe start maken. Daarvoor was in de ogen van
de bestuurders een volledige herinrichting in het
hart van de stad nodig en een al even ingrijpende
verbetering van de infrastructuur met nieuwe
wegen en een nieuwe brug over de IJssel, om de
toenemende bedrijvigheid te faciliteren en om in
één klap een einde te maken aan de opstoppingen
en onveilige situaties bij de toegangswegen van
de stad. De bedrijven en daarmee de banen zouden
dan vanzelf wel komen. Maar die bedrijven
kwamen niet, althans niet in de gehoopte mate, en
zouden ook niet komen. Dat moet Roelen op de
eerste dag van het nieuwe jaar geweten hebben.
Die lekkage, dat voelde niet lekker als begin van
een nieuw jaar.
Zwolle pijlstad naar het noorden
In 1966 leek het allemaal nog zo mooi. Zwolle zou
volgens de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening in
het jaar 2000 zijn uitgegroeid tot een stad van een
kwart miljoen inwoners. ‘Groot Zwolle’ heette het
einddoel, de weg er naartoe ‘Zwolle Groeistad’
en later ook wel ‘Zwolle pijlstad naar het noorden’.
Aan beeldende taal geen gebrek. Een grote
opwinding moet zich meester hebben gemaakt
van de bestuurders op het stadhuis. Burgemeester
en wethouders gingen in de Structuurschets
Zwolle 2000 (1968) nog een reuzenstap verder
dan de regering. Het werd niet voor onmogelijk
gehouden dat Zwolle op den duur een half miljoen
inwoners zou tellen. Een emmer koud water over
de hoofden van de adviserende planologen had
wonderen kunnen verrichten, maar dat gebeurde
niet. Er werden al kaarten getekend van de plekken
waar woningen gebouwd moesten worden
voor de verwachte duizenden gloednieuwe
Zwollenaren. In de Structuurschets staat dan ook
onomwonden: ‘De tot dusver ontwikkelde structuurplannen
beslaan een gebied met een straal van
circa vier kilometer vanuit de stadskern. Zwolle
2000 echter beslaat een gebied met een straal van
circa acht tot tien kilometer.’2
Jan van de Wetering
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 137
Menig Zwollenaar – nuchter als altijd – had
in 1966 de wenkbrauwen gefronst. Was de burgemeester
vergeten dat zijn stad nog maar net
de 60.000-ste inwoner had mogen begroeten?
Natuurlijk wist hij dat, maar hij wist ook dat Zwolle
een jaar later zijn grondgebied zou vervijfvoudigen
door de inlijving van Zwollerkerspel (van
2.000 naar 10.000 hectare). Daarna was het alleen
nog maar een kwestie van industrie aantrekken
voor de werkgelegenheid en woningen bouwen,
heel veel woningen bouwen. Over de boeren die
daar woonden en over het landschap – ‘de groene
schil’ rond Zwolle – werd, afgezien van de grens
die de IJssel aan het grondgebied stelde, met geen
woord gerept.
Nu, in 1969, was duidelijk dat de komst van
nieuwe grote bedrijven ernstig stagneerde. De
komst van Scania Vabis op bedrijventerrein
Voorst in 1965 sprak nog het meest tot de verbeelding.
Belangrijk was ook de vestiging van het
hoofkantoor van Wavin in Holtenbroek en het
bedrijf M&R Dietetics (onder meer babyvoeding
Similac, nu Abbott) op Voorst. Andere grote
bedrijven zoals Stork en Philips waren al in de
jaren vijftig naar Zwolle gekomen. In hun voetspoor
vertrokken vele kleinere Zwolse bedrijven
uit de binnenstad naar industrieterrein Voorst.
In zijn nieuwjaarstoespraak moest Roelen mededeling
doen van alweer een droom die in duigen
viel. Zwolle had zich al jaren geleden aangemeld
als kandidaat voor de achtste medische faculteit,
maar de commissie die zich daar in opdracht van
de regering over had gebogen (de commissie Van
Walsum), had onze stad te licht bevonden. En
dat, merkte Roelen verongelijkt op, terwijl Zwolle
de laatste jaren door structurele en verkeersverbeteringen
sterk vooruit was gegaan; ook vanuit
landelijk perspectief gezien. Dat een flink deel van
die verbeteringen, zoals de aanleg van de nieuwe
IJsselbrug, nog niet gerealiseerd was, liet hij wijselijk
achterwege.3
De tijden veranderden snel. Drie jaar na de
verschijning van de Tweede Nota Ruimtelijke
Ordening zetten niet alleen gewone Zwollenaren,
maar ook beleidsmakers op landelijk en regionaal
niveau vraagtekens bij de prognoses van de overheid.
Zou Nederland in het jaar 2000 werkelijk
twintig miljoen inwoners tellen? Waarschijnlijk
niet. Als Zwolle in dit tempo zou doorgroeien dan
mocht de stad blij zijn met honderdduizend inwoners
in 2000, in plaats van de verwachte tweehonderdvijftigduizend.
Zo vroeg een onderzoeker van
het Instituut voor Planologie (drs. E.F. Nozeman)
zich af of Zwolle de rol van ‘Pijlstad naar het noorden’
wel waar kon maken. De migratie van nieuwe
inwoners liep in Zwolle ver achter bij steden als
Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Door nieuwe
vestigingen en een gevarieerd industriepakket
kon eerder Apeldoorn dan Zwolle uitgroeien
tot ‘metropool van het oosten’. De onderzoeker
zag wel andere kansen: samen met Kampen kon
Het nieuwe bedrijventerrein
Voorst, toen nog
aangeduid als Gasthuislanden
en Grote
Voort, met bedrijfsaanduiding
op een kaart
van Zwolle eind jaren
zestig. (Uitsnede, particuliere
collectie)
11-
138 | jrg. 36 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Zwolle uitgroeien tot springplank voor Zuid-
Nederland naar de periferie. Een stapje terug voor
Zwolle dus, maar er was nog hoop.4
Toch waren er planologen die nog steeds met
hun hoofd in de wolken liepen. De studiegroep
Zwolle van de afdeling bouwkunde van de Technische
Hogeschool te Delft, presenteerde in een rapport
het idee ‘Bandstad Zwolle-Kampen’, dat een
verdere uitwerking was van de Zwolse structuurschets.
Zelfs met het gebied van Zwollerkerspel
erbij bood Zwolle te weinig mogelijkheden om
bedrijven te plaatsen en woningen te bouwen. De
studiegroep dacht aan een samenhangend geheel
van industrieën en woningen, ondergebracht in
een band van aaneengeschakelde steden, dorpen
en buurtschappen. Dat wil zeggen: Windesheim-
Zwolle-Westenholte-’s Heerenbroek-Wilsum-
IJsselmuiden en Kampen. Dit alles uiteraard
onder de vlag van Zwolle, maar dat werd er niet
met zoveel woorden bij gezegd. De vlucht van de
gedachten van de werkgroep bereikte grote hoogten:
Wilsum zou in het jaar 2000 veertigduizend
inwoners tellen en ’s Heerenbroek maar liefst zestigduizend
inwoners. Op het Kampereiland was
een industrieel havencomplex geprojecteerd.5
Zo buitelden de ideeën over elkaar heen.
Ruim een maand na het rapport Bandstad Zwolle-
Kampen kwam het Economisch Technologisch
Instituut van Overijssel met een iets getemperde
indicatie van de groei van Zwolle. Geen half
miljoen, ook geen kwart miljoen inwoners zou
Zwolle in het jaar 2000 tellen, maar ‘slechts’ tweehonderdduizend.
Zwolle was daarmee wel de kern
van de IJssel- en Vechtdelta. Dit gebied mocht
volgens het instituut wel ‘de Zwolse regio’ worden
genoemd.6 En zo droomde Zwolle voort, in de
ban van de grote getallen. Hoe ironisch was het
dat burgemeester Roelen juist dat jaar een dagje
afreisde naar Den Haag om een bezoek te brengen
aan Madurodam. Met een vorkheftruc plaatste hij
een model van de Sassenpoort in het mini-stadje
ter gelegenheid van de expositie ‘Duizend jaar
Zwolle’. In zijn toespraak memoreerde hij hoe
spijtig het was dat al die fraaie stadspoorten – op
de Sassenpoort na – in de loop der tijden gesloopt
waren.7 De historische panden die tijdens zijn
burgemeesterschap onder de sloophamer vielen,
liet hij wijselijk onvermeld.
Citycentrum: een stuk allure in de presentatie
Roelen moest in zijn laatste jaar als burgemeester
van Zwolle meerdere bordjes zien hoog te houden.
De binnenstad maakte na de sloop van de
afgelopen jaren een desolate indruk. Dat was tijdelijk,
dat wisten bestuurders en inwoners, maar
het antwoord op de vraag hoe het centrum eruit
Veel drukte op de nieuwe
rondweg, augustus
1969. (Foto Henneke,
collectie HCO)
Groot-Zwolse voetballiefhebbers
De futuristische ideeën over Groot Zwolle riepen weinig reacties op bij de
Zwollenaren. Althans niet in de kranten uit die tijd. De Zwolse Courant
publiceerde onverstoorbaar elk nieuw idee – rijp of groen – maar leverde
geen inhoudelijk commentaar. Slechts in de marge zijn wat reacties te lezen,
soms uit onverwachte hoek. Een supporter van Zwolsche Boys schreef op
2 januari in een ingezonden brief aan de krant dat de aankoop van Ivica
Osim, een voetballer uit het voormalige Joegoslavië, een goed voorbeeld
was van ‘Groot Zwolle, een stad met allure’, want met zijn komst zette hij
Zwolle niet alleen nationaal, maar ook internationaal op de kaart.
Het leek wel of de gedachte van Groot-Zwolle vooral in voetbalkringen
populair was. De als altijd lichtvoetige Kantwerker schreef op 31 december:
‘Zwolle wordt toch zo langzamerhand een hele stad! We hebben al meer
dan 76.000 inwoners, de Diezerstraat wordt een promenade, op de Zwartewaterallee
krijgen we roodlicht-camera’s en PEC trekt soms tienduizend
toeschouwers. Dat kan straks wat worden als we in de eerste divisie zitten
om maar te zwijgen over de eredivisie.’
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 3 | 139
zou gaan zien was nog allerminst duidelijk. Die
duidelijkheid leek er te komen toen in de Zwolse
Courant een advertentie verscheen met de kop
‘Belangrijk bericht voor het Zwolse bedrijfsleven
in de binnenstad’. Burgemeester Roelen zou op 15
april in de concertzaal van Odeon een lezing houden
over ‘De functie van de Zwolse binnenstad in
de toekomst’. De lezing was georganiseerd door
Citycentrum Zwolle.8
Het is in meerdere opzichten een wat vreemde
advertentie. Een belangrijk bericht alleen voor
het bedrijfsleven? Wilden andere Zwollenaren na
al die kaalslag ook niet graag weten wat er met de
binnenstad zou gebeuren? En wat was dat Citycentrum?
Die naam was nog niet eerder gevallen,
sterker nog, Citycentrum Zwolle was nog niet
eens opgericht. Een paar jaar later zou wethouder
Witvliet het onnavolgbaar verwoorden: ‘Het
Zwolse City-centrum beoogt het verkopen van
Zwolle als koopcentrum en dat houdt in dat men
een commercieel doel heeft.’9
Een paar dagen later werd alles duidelijk.
Het ging simpelweg om de oprichting van een
winkeliersvereniging. De bijeenkomst trok 150
bezoekers, waaronder vertegenwoordigers van
115 Zwolse winkels. Volgens Roelen moesten de
ondernemers elkaar niet tegenwerken maar elkaar
stimuleren en vinden. Hij had zich het idioom
van de jaren zestig al aardig eigen gemaakt, gezien
zijn uitspraken als ‘We hebben een aanvulling van
het winkelapparaat nodig met een aantal magneten
(…) het geeft frisheid, een stuk allure in de
presentatie.’ En ook nog: ‘(…) de functie van het
winkelapparaat is niet afgenomen, in tegendeel, er
heeft een allurevergroting plaatsgevonden en dat
is winst.’
Wat concreter was zijn opmerking dat ‘artikelen
die met een hoge frequentie verkocht worden
[levensmiddelen] niet in de binnenstad thuis
horen en dat wij [B en W, jvdw] voor het nieuwe
winkelgedeelte bij de Broeren zijn uitgegaan van
enkele grootwinkelbedrijven, aangevuld met
kleine winkels van niveau.’ Zijn standpunt was
in lijn met de in Nederland gangbare ideeën over
stadsontwikkeling: de binnenstad is voor winkels,
banken en horeca; wonen en werken doe je buiten
het centrum. Roelen: ‘Het is uiterst onverstandig
de binnenstad alleen te zien als winkelcentrum.
Afwisseling en variatie maken de binnenstad tot
binnenstad. Hoe meer functies, hoe meer mensen
zich er bewegen en dat geeft juist de levendigheid.’
En dat was volgens de burgemeester de reden dat
het stadhuis in de Sassenstraat moest blijven. De
bijeenkomst was een groot succes. Winkeliersvereniging
Citycentrum Zwolle bestaat vijftig jaar
later nog steeds.10
Roelen onderstreepte in zijn lezing nog eens dat
‘de functie wonen’ niet in een moderne binnenstad
paste. Dat kon in 1969 ook amper meer: het
grootste deel van de woningen was de afgelopen
jaren gesloopt en de grond opgekocht door de
gemeente om ruimte te krijgen voor winkels.
Het grote proble