1945 in
Zwolle
Familiebrieven over
oorlog en bevrijding
32e jaargang 2015 nummer 1 – 8,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift ZHT1 2015 .indd 1 14-04-15 12:51
Suikerhistorie
PEHA Wegrestaurant, Ceintuurbaan 48
Op 9 januari 1964 werd aan de Ceintuurbaan de
nieuwe Eerste Zwolsche Bedrijfsauto (EZB)-garage geopend door burgemeester Roelen. Op hetzelfde moment ging ook het PEHA wegrestaurant
officieel van start, dat op de begane grond gevestigd was. Op de eerste etage lag een tweede, wat
chiquer restaurant. Met de showroom en de DAFreparatiewerkplaats eveneens op de begane grond
en de flatwoningen boven het restaurant vormde
het een geheel. De flats werden in het begin vooral
bewoond door het garagepersoneel. Het pand was
ontworpen door de Zwolse architect Treep. Op
de zondag na de opening kon de geïnteresseerde
Zwollenaar het restaurant komen bewonderen en
daar een kop koffie met cake voor slechts 45 cent
nuttigen.
Het restaurant op de eerste etage kreeg de
naam ‘De Cockpit’. Deze naam en de (bedrijfs)
naam PEHA verwijzen beide naar de luchtvaart,
PH zijn de registratieletters van alle Nederlandse
vliegtuigen. De letters kunnen ook staan voor pursers en hofmeesters. In 1960 richtten ruim vijftig
PH-ers de PEHA op. Zij legden elk 25 gulden per
maand opzij om daarmee aandelen te kopen in de
N.V. PEHA met het doel wegrestaurants te exploiteren. Het Zwolse restaurant was de eerste.
De eerste jaren verliepen redelijk. Het restaurant nodigde het geëerd publiek onder meer op
de volgende manier uit: ‘na uw uitstapje, ’s avonds
nog een gezellig menu in ons restaurant aan de
Ceintuurbaan en geniet van het boeiend uitzicht
aan de rand van de stad.’ Ondanks deze warme
aanbeveling heeft het PEHA-wegrestaurant maar
zes jaren bestaan. In maart 1970 was er al sprake
van het voormalige wegrestaurant aan de Ceintuurbaan, de PH-ers waren toen in ieder geval
‘gevlogen’.
2 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
(Collectie ZHT)
Waar nu de showroom van het Land Rover Centre Zwolle is, stond ooit het
PEHA Wegrestaurant. Op de achtergrond is het aan de Oude Meppelerweg
gelegen café/partycentrum De Vrolijkheid zichtbaar. (Foto Annèt Bootsma)
ZHT1 2015 .indd 2 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 3
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 2
1945 in Zwolle, familiebrieven over oorlog
en bevrijding Catherine Wijnands 4
Een Zwolse onderneming aan de vooravond
van de Duitse inval
Annèt Bootsma – van Hulten 11
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 6: Degelijk dagblad balanceerde
in oorlog op scherp van de snede
Willem van der Veen 19
Voor Ies en Henriëtte Hompes – Turksma
en hun zoontjes David en Harry
Robert Hompes 26
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 12: Metamorfosen
(januari – juni 1965) Jan van de Wetering 30
Boeken 37
In memoriam Wil Cornelissen, 1928-2014
‘Men sterft alleen als men wordt vergeten’
Annèt Bootsma – van Hulten 40
Mededelingen / Auteurs 41
Redactioneel
Het is deze lente zeventig jaar geleden dat
de bevrijding een einde maakte aan het
Duitse schrikbewind over Nederland.
In dit nummer daarom veel aandacht voor die tijd.
Twee artikelen zijn gebaseerd op egodocumenten,
wij zijn hier mee ingenomen, want wat geeft nou
een authentieker tijdsbeeld dan de waarneming
van de tijdgenoot zelf?
Catherine Wijnands schreef een intiem verhaal over de bevrijding van Zwolle op basis van
bewaard gebleven brieven van haar moeder en
tante aan haar oma in Groningen.
Annèt Bootsma laat Oeds de Leeuw jr. aan het
woord, destijds directeur van de Zwolse groothandelsfirma O. de Leeuw. In een lezing uit april 1940
voor zijn Zwolse Rotaryclub schetste hij de problemen waarmee zijn bedrijf al sinds de mobilisatie van 1939 te kampen kreeg, ongetwijfeld exemplarisch voor veel andere Nederlandse bedrijven.
Ronduit indringend is de toespraak van
Robert Hompes naar aanleiding van de onthulling van ‘struikelstenen’ (Stolpersteine) voor het
voormalig ouderlijk huis aan de Brederostraat
133. Zijn vader Ies en moeder Henriëtte en zijn
twee broertjes David en Harry hebben de oorlog
niet overleefd. Ze werden vermoord in de vernietigingskampen.
In dit nummer tevens een in memoriam voor
Wil Cornelissen. Ook zijn leven was getekend
door de gebeurtenissen tijdens de bezetting. Verder is er weer een aflevering over de geschiedenis
van de firma Tijl van de hand van Willem van der
Veen en brengt Jan van de Wetering ons via de
kolommen van de Zwolse Courant terug naar het
jaar 1965. Tenslotte in de rubriek ‘Boeken’ onder
meer uitgebreide aandacht voor twee recente
publicaties over de oorlog. Veel leesplezier! Coverfoto: Het opbrengen van NSB-ers en moffenmeiden, april 1945. (Collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 3 14-04-15 12:51
4 zwols historisch tijdschrift
‘Lieve Mams’, schrijft mijn moeder Sophia
Wijnands-Dalen (1910-2008) begin
januari 1945 vanuit Zwolle aan haar
moeder in Haren bij Groningen. Ze bedankt voor
een pakket dat veilig is aangekomen: handdoeken,
slopen, lakens, moltons, zakdoeken, een jasje dat
vermaakt kan worden, stijfsel, knopen. Meteen
er achteraan meldt ze over haar zuster en zwager:
‘Bernard en Mad moesten haast hun huis weer
uit, nu echter de buren; vier gezinnen zijn aan de
beurt, zij moeten er morgen om 6 uur uit zijn. Luc
gaat helpen. Hier tegenover wordt ook gevorderd.
En ook voorin de Wipstrik, een heel blok van zo’n
30 huizen moet 4 januari leeg zijn. Dus straks zie
je ons ook nog gaan. We zijn al aan het puzzelen
waar we eventueel dan terecht zouden kunnen.’
Sophia en haar man Luc (1905-1979) woonden met hun drie jonge kinderen – ik, destijds
Kitty genoemd, Lucas en Carla – in de Wipstrikkerallee op nummer 130. Haar zuster Madelaine
Meurs-Dalen (1908-1983) woonde met haar man
Bernard (1906-1980) en hun twee kinderen aan de
andere kant van Zwolle, in het toenmalige Spoolderpark, Spoolde A9 in Zwollerkerspel – nu de
Strick van Linschotenlaan 5. De zwagers werkten
allebei bij het familiebedrijf ‘Reinders Olie- en
Veevoederfabrieken’ aan de Nieuwe Vecht. Beide
zusters schreven in die oorlogsperiode geregeld
aan hun moeder mevrouw C.J. Kool-Kolff en haar
echtgenoot in Haren en een aantal van deze brieven is bewaard gebleven. De huiselijke mededelingen over verkouden kinderen, over de sneeuw
1945 in Zwolle, familiebrieven over
oorlog en bevrijding
Sophia WijnandsDalen met haar dochtertje Kitty (Catherine)
begin 1940, op de hoek
van de Wipstrikkerallee en Cornelis Houtmanstraat. Hun huis
Wipstrikkerallee 130
was het tweede huis
vanuit de hoek, met de
hoge schoorsteen. Het
waren moderne huizen
in die tijd, ze werden
medio jaren dertig
gebouwd. De familie
Wijnands woonde er
sinds 1938.
Rechts: Madelaine
Meurs-Dalen met haar
kinderen Arnoud en
Madeliene op vakantie
in Bergen aan Zee, juni
1939.
Catherine Wijnands
ZHT1 2015 .indd 4 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 5
en het schaatsen, over verjaardagen en de lastige
inwonende schoonmoeder worden afgewisseld
met het schrijven over voedselproblemen, vorderingen en bombardementen. De geposte brieven
konden er lang over doen, als de zusters de kans
kregen gaven ze epistels daarom mee aan bekenden die naar het Noorden moesten. De brieven
zijn in een bondige, in de familie gebruikelijke
telegramachtige stijl geschreven. De weergegeven
fragmenten zijn letterlijk overgenomen, omwille
van de leesbaarheid is alleen her en der een enkel
(lid)woord toegevoegd.
Najaar 1944, Zuid-Nederland bevrijd
Dat de bevrijding in aantocht was werd in september 1944 steeds duidelijker. Een groot deel van het
zuiden van Nederland werd bevrijd en in Zwolle
dachten velen dat het noorden ook snel aan de
beurt zou zijn. Dat viel tegen. De brieven van mijn
moeder uit die tijd laten zien wat de dagelijkse
realiteit van de bezetting inhield voor een gezin en
voor het huishouden.
Zo lees ik in een brief uit september 1944: ‘Lieve Mams, Vanmorgen trachtte ik je op te bellen,
doch het kon niet meer. We dachten dat ze al tot
Meppel waren. De berichten worden ontzettend
overdreven. De school [aan de overkant van de
straat, CW] was weer door de Duitsers gevorderd.
We fietsen ook niet meer, want die worden gevorderd. Het is wel vermoeiend alles loopend en dragend bij elkaar te krijgen. Gisteren op verjaardag
in het Spoolderpark, na 5 minuten zitten werden
we gevraagd te helpen om in te pakken bij weer
anderen die er ’s avonds uit moesten zijn. Er was
veel schieten op treinen, auto’s en colonnes rondom Zwolle.’ In een volgende brief: ‘Wij hebben nu
ook gasloze uren, wat een puzzle en berekening,
en hooikist en kranten gedoe. Vanmorgen op de
fiets uitgegaan, doch ik liet hem ergens achter [om
hem later op te halen, CW], omdat ze weer aan ’t
vorderen gingen. Bij ons in de buurt is in 2 huizen
een ravage aangericht. PTT-menschen schenen
gesaboteerd te hebben en kregen 10 minuten tevoren bericht dat ze er zelf uit moesten gaan. Met
granaten werd ’t zaakje verwoest, verder in ’t huis
alles goed, maar in de eet- en zitkamer geen meubel heel en serviezen, spiegels, schilderijen kapot.
Daarna konden ze er weer in gaan. Ik sjouwde
vorige week de boer op om afvalappels te halen,
2½ uur in de gietregen, 30 kilo appels. Ik moet ze
nog inmaken, er zit veel kneus bij. Er schijnt net
bekend gemaakt te zijn dat alle mannen tussen 17
en 45 jaar moeten graven, ik meen mijnenvelden
in polder Mastenbroek, om 6 uur moeten ze zich
melden. Deze ellendige dagen zullen we door
moeten.’
‘24 October 1944. Lieve Mams, Helaas is vanavond onze telephone er niet meer. Er is hier nog
voor enkele dagen gas. Dan is het via de Centrale
keuken eten. Doch ik wilde het schipperskacheltje
in de kamer zetten en van de warmte profiteeren
en dan daarop koken.’
De kinderen spelen buiten als het mooi weer
is, maar als er beschietingen zijn moeten ze snel
binnen komen: ‘Carla [1 jaar] is het onrustigste
met overvliegen, ze wordt er wakker van, ook van
schieten of afweer. Ze bootst de sirene na. Kitty
[6 jaar] en Lucas [3 jaar] camoufleren hun step en
driewieler met takken. Lucje heeft het steeds over
“auto’s gappen”. Kitty maakt van een poot van het
schoolbord afweergeschut en richt dat op de vliegtuigen. Ze vroeg: wat is een mitrailleur?’
December 1944: ‘Dit schrijf ik bij een oliepitje. Wij zaten reeds lang met alleen licht van
6-12 ’s avonds. Gas hebben we van 7.30-8 uur ’s
ochtends en ’s avonds van 7-7.30 uur. Heel slecht,
theewater komt zelden aan de kook en de melk
en pap amper. Wij eten al 6 weken van de noodkeuken. Nu sparen we onze eigen aardappelen en
brandstof. We zijn niet kieskeurig, het is wel altijd
stamppot.’ En erwtensoep, herinner ik mij, met
onbestemde glibberige stukken erin. Ik ben een
Wipstrikkerallee 130,
het tweede huis vanaf
de hoek, in augustus
1939. De auto rechts
was van Luc Wijnands.
ZHT1 2015 .indd 5 14-04-15 12:51
6 zwols historisch tijdschrift
keer gevallen met een pannetje eten van de noodkeuken, die ook een afhaalpunt had in de Van
Galenstraat. Ik viel vlak bij huis, pannetje open,
eten op de stoep. Het was bestemd voor mijn tante
Aatje Reinders-Elhorst die in de Watersteeg (nu
Kuyerhuislaan) woonde. Ik voelde me erg verantwoordelijk en diep ongelukkig.
Mijn moeder schrijft verder na een heel stuk
over het vermaken van een oude jas in twee kleine
jasjes voor de kinderen: ‘Hier was vrijdag een erge
bomvallerij, of het de gasfabriek was of een aangeschoten vliegtuig vanaf richting IJsselbrug weten
we niet. Gelukkig slechts 5 gedooden, maar ontzaglijk veel schade, veel huizen zijn onbewoonbaar. De kinderen en ik zaten in de wc, volgens
ons de beste plaats. We hebben hier de laatste tijd
enorm veel en heel zwaar afweer gekregen. Men
probeert regelmatig de spoorbrug en het station te
raken.’ Ze eindigt geheimzinnig: ‘Wij maken wel
buurbezoeken achterom. Naar Groenewegen, en
Kuipers aan de andere kant, wel handig, vertel ik
later wel eens.’ De buurman Frits Kuipers zat in
het verzet. Vanuit ons huis was in een slaapkamer,
achter een kast, een gaatje in de muur gemaakt
naar de buren. Omdat mijn vader bedrijfsleider
was bij Reinders beschikte hij over elektriciteit die
bij velen werd afgesloten. Zo kon Frits Kuipers
toch zijn clandestiene radio beluisteren, berichten
uit Londen waren belangrijk voor de verzetsactiviteiten.
Sophia doelt in haar brief op het bombardement op Zwolle op 15 december 1944 door vier
Amerikaanse bommenwerpers. De aanval was
gericht op de olietanks op de Schuttevaerkade en
mogelijk op de gasfabriek. De bommen kwamen
terecht op het Klein Grachtje, de Schildersbuurt
en de Bollebieste. Behalve de vijf doden waren
er veertig gewonden en een enorme materiële
schade.
1945, Hongerwinter in West-Nederland
‘3 Januari 1945. Lieve Mams, (…) Verdere emoties
van huizenvordering in de Wipstrik. Ook van
onze soort huizen en zelfs kleinere. Tegenover ons
ook een groot huis, van Ten Doeschate, ik nam
hun kind van anderhalf de heele dag mee, bij mij
in de box. De school is ook weer bezet, met ‘Groene’ liefst. Ik kan de boter op de kinderbon niet
eens krijgen.’ Met ‘Groene’ bedoelt ze de Grüne
Polizei, de ‘Ordnungs Polizei’ van nazi-Duitsland.
De school was de Elout van Soeterwoudeschool,
schuin tegenover ons huis; in die dagen was er
openbaar onderwijs gevestigd. Door het vorderen
van scholen vond er een voortdurende wisseling
van onderdak plaats. Met een aantal kinderen
kregen we ook zo nu en dan thuis les, de hoogste
klassen kregen soms onderwijs in het Sophia Ziekenhuis.
‘5 Februari 1945. Lieve Mams, (…) We liepen
hier in die koude steeds in lange broek (…) Ik had
amper dek genoeg voor ons en de kinderen, we
gebruikten jassen erbij (…) Er komen kinderen
op doortocht [uit het Westen, CW] die we een
paar nachten huisvesten, waar Oma [haar uit
huis gezette en nu noodgedwongen inwonende
schoonmoeder, CW] haar neus voor optrekt.
Die blijft verstoken van eenig medegevoel voor
menschen die het slechter dan wij hebben. LiefKitty (Catherine)
Wijnands voor het
tuinhek van Wipstrikkerallee 130, 1941. Op
de achtergrond aan de
overkant van de straat
het huis van de familie
Ten Doeschate.
ZHT1 2015 .indd 6 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 7
dadigheid vindt zij ook uit den booze. Het zijn
dingen die wij in deze tijd als plicht beschouwen.
Er wordt weer meer gevlogen dezer dagen, gistermiddag weer bommen op de IJsselbrug, weer mis,
alleen op de oprit van de voet-autobrug, naar men
ons vertelde.’
De brief van 16 februari meldt dat een zending levensmiddelen vanuit Zwolle naar familie
in Rotterdam dit keer goed is aangekomen. Het
pakket met rogge, roggebrood, peulvruchten en
eieren is niet onderschept door de Duitsers, zoals
eerder gebeurde. De brief vervolgt met het verslag
van mijn zevende verjaardag, ik kreeg een pop
van voor de oorlog, enkele oude boeken van mijn
nichtje, een beschilderd sigarenkistje als naaidoosje en sokken voor in de klompen. Ze eindigt
de brief: ‘Het licht zal zoo wel uitgaan. We hebben
tegenwoordig electriciteit van 6-12 ’s ochtends en
van 7-10 ’s avonds.’
Ze sluit in de enveloppe een krantje bij: De
Vliegende Hollander, een dagblad verspreid
door de Geallieerde Luchtmacht, gedateerd op
woensdag 14 februari 1945. Een vergeeld vel,
formaat A4, met kleine lettertjes maar met een
duidelijke vette kop: ‘Het doodvonnis over NaziDuitschland’. Een van de kinderen had het krantje
op straat gevonden. Voorop staat de bekende foto
met Churchill, Roosevelt en Stalin die acht dagen
vergaderden in Yalta op de Krim. ‘Zij hebben hun
politiek jegens bevrijd Europa gecoördineerd’,
schrijft de krant. Europa is dan nog niet bevrijd
maar dat duurt niet lang meer, om precies te zijn,
voor Zwolle: twee maanden.
Bevrijding van Zwolle 14 april 1945
Op zondag 15 april 1945 schrijft Madelaine
opgetogen aan haar moeder: ‘Hoera we zijn vrij
en van die vuile moffen af! Al 14 dagen zaten we
elken dag te wachten op de bevrijding en waren
op van de spanning! En jawel, na angstige dagen
Donderdag en Vrijdag van razzia’s, opblazen van
rails, treinen en gebouwen waar de Duitsers gezeten hadden in de stad, waren we gisteren om ±
half 11 vrij, toen het eerste Canadeesche autootje
met 2 Canadezen aankwam. Om half 2 hingen de
vlaggen! Kinderen met sjerpen, vlaggen, strikken
aan, en om half 4 waren we in de propvolle stad –
padvinders weer op de been, ook de Ondergrondsche. En daar werden de NSB’ers naar het gevang
gevoerd met de gekruiste handen in de nek. Wij
zijn er 100 procent goed afgekomen – geen ruit
kapot. Wel is er de 13e ’s avonds in Assendorp
gevochten en hoorden we zelfs hier de kogels suizen, heel eng. Alle moffen waren van Donderdag
op Vrijdag verdwenen. Spoorbrug en IJsselbrug
kapot gistermorgen – in de stad alle bruggen
heel!! Wonderlijk. God zij dank is ’t voorbij. Nu
jullie (vandaag?) en dan het Westen, dat is erger.’
‘De Vliegende Hollander’, een dagblad
verspreid door de
Geallieerde Luchtmacht
van woensdag 14 februari 1945.
ZHT1 2015 .indd 7 14-04-15 12:51
8 zwols historisch tijdschrift
Mijn moeder schrijft op 21 april: ‘Om half 9
Zaterdagochtend [14 april, CW] verscheen onze
eerste Canadees. Van toen af druppelden er meer
binnen, we konden het steeds maar niet begrijpen. Vrijdagavond was er nogal wat geschiet in
den omtrek, Zaterdagochtend om 6 uur dito. Wij
vroeg op. Nog een enkele mof zagen we tusschen
6 en 8 uur. Geen schot gelost, wel de heele Vrijdag
en nacht veel opgeblazen. IJsselcentrale reeds
maandag hersteld. Telephone hopeloos kapot en
het station ontzettend veel schade, verder 2 particuliere huizen van de S.D. En met munitie. Nu
eindelijk gaan we het beseffen, wel direct die rust,
nu niet meer razzia’s, vorderingen, diefstallen.’
Wat ze niet vertelt is hoe op de Wipstrikkerallee in de dagen voor de veertiende een buurman
(Vroom) met een verrekijker in oostelijke richting
stond te kijken, midden op de weg, er was toch
geen verkeer. En toen we die zaterdag begrepen dat de Canadezen er echt aankwamen deed
mijn moeder razendsnel de kleden in de kamer
omhoog, opende een luik in de vloer en haalde er
de rood-wit-blauwe vlag en de oranje sjerpen uit.
We holden ermee naar buiten en daar kwamen
onze bevrijders aan, rustig lopend achter elkaar, in
kleine groepjes. Uit alle straten en huizen kwamen
mensen aangelopen, lachend en juichend, zwaaiend naar de soldaten. Ik herinner me het intense
geluksgevoel dat me overweldigde, het was een
onvergetelijke blijdschap.
We kregen inkwartiering van Canadezen, ik
leerde m’n eerste Engelse woorden: ‘How do you
do’, ik zong die magische tekst de hele dag. De
brief van 21 april vervolgt: ‘Gezellige kletsjes met
Fransch Canadezen die hier eerst kwamen, nu
Engelsch sprekende. Hebben vannacht een major
gehad. Direct de kinderslaapkamer voor hem
ontruimd. Praatten vannacht tot half 3 met hem.
Was in Afrika, Normandië, Zuid-Vlaanderen,
Nijmegen, Deventer, Zutphen, Sneek, Joure,
Lemmer en nu hier. De kinderen genieten er
geloof ik ook van. Carla en Lucje zullen ’t zich
misschien niet herinneren. We waren in de stad
met Kitty en Lucas. Ze vonden het schitterend.
Luc was de eerste dagen in een roes en ik alleen
maar moe na de spanning. Die rust, nu geen
[angst voor de] bel meer om hem op te halen; 3
weken geleden waren we bijna nog aan het verhuizen. Wij sliepen nog enige nachten in de kelder voor granaatvuur uit Hattem. De kinderen
zien er prachtig uit met oranje strikken in ’t haar.
Hoe zou het in het Westen aflopen? Hadden we
gedacht er zoo af te komen? We verwachtten hier
in de Wipstrik nog wel de 1ste zware afweerstoot.
Hadden de kelder al gestut. Alle koffers klaar
en eterij en slaperij in de kelder, en nu ging het
zoo maar. Wat een zaligheid weer!!’ Ze doet een
briefje erbij dat ik geschreven heb: ‘Ik feliciteer
u wel, dat wij weer vrij zijn. (…) Wat een mooie
vlaggen hè?’
De brief van 21 april
1945 van Sophia
Wijnands-Dalen aan
haar moeder en stiefvader in Haren.
ZHT1 2015 .indd 8 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 9
Na de bevrijding
Madelaine beschrijft op 28 april hoe ze na de
bevrijding haar huis aantrof dat door de Duitsers
gevorderd was: ‘Verder was ons huis een stal, vol
meubels van de Duitsers en van de Spoorwegen.
Ik heb wel eenige dingen gehouden: emmers,
pannen, een stofzuiger! Het wordt opgeverfd en
behangen. De parketvloer is 3 dagen door 3 man
afgekrabd! En stinken alles…’ Ze kookt op een
noodkacheltje en een petroleumstel en schrijft
optimistisch: ‘maar het leert wel en we rollen er
wel door.’ Ze realiseert zich hoe goed ze het heeft:
‘Ik moet niet aan het Westen denken. Vreeselijk,
wat we daarvan te hooren krijgen na den oorlog.
Was dat maar bevrijd daar.’ Ze krijgen veel Canadezen op bezoek, ‘… ook om de borrel.’ In dezelfde
brief schrijft ze over een door haar ontslagen
NSB-dienstbode: ‘(…) wordt ze door haar eigen
vrijer naar het gevang gebracht daar ze met moffen uit was toen hij in Duitsland was. Ze is bijna
8 maanden ondertrouwd maar bedonderde hem
er 5 van! Ze schijnt menig nacht met een andere
dienstbode in het huis waar toen de moffen zaten
doorgebracht te hebben. Dat ze daar familiaar
tegen deed, wist ik, en ik gaf haar al menig maal
op den kop – dat ze vergat dat het onze vijand was.
Die kan in de stad gebouwen dweilen.’
Op 29 april schrijft Sophia: ‘Eindelijk na
zooveel jaren mogen we weer vlaggen morgen
voor de jarige Prinses.’ Ze vierden ook de veertigLinks: Buurman
Frits Kuipers (rechts,
gehurkt) met zijn
kinderen op 14 april
1945 bij de intocht van
de Canadezen. In het
midden Leo Major. De
foto is genomen voor
Wipstrikkerallee 130.
(Collectie HCO)
Rechts: Lucas en Carla
Wijnands in de tuin
voor hun huis in 1946.
Briefje van Kitty
(Catherine) Wijnands
van 21 april 1945 aan
haar grootouders.
ZHT1 2015 .indd 9 14-04-15 12:51
10 zwols historisch tijdschrift
ste verjaardag van Luc: ‘We hadden 35 menschen.
We aten allerlei 5 jaar oude blikjes op sandwiches, een emmer tomatensoep, en een slaatje
dat ik maakte in een waschteil. Iedereen was in
een prachtstemming.’ Het verhaal gaat dat ze alle
zorgvuldig bewaarde restjes drank opdronken
en dat iedereen erg vrolijk werd omdat niemand
meer drank gewend was. Ook Sophia is bezorgd
over het Westen. ‘Het is toch waar dat ze die pakketten [voedsel, CW] nu uitgooien. Als de moffen
ze maar niet het eerst in handen krijgen. En als
het nu daar ook maar zoo gauw mogelijk afloopt,
want het geeft op alles wel een schaduw. En voorlopig mogen we er niet heen ook, 100 dagen afsluiting.’ Het extra voedsel van de geallieerden voor
de regio Zwolle kwam niet door de lucht: ‘Gisteren
kwamen er 22 Engelsche auto’s met voornamelijk
biscuits. Een loods van Reinders is opslagplaats
voor voedingsmiddelen. Luc was tolk en regelaar.’
Dat na de bevrijding niet alles meteen weer
op rolletjes liep, blijkt uit de klachten van Sophia
in haar brieven van juni en juli. Alles is nog op de
bon, de distributie zal nog jaren duren (tot 1953).
De meeste scholen zijn nog dicht. De watervoorziening is slecht: ‘… we hebben overdag boven
geen water, erg lastig, soms beneden ook niet.’ In
juli schrijft ze: ‘Sinds 1 week hebben we electriciteit. 1 KW per week, we kunnen er net van komen
zonder licht te gebruiken, 1½ uur strijken, 1 x
stofzuigen, 1 electrische klok en de radio in eere
hersteld, waar we erg van genieten.’ Ze eindigt de
brief vrolijk: ‘We staan op het punt naar de film te
gaan in een jeep met 2 Canadezen.’
Mijn ouders hielden nog jaren contact met hun
bevrijders, voornamelijk met Glenn Tompkins.
Met hem en zijn latere vrouw Jean raakten zij
bevriend. Mijn ouders gingen naar Canada en
Glenn en Jean, en later ook hun kinderen, kwamen bij ons in Zwolle. Glenn zou naar de vijftigste
herdenking van de bevrijding in Zwolle komen,
maar helaas overleed hij onverwacht enkele
maanden daarvoor in januari 1995.
* De afbeeldingen bij dit artikel zonder bronvermelding zijn afkomstig uit de collectie van de auteur.
Boven: Het opbrengen
van NSB-ers en moffenmeiden, april 1945.
(Collectie HCO)
Luc en Sophia
Wijnands-Dalen voor
hun huis in de jeep van
de Canadees Glenn
Tompkins. (Particuliere
collectie)
Glenn Tompkins (links)
met drie collega officieren in een ontspannen
pose na de bevrijding.
ZHT1 2015 .indd 10 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 11
Een Zwolse onderneming aan de vooravond
van de Duitse inval
Annèt Bootsma – D van Hulten
it jaar is het zeventig jaar geleden dat de
Tweede Wereldoorlog beëindigd werd.
Nederland werd vijf jaar eerder bezet
door de Duitsers, daarom denken wij doorgaans
aan de jaren ’40-’45 als we het over de Tweede
Wereldoorlog hebben. Maar de oorlog wierp eind
jaren dertig al een merkbare schaduw vooruit, die
in september 1939 met de Duitse inval in Polen en
de daaropvolgende oorlogsverklaring van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk aan Duitsland zou
culmineren in het officiële begin van de Tweede
Wereldoorlog. Deze oorlogssituatie ging uiteraard
niet onopgemerkt aan Nederland voorbij. Men
kreeg hier te maken met mobilisatie (28 augustus
1939) en stokkende aanvoer uit het buitenland.
Welke problemen dit zoal opleverde voor het
Nederlandse bedrijfsleven, in dit geval voor een
Zwolse onderneming, valt te lezen in een interessant tijdsdocument, een lezing die de Zwolse
ondernemer Oeds de Leeuw jr. (1875-1954) op
11 april 1940 – een maand voor de Duitse inval!
– voor zijn Zwolse Rotaryclub hield, en die volledig uitgeschreven bewaard is gebleven in het
bedrijfsarchief van O. de Leeuw. Oeds de Leeuw
was samen met zijn zwager Frans Esser (1876-
1942) directeur van het uit de negentiende eeuw
stammende Zwolse familiebedrijf O. de Leeuw
BV, destijds een groothandel (grossier) in ijzer,
ijzerwaren en landbouwgereedschappen, met
een kleine vijftig man personeel. Voor de verdere
beschrijving van het bedrijf verwijs ik naar mijn
artikel vorig jaar in het ZHT over de lezing die De
Leeuw in 1938, ook voor zijn mede-Rotarians,
hield over zijn bedrijf en de impact van de Eerste
Wereldoorlog daarop (jaargang 31 (2014) nr. 1,
p. 16-22).
De tekst van de lezing uit 1940 is nauwelijks
bewerkt, de aanpassingen betreffen met name de
spelling. De opmerkingen tussen vierkante haken
zijn toevoegingen van mijn kant, de opmerkingen tussen gewone haakjes maken deel uit van
de oorspronkelijke tekst. Het verhaal over de
gevolgen van het uitbreken van de oorlog, de regeringsmaatregelen, de toenemende vraag van de
oorlogsindustrie met als gevolg daarvan een haperende buitenlandse aanvoer en prijsstijgingen,
spreekt verder voor zich. Ik laat nu Oeds de Leeuw
jr. aan het woord:
Lezing Rotary 11 april 1940
‘Ik heb vandaag een onderwerp dat de Rotarians
uit het bedrijfsleven wel zal interesseren, namelijk
de moeilijkheden die ons bedrijf ondervindt in de
huidige oorlogstijd. Het voorspel hebben wij vorig
jaar [1939] al na Pasen gehad, toen Defensie onze
Oeds de Leeuw jr.,
1875-1954. (Particuliere collectie)
ZHT1 2015 .indd 11 14-04-15 12:51
12 zwols historisch tijdschrift
beide paarden en een vrachtwagen vorderde. Na
enkele weken kregen we de paarden vermagerd en
de auto min of meer aftands terug. Van de Nederlandse Vereniging van Draadvlechters kwam
bovendien bericht dat ze twee maanden – juist in
het drukke seizoen – voor de regering moesten
draaien en dat de lopende contracten daarom
werden opgeschort. Een en ander had ten gevolg
dat we een paar weken zonder prikkeldraad gezeten hebben. Het was echter nog maar een voorproefje! We zouden wel anders piepen!
Bij de eind augustus afgekondigde algemene
mobilisatie ontstond dezelfde narigheid, namelijk
de vordering van paarden en vrachtwagen. Deze
laatste, dezelfde wagen als in april 1939, werd
echter op ’t laatste ogenblik, als zijnde te aftands,
afgekeurd en vrijgegeven.
Ternauwernood werd met onze inmiddels
nieuw aangekochte Oldsmobile vrachtwagen
de vorderingsdans ontsprongen, waarschijnlijk
omdat daarvoor niet overal reservedelen te verkrijgen zijn, wat bij Chevrolet en Ford wel het
geval is. Hoe het ook zij, nadat de politie de wagen
al vastgehouden had, werd deze later toch door
de betreffende militaire autoriteit vrijgegeven.
Wij hadden echter te vroeg gejuicht, want enkele
dagen daarna werd ik ’s avonds opgebeld door
de commandant van een militaire post in Zwollerkerspel met de mededeling dat de nieuwe
vrachtwagen de volgende morgen om 7 uur paraat
moest staan met onze chauffeur, om goederen
te vervoeren naar de Betuwe. Of ik al beweerde
dat ik wegens de marktdag [op vrijdag] de wagen
niet missen kon, dat de bedoelde Oldsmobile
niet op de vorderinglijst stond en wel de oude
Ford vrachtwagen, maar dat die hem natuurlijk
niet convenieerde, het hielp mij niet en als goed
Nederlander was ik wel verplicht aan zijn orders
te voldoen. Hij verzekerde mij trouwens dat het
maar voor een dag nodig was en wagen en chauffeur vrijdagsavonds weer terug zouden zijn. Maar
zoals ’t wel meer gebeurt, de sergeant wikt en de
luitenant beschikt, want ’s avonds kreeg ik een
telefoontje uit Tiel van mijn chauffeur dat hij met
de trein terug kwam, zonder vrachtwagen. Dat
toen de stemming van ondergetekende beneden
nul was, kunt u zich zeker wel voorstellen!
Na overleg met mijn zwager Esser, besloten wij
dat deze de volgende morgen met de chauffeur per
auto naar de Betuwe zou gaan, om alsnog te trachten van de bovengenoemde luitenant onze wagen
vrij te krijgen. Na een langdurig onderhoud,
waarbij eindelijk de mededeling kwam dat men
de wagen maar een of twee maal per maand dacht
te gebruiken en de opmerking daarop van mijn
zwager of de bewuste luitenant dan wel tegenover
zijn superieuren het vorderen van zo’n dure wagen
kon verantwoorden, konden zij de wagen weer
meenemen. Echter met de toevoeging dat als het
leger hem nodig mocht hebben, hij toch weer
teruggehaald zou worden! Gelukkig is daarvan tot
heden niets gekomen.
De originele tekst van
de lezing van Oeds de
Leeuw jr. (Bedrijfsarchief O. de Leeuw)
ZHT1 2015 .indd 12 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 13
Regeringsmaatregelen
Een der eerste regeringsmaatregelen was het per 1
september 1939 ingestelde Metaalbureau, waarbij
de gehele ijzer- en metaalhandel als erkend handelaar ingeschreven moest worden. Voorts moest
de voorraad per 31 augustus binnen veertien
dagen opgegeven worden, gesplitst in vijf rubrieken: ten eerste hetgeen voor Defensie bestemd
was; ten tweede hetgeen voor handelsgebruik was;
ten derde wat in het buitenland gecontracteerd of
besteld was; ten vierde het land van herkomst en
ten slotte de omzet in 1938. Dit lijkt, als men dat
zo hoort, niet zo erg, wanneer men echter bedenkt
dat er voor ijzer en ijzerfabricaten al 38 rubrieken
zijn, voor tin en tinfabricaten 7, voor lood en
loodfabricaten 5 en voor zink en blik elk 6, dan is
een tijdsruimte van twee weken om een en ander
op te geven niet zo heel lang. Deze voorraadopgaven moesten later per 31 oktober en 31 december
herhaald worden.
Voor het vervoersverbod wat ook met 1 september ingegaan was, werd direct dispensatie
verleend tot en met 30 september. Wij hadden
echter de laatste week van september geen officiële mededeling ontvangen dat deze dispensatie
verlengd zou worden, zodat dus vanaf 1 oktober
feitelijk geen ijzer of metalen meer vervoerd
mochten worden. Op het politiebureau kon men
ons die dag hierover niet inlichten, daarom werd
het departement in Den Haag opgebeld, dat ons
op dat ogenblik ook niet wijzer kon maken. De
betreffende ambtenaar was ten zeerste verbaasd
toen wij hem attent maakten op het vervallen van
het vrije ijzer- en metaalvervoer. Het was door
de drukke septembermaand in ’t vergeetboek
geraakt. Wij moesten echter onze gang maar gaan
en bij eventuele aanhouding door de politie naar
Den Haag verwijzen. Enkele dagen daarna werd
een afdoende maatregel genomen, waarbij iedere
bij het Metaalbureau ingeschreven handelsonderneming een nummer kreeg, wat op alle correspondentie dienaangaande, facturen, adressen,
vrachtbrieven, enzovoort moet voorkomen.
Aanvoerproblemen
Wij betrekken onze goederen uit verschillende landen. Ik zal u nu de problemen met de aanvoer uit
de meeste daaruit schetsen, te beginnen met Polen:
een contract aangaande ijzeren buizen, waarvan de
levering half augustus vorig jaar zou plaatshebben,
werd verschoven naar half september. Door de oorlog werd deze order helemaal niet meer uitgevoerd.
Zweden: onze orders in artikelen uit Zweden
die halverwege augustus en later in september
besteld waren, werden met enkele weken levertijd
prompt uitgevoerd, op de gecontracteerde prijzen
en condities. Collega’s die hun orders enige weken
later opgegeven hadden, hebben veel moeilijkheden met de aanvoer ondervonden wegens mijnen- en torpederingsgevaar. Tengevolge hiervan
werden de prijzen veel hoger.
Frankrijk: in Frankrijk werden direct drastische maatregelen genomen. De lopende contracten van ijzer en staal werden eenvoudig
geannuleerd. Later werd dit in zoverre gewijzigd
dat ze uitgevoerd zouden worden wanneer het
materiaal voor Defensie hier te lande bestemd
was, waarvoor de bewijzen dan overlegd moesten
worden. Reeds vorig zomer werden de orders in
Frankrijk voor ijzerwaren maar langzaam uitgevoerd. Vanaf september werd dit hoe langer
hoe erger. Zo kwam bijvoorbeeld op 31 maart
jongstleden een zending ijzerwaren aan, waarvan
de bestellingen uitgegaan waren op 30 maart, 18
Gemobiliseerde militairen moesten zich
op 29 augustus 1939
melden op de veemarkt
in Zwolle. Op de achtergrond een van de
bedrijfsterreinen van O.
de Leeuw. De ingangen
daarvan waren gelegen
aan de Emmastraat en
aan de Willemskade.
(Collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 13 14-04-15 12:51
14 zwols historisch tijdschrift
augustus en 20 oktober 1939. Toen de zending
dan eindelijk in de douaneloods lag, deed zich
een andere moeilijkheid voor, namelijk met de
aangifte voor de inklaring. Want het gedeelte van
de betreffende zending waarvan de besteldatum
meer dan zes maanden oud was, moest tegen
de huidige inkoopwaarde aangegeven worden,
welke natuurlijk inmiddels veel hoger lag dan op
de factuur berekend was. Aangezien het hier een
zending betrof van verschillende artikelen in drie
uitvoeringen, waarvan de kortingen ook allen verschillend waren, gaf dit alleen al een dag werk aan
een onzer bedienden.
Engeland: uit Engeland werd in september en
oktober vorig jaar niets van de lopende orders
afgeleverd. Nadat de Engelse exporterende firma’s
hierover ernstig geklaagd hadden, werd in de
tweede helft november de eerste zending verscheept. Een order op gereedschappen vroeg zes
maanden levertijd. Nieuwe orders kunnen niet
meer geplaatst worden, omdat de toonaangevende
fabrieken alle voor Defensie moeten werken.
Luxemburg: de eerste drie oorlogsmaanden
werden er geen ijzer en balken vanuit Luxemburg
aangevoerd. Er bestond namelijk in Luxemburg
een groot gebrek aan cokes voor de hoogovens.
De Nederlandse regering heeft toen cokes geleverd, waarvoor als contraprestatie uit Luxemburg
balkijzer voor onze Defensie kwam, dat ondermeer voor wegen- en bruggenversperringen (de
zogenaamde asperges) werd gebruikt. Een partij
balkijzer, door ons in de laatste week van augustus
besteld, werd uiteindelijk op 23 december verzonden. Die zendingen gaan per spoor naar Brussel
en vervolgens per schip verder naar Zwolle. De
schipper heeft deze partij kunnen vervoeren tot
het Zeeuwse Wemeldinge maar is daar ingevroren, zodat het ruim vijf maanden geduurd heeft
voordat de order in Zwolle aangekomen was.
Amerika: doordat verschillende grote Amerikaanse fabrieken na 1918 in Duitsland filialen
gesticht hebben of bestaande fabrieken wegens
kapitaalgebrek opgekocht hebben, bepaalde zich
de laatste jaren de aanvoer uit Amerika tot speciale landbouwwerktuigen, ondermeer de tractors
en motoren. Een order van begin januari van deze
machines werd gedeeltelijk na anderhalve maand
looptijd verzonden. Doordat de boot de Volendam een week of vier in de Duins [of Downs, een
rede voor de kust van Kent] had gelegen, zijn deze
machines eindelijk op 30 maart in Rotterdam
gearriveerd. Door deze vertraging ontgingen ons
verschillende orders. Het restant van deze order
machines zal begin mei verscheept worden.
België: na de maand september werd begonnen met verzending van het voor 1 september
bestelde ijzer. Met een plaatijzercontract hebben
wij veel misère beleefd. Toen deze partij zes weken
na orderdatum gereed lag, wenste de fabriek
voor aflevering betaling ofwel een onherroepelijk bankaccreditief. Het materiaal zou per schip
verzonden worden en daar onze partij plaatijzer
vijftig ton bedroeg en het schip tweehonderd ton
bergen kon, werden andere partijen in hetzelfde
schip geladen; onder meer voor firma’s in Venlo,
Nijmegen, Arnhem en Deventer. Voordat echter
alle belanghebbenden met het betalingsvoorschrift akkoord gingen, waren weer twee weken
verlopen. Nu zult u zich herinneren dat er in die
tijd een van de Maasbruggen in Luik in de lucht
gevlogen is, waardoor het vaarwater versperd was.
Toen stelde men ons voor de lading te lossen, met
vrachtauto’s naar een ander schip ten noorden
van de defecte brug te brengen en daar weer in te
laden. Na akkoord bevinding bleek het vaarwater
echter al weer zover opgeruimd te zijn dat het
bewuste schip er toch door kon. Inmiddels was de
waterstand van de Maas veel hoger geworden en
gaf dit op enkele losplaatsen weer moeilijkheden,
zodat eerst half november eindelijk de partij hier
aangekomen is.
De Oldsmobile COE
1938 van O. de Leeuw,
hier gefotografeerd in
1940 op de markt in
Doetinchem. (Internet)
ZHT1 2015 .indd 14 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 15
De laatste maanden werd de uitvoer van
ijzer van België en Luxemburg naar Nederland
zeer bemoeilijkt door een handelsovereenkomst
met Engeland en Frankrijk, waarbij onder meer
bepaald werd dat Engeland en Frankrijk vanaf
1 oktober 1939 maandelijks 60.000 ton walsproducten van België en Luxemburg zouden ontvangen, welke hoeveelheid vanaf 1 januari 1940 tot
100.000 ton per maand opgevoerd zou worden.
Frankrijk zou dan voor het ertsvervoer zorgen
om de maandelijkse uitvoer van ongeveer 100.000
ton voor de vrije neutrale markten mogelijk te
maken. Dientengevolge wordt dus de uitvoer van
Belgisch en Luxemburgs ijzer naar Nederland
zeer vertraagd. De levertijden bedragen thans drie
à vier maanden. De aanvoer van ijzerwaren en
landbouwwerktuigen vanuit België gaat nog vrij
geregeld, wel zijn de prijzen sterk gestegen.
Duitsland
De situatie met Duitsland is een lang verhaal. De
invoer uit dit land was natuurlijk in september
1939 nihil, door de oorlog in Polen, de troepenverplaatsingen en dergelijke, alsmede het gebrek
aan transportmiddelen. Lopende contracten van
leveringen van landbouwwerktuigen en zelfs
nieuwe orders van september en oktober werden
zonder prijsverhogingen geboekt; mits het directe
levering uit voorraad betrof.
Een ongunstige uitzondering hierop maakte
een in ’t najaar afgesloten contract over landbouwwerktuigen met de Internationale Harvester
Cie., een groot Amerikaans concern met dochterfabrieken in Duitsland en Frankrijk. Toen een
deel der gekochte goederen gereed stonden en
scheepsruimte werd gezocht, kwam plotseling het
bericht dat wij 7 procent opslag betalen moesten,
anders zou de leverancier geen uitvoervergunning
kunnen krijgen. Noodgedwongen moesten wij
daarmede akkoord gaan, want per 1 januari 1940
zou de opslag 10 procent worden. Waarschijnlijk
heeft men met deze maatregel de Duitse fabrieken
willen beschermen. Juist voor de vorstperiode was
het schip met deze partij aangekomen.
Dit jaar werd de toestand heel anders. Door
de sterk verminderde export in de tweede helft
van 1939 werd de achterstand van de clearing met
Duitsland ten opzichte van Nederland ingelopen
en kregen wij in de eerste maanden van 1940 een
omgekeerde toestand. Want eind februari lag
Nederland ongeveer dertien millioen gulden bij
Duitsland ten achter. Onmiddellijk werden van
Duitse zijde maatregelen genomen om dit te remmen, door opheffing van exportpremies en door
extra prijsverhogingen; want de fabrikanten kunnen slechts tegen aanmerkelijk verhoogde prijzen
grondstoffen krijgen. Begin maart dit jaar schreef
een onzer fabrikanten van landbouwwerktuigen
ons bijvoorbeeld dat de prijsverhoging van zijn
fabricaten van 20 op 50 procent gebracht moest
worden. Daarvan mag niet afgeweken worden,
want de exportprijzen worden te Berlijn vastgesteld en daarop bestaat een zeer scherpe controle.
Voorts moeten de fabrikanten, die een order voor
export gekregen hebben, de orders met de verkoopprijzen aan de betreffende Rijkskantoren in
Berlijn overleggen, om een dienovereenkomstige
benodigde hoeveelheid grondstoffen te kunnen
aanvoeren.
Ook heeft Duitsland een soort distributie voor
de export van landbouwwerktuigen ingesteld voor
die landen welke in 1939 meer dan het normale
kwantum geïmporteerd hebben. Voorts werd ons
O. de Leeuw was destijds importeur voor
Nederland van Deering, een van de merken
van de International
Harvester Cie. Hier het
full-colour voorblad
van een prijscourant
van deze artikelen uit
1938. (Bedrijfsarchief
O. de Leeuw)
ZHT1 2015 .indd 15 14-04-15 12:51
16 zwols historisch tijdschrift
medegedeeld dat de export naar Nederland van
landbouwwerktuigen en machinerieën aanmerkelijk
beperkt zou worden, door de grote achterstand van
de vervanging van die werktuigen in Oostenrijk, Slowakije, Polen en Rusland. Het kost thans de grootste
moeite om orders geplaatst te krijgen, alleen de
meest courante modellen worden gefabriceerd.
Gedurende de maanden september en oktober konden verschillende ijzerwaren nog tegen
normale of weinig verhoogde prijzen van Duitsland betrokken worden. Deze werden ook vlot
geleverd, vlugger en goedkoper dan dezelfde artikelen die hier te lande gefabriceerd worden. Zo
gebeurde het dat vorig najaar een Duitse fabrikant
verbaasd was dat hier te lande gegalvaniseerde
artikelen als emmers, teilen en wasketels nog in
overvloed voorhanden waren. In zijn woonplaats
(in Westfalen) waren die artikelen zo goed als
nergens meer te krijgen. Een order van twintig ton
van die goederen door ons in september gegeven
werd binnen vier weken afgezonden. De Nederlandse fabrieken vroegen een levertijd van enkele
maanden. Vele Duitse fabrikanten van kleine
ijzerwaren en gereedschappen zijn de laatste
maanden door gebrek aan personeel en geringe
aanvoer van grondstoffen gedupeerd. Zo schreef
ons in ’t laatst van 1939 een fabrikant: “Van mijn
vijftig geschoolde arbeiders heb ik er thans maar
twee meer over. Tengevolge hiervan moeten wij
wat kleine ijzerwaren en gereedschappen betreft,
zoals hamers, bijlen, nijptangen en dergelijke, met
een levertijd van minstens drie tot vier maanden
rekening houden.” Verschillende metaalproducten zijn absoluut niet meer van Duitsland te bekomen en wel speciaal die artikelen waarvoor tin en
koper gebruikt worden, evenmin als rubberfabricaten. Vanzelfsprekend kunnen fabrieken die voor
Defensie moeten werken bijna geen orders meer
accepteren of uitvoeren.
Een staaltje hiervan is het volgende: er werden in juni 1939 voor een Ambachtsschool twee
kleine aambeelden bij ons besteld. Normaal had
de levering begin augustus moeten plaatshebben.
Na herhaald aandringen op afzending zijn ze eindelijk 5 april dit jaar aangekomen. Aangezien de
factuurwaarde voor de inklaring niet meer geldig
was, moesten ze tegen de huidige, veel hogere
waarde aangegeven worden. Een partij schoppen
van enige duizenden kilo’s, die normaal in gelakte
uitvoering geleverd worden en als zodanig in de
koopbrief ook bevestigd stonden, werden ongelakt geleverd met de mededeling dat ze in gelakte
uitvoering niet meer geëxporteerd mochten
worden. Daar de huidige prijs circa 50 procent
hoger is, hebben we de partij maar geaccepteerd.
De levering had vier maanden geduurd. Voor
verschillende andere artikelen die onder controle
van Berlijn staan, krijgt men de mededeling dat de
order niet anders dan met een verhoging van 25
tot 75 procent uitgevoerd mag worden.
Nadat in de maanden januari en februari de
verzending van ijzer, door de vorst en gebrek aan
wagons, in ’t geheel niet kon plaatsvinden en er
in de eerste helft van maart geen scheepsruimte
beschikbaar was, ontvingen wij eindelijk een factuur met verzenddatum 28 maart van een partijtje
ijzer van dertig ton verzonden uit het Ruhrgebied, van orders gedateerd op 2 april, 7 juli en
De eerste maanden
van 1940 moesten er
vanwege de stijgende
prijzen voortdurend
supplementen op de
bestaande prijscouranten uitgegeven worden.
(Bedrijfsarchief O. de
Leeuw)
ZHT1 2015 .indd 16 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 17
21 oktober 1939. Nieuwe orders konden in 1940
niet meer in Duitsland geplaatst worden, daar
alle walswerken voor Defensie en binnenlands
gebruik moeten werken. Wij zijn dus op Nederland, België en Luxemburg aangewezen. Voorts
heeft men in Duitsland per 1 april een uitvoerverbod gesteld op alle soorten gewalst ijzer, plaatijzer,
balken, alle soorten draad, rails, gasbuizen en nog
enige andere artikelen.
Artikelen van Nederlands fabricaat
Een artikel wat direct door Defensie gevorderd
werd, waren kookpotten. In de eerste dagen van
september kreeg ik ’s morgens telefoon uit Den
Haag dat onze gehele voorraad grotere kookpotten, dat wil zeggen van 100-125-150 en 200 liter,
gereserveerd moest worden voor Defensie. Deze
zouden dezelfde dag met militaire auto’s gehaald
worden. Gelukkig hadden wij diezelfde dag reeds
vroegtijdig een lading van de fabriek ontvangen, zodat wij onze Hollandse jongens aan snert
konden helpen. De volgende dag werd door ons
een nieuwe order aan de fabriek opgegeven. Wij
kregen echter de mededeling dat wij de eerste
maanden niet op levering behoefden te rekenen,
want ten eerste was hun gehele voorraad door
Defensie gevorderd en ten tweede stond de fabriek
onder militaire bewaking en mochten er tot nader
order geen kookpotten aan de handel geleverd
worden. Die toestand heeft tot half november aangehouden en toen moesten wij 10 procent opslag
betalen.
Met het artikel prikkeldraad speelde weer hetzelfde probleem als vorig voorjaar. De fabrieken
moesten drie maanden voor Defensie draaien.
Er zijn thans in Nederland zeven fabrikanten van
prikkeldraad, in 1914 was er niet één, zodat wanneer de fabrikanten het benodigde draad kunnen
aanvoeren Defensie daaromtrent geen zorgen
behoeft te hebben. Maar juist die draad aanvoer
stokte nogal eens. Amerika leverde de laatste paar
jaar nogal veel vlechtdraad en die aanvoer werd
natuurlijk na augustus 1939 zeer vertraagd. Toen
de oude voorraad draad bij de vlechters was verwerkt en de nieuwe aanvoer zoveel duurder was,
kregen wij van de fabrikanten vereniging bericht
dat men de lopende contracten wel leveren wilde,
maar dat een toeslag van een paar gulden per
100 kg betaald moest worden, met beroep op de
overmachtclausule. En daar de toen geldende prijs
voor nieuwe contracten nog hoger was, werd door
ons en onze collega’s aan die eis voldaan, hoewel
natuurlijk met grote tegenzin.
Wij moesten echter voorraden vormen voor
het seizoen 1940. Want het zou al spoedig blijken
dat niet alleen onze afnemers zich wilden indekken, maar dat Defensie ook flinke partijen bij de
grossiers opkocht. Als een voorbeeld daarvan
diene, dat een militair chauffeur mij vertelde dat
hij tweeënhalve maand dag in dag uit niets anders
gedaan had dan prikkeldraad halen en brengen
naar de opslagplaatsen.
Met de Nederlandse fabrieken van ander
draadmateriaal hebben wij dezelfde verhogingsmisère moeten meemaken. Een tijdlang, van
september tot half oktober, werden geen prijzen
afgegeven, omdat volgens hun bewering er geen
prijs van walsdraad was. Na die tijd moest een
verhoging betaald worden, indien ze de lopende
contracten verder zouden afwikkelen. Daarentegen hebben de Duitse fabrieken bij wie wij ook
contracten in draadmateriaal hadden lopen alles
vlot afgeleverd, zonder enige prijsverhoging!
Voor november was alles geleverd! De orders bij
een andere buitenlandse fabriek plaatsen hielp
toen niet meer, om reden dat daar voorlopig geen
orders meer geaccepteerd werden en de fabrikanten hier te lande alle contractueel verbonden zijn
en alle inkopen en correspondentie over een eigen
verkoopkantoor lopen. Een grote Nederlandse
fabriek die een ander artikel fabriceert, had de
aardigheid in de offerte als conditie te vermelden:
“Betaling vóór afzending”. Dit is het enige Nederlandse bedrijf geweest wat ons een dergelijke
maatregel voorgeschreven heeft. Met verschillende andere artikelen hebben over ’t algemeen de
Nederlandse fabrieken veel langer levertijd nodig
gehad dan Duitse of Belgische. De mobilisatie en
de geringe aanvoer van grondstoffen zullen wel de
oorzaak hiervan zijn geweest.
Reeds in de zomermaanden van 1939 werd
ons van militaire zijde herhaaldelijk gevraagd onze
voorraad op te geven van verschillende ijzerwaren
en gereedschappen zoals: draadnagels, prikkelZHT1 2015 .indd 17 14-04-15 12:51
18 zwols historisch tijdschrift
draad, ijzerdraad, zeskant vlechtwerk, bijlen, houwelen, handzagen, emmers, spaden, kachelpijpen
en kachelellebogen, zodat men bij de mobilisatie
van de grossiers hier te lande wist over welke hoeveelheden Defensie ongeveer kon beschikken.
Het was evenwel opmerkelijk dat bijvoorbeeld van
kachels geen opgaaf werd gevraagd! Van bovengenoemde artikelen werden in september dan ook
flinke hoeveelheden gevorderd, maar tot onze verwondering geen kachels! Wat hebben de soldaten
per saldo aan kachelpijpen zonder kachels!
De mooie septembermaand ging alles goed,
het Rijksinkoopbureau had waarschijnlijk bij
de fabriek wel orders geplaatst, maar die zitten
in het najaar vrijwel zonder voorraad, daar hun
productie in de zomermaanden aan de grossiers
afgeleverd wordt. Nauwelijks was er dan ook de
eerste koude dag in oktober of onze voorraad
kachels werd geplunderd. Ruim honderdvijftig stuks werden in twee dagen weggehaald,
maar desondanks konden wij lang niet aan de
vraag voldoen. Wanneer nu de aanvoer maar
weer normaal kon geschieden, zou dat niet zo
erg zijn, maar wij moeten niet vergeten dat ten
gevolge van de mobilisatie een groot percentage volwaardige werkkrachten uitgeschakeld
werd, met gevolg dat de levertijden met maanden overschreden zijn en de kwaliteit van het
afgewerkte product er niet beter op wordt.
Daarbij kwam de grote kooplust van afnemers
en publiek, die tengevolge van de maatregel
om tegen augustusprijzen te verkopen daarvan
wilden profiteren en waardoor al spoedig een
reeks van artikelen uitverkocht was. Die grote
kooplust onzer afnemers werd al spoedig door
ons geremd, maar degenen die over wat kasmiddelen beschikten waren zo verstandig om
bij verschillende hunner leveranciers orders te
plaatsen om op die manier een goedkope voorraad op te slaan. Wij hebben natuurlijk verder te
kampen met personeel wat successievelijk voor
militaire dienst opgeroepen wordt en dat thans
moeilijk te vervangen is, daar de meeste bedrijven dezelfde moeilijkheden met magazijn- en
kantoorpersoneel hebben.’
Tot zover het verhaal van Oeds de Leeuw jr. uit
april 1940 voor zijn mede-Rotarians, aan de vooravond van de Duitse inval in Nederland. De door
hem geschetste problemen die de onderneming
toen al ondervond, namen tijdens de bezetting
alleen maar toe. Maar het bedrijf wist de oorlog
te overleven en maakte vervolgens in de jaren
vijftig een expansieve groei door. Tegenwoordig
bestaat de O. de Leeuwgroep uit een holding met
zes dochterondernemingen, groothandels in ijzer,
staal en technische producten.
Het bedrijfspand
van O. de Leeuw aan
het Rodetorenplein,
eind jaren veertig.
(Foto Everaarts,
collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 18 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 19
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 6: Degelijk dagblad balanceerde in oorlog
op scherp van de snede
Willem van der Veen Zo’n 130 jaar hadden opeenvolgende generaties Tijl het bij hun krant zonder een
echte hoofdredacteur kunnen stellen.
Wanneer er journalistieke beslissingen moesten
worden genomen dachten ze daar zelf wel toe in
staat te zijn, als eigenaren van een bedrijf dat ook
nog een drukkerij en uitgeverij omvatte. Maar
in de eerste decennia van de twintigste eeuw was
Jan Jacob Tijl (1860-1927) langzamerhand tot
de conclusie gekomen dat het zo niet langer kon.
De kwestie Troelstra en zijn mislukte revolutie,
waarover Tijls redactie begripvol en een beetje
vergoelijkend had geschreven, droeg daartoe veel
bij. Als gezeten en invloedrijk burger van Zwolle
kon Jan Jacob onmogelijk met revolutionaire politiek instemmen. En er kwamen langzamerhand
meer van dit soort situaties, veroorzaakt door
mensen die, vergeleken bij de doorgaans volgzame
negentiende-eeuwer, veel mondiger waren geworden. Bovendien groeiden de beslommeringen
Jan Jacob sowieso boven het hoofd, doordat zijn
bedrijf steeds uitgebreider werd met voor die tijd
indrukwekkende machines, onder meer een grote
rotatiepers, en een sterk gegroeide orderportefeuille voor de drukkerij. Het was daarom beter
dat hij de leiding van zijn redactie overdroeg aan
een journalistieke specialist.
In 1920 werd in die verantwoordelijke functie Martinus Hendrikus Werkman (1884-1953)
benoemd. Een echte Groninger die hoofdredacteur van de Nieuwe Winschoter Courant was,
maar die in de overgang naar de toen eerbiedwaardige en in Overijssel veel gelezen Zwolsche
– van 1790! – een duidelijke promotie zag. Bovendien had Zwolle als provinciehoofdstad meer
aanzien dan Winschoten. M.H. Werkman was de
jongste broer van de schilder-boekdrukker-schrijver Hendrik (H.N.) Werkman, mede-oprichter
van de befaamde noordelijke groep van kunstenaars ‘De Ploeg’. De toen 37-jarige Werkman
stond bekend als een bekwaam journalist, die in
zijn vrije tijd ook gedichten schreef. Gedurende
zijn tijd als hoofdredacteur van de Provinciale
Overijsselsche en Zwolsche Courant die van 1920
tot het najaar van 1944 zou duren, kenmerkte hij
zich als een bedachtzaam man die in de stedelijke
gemeenschap van Zwolle hoogst zelden op de
voorgrond trad.
Einde van Jan Jacob
Jan Jacob Tijl was halverwege de jaren twintig 65
jaar geworden, maar had het als eigenaar en hoogste baas nog zo druk met de groei van zijn bedrijf –
een krant met een oplage van zo’n 16.000 exemplaren per dag en een drukkerij die steeds meer personeel en techniek vereiste – dat zijn inspanningen te
veel van hem gingen vergen. Hij werd ziek, staakte
de arbeid en overleed anderhalf jaar later.
Een zoon om hem op te volgen had hij niet.
Zijn dochter Bep (1904-1996) stond echter op
het punt een man te trouwen die de kennis en de
Zo zag het gebouw van
Tijl en de Zwolse Courant er voor de Tweede
Wereldoorlog uit.
Naaste buurman links
was een juwelier. De
twee panden aan de linkerkant werden na de
oorlog aan het bedrijf
toegevoegd. (Particuliere collectie)
ZHT1 2015 .indd 19 14-04-15 12:51
20 zwols historisch tijdschrift
Een beeld van het
vroegere Tijlgebouw
aan de achterkant in
de Voorstraat. Door de
ramen rechts op de foto
stonden vaak mensen
te kijken naar de stromen kranten die uit de
grote rotatiepers rolden.
(Particuliere collectie)
Zwolse reporter werd vertrouweling van Drees
Juist in de tijd rond 1920, toen M.H. Werkman als allereerste hoofdredacteur van de ‘Zwolse Courant’ was aangesteld, meldde zich ter
redactie nog een nieuwe kracht, de 25-jarige Klaas Voskuil. Deze telg uit een Zwolse bakkersfamilie had de kweekschool bezocht en was
een korte tijd onderwijzer geweest, maar was al spoedig tot het inzicht gekomen dat hij veel meer voor de journalistiek voelde.
Eigenlijk paste hij niet zo goed bij ‘de Zwolse’, omdat hij – tegen de zin van zijn familie en alleen gesteund door zijn vader –
sterk de socialistische beginselen was toegedaan. Begrijpelijk kreeg hij niet de kans die in zijn nieuwe werkkring bij de krant uit te
dragen, maar daar was het hem ook niet om begonnen. Hij maakte dankbaar gebruik van
de mogelijkheid om zich de beginselen van de journalistiek eigen te maken. Dat gebeurde
in een tijd waarin er nog lang geen professionele scholing voor journalistiek bestond. Die
zou bijna een halve eeuw later komen. Het was nog tot in de jaren zestig gebruikelijk
dat mensen met journalistieke ambitie een baantje als leerling-journalist bij een krant
aannamen om zich het vak eigen te maken. Klaas Voskuil leerde snel bij ‘de Zwolse’ en
hield het daar zes jaar als verslaggever vol. Toen achtte hij zich bekwaam genoeg om als
parlementair verslaggever in dienst te treden bij het Nederlands Correspondentenbureau.
Overeenkomstig zijn politieke belangstelling werd hij daarna in 1931 chef van de Haagse
redactie bij de Arbeiderspers. Na de Tweede Wereldoorlog promoveerde hij tot hoofdredacteur van het nieuwe socialistische dagblad Het Vrije Volk, dat toen met zijn tientallen
edities de grootste krant van Nederland was. Voskuil werd toen ook een vertrouweling van
de Nederlandse premier Willem Drees. Landelijke bekendheid verwierf hij na de oorlog
met zijn radiopraatjes voor de VARA die hij tot 1961 volhield. Zijn zoon Han (J.J.) die in
zijn memoires een diepgaande kenschets van zijn vader schreef, kreeg nationale faam als
auteur van Neerlands dikste roman ooit, ‘Het bureau’, bijna zesduizend bladzijden in
zeven delen.
Klaas Voskuil, 1895-1975. (Internet)
capaciteiten voor zo’n verantwoordelijke baan in
zich combineerde. Hein Dikkers (1904-1987) was
pas afgestudeerd jurist en had zich zorgvuldig
voorbereid op het leiding geven aan het bedrijf,
zodat het directeurschap hem met een gerust hart
werd toevertrouwd. Bovendien had Dikkers reeds
een voorliefde voor het krantenvak. De techniek
liet hij over aan ir. Piet van Gelder, een familielid van de Tijls, die de bouwkundige problemen
en uitbreidingen op zijn schouders nam. Er viel
immers menig puzzel op te lossen om een groot
bedrijf, dat inmiddels de Erven J.J. Tijl was gaan
heten, onder te brengen in het hart van de oude
Zwolse binnenstad.
Degelijke krant
Zo kabbelde de krant onder de hoede van haar
nieuwe hoofdredacteur Werkman rustig voort.
Hij leidde een redactie van ten hoogste vijf journalisten die een goed stuk konden schrijven en
die ook in staat waren elke dag weer een degelijke
krant in elkaar te sleutelen. Met die laatste kwalificatie is geen woord teveel gezegd. Want zo kwam
het Zwolse dagblad over: betrouwbaar, neutraal,
een beetje behoudend, vrijwel altijd het veilige
ZHT1 2015 .indd 20 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 21
midden kiezend, zoals de hele geest van de bevolking in Zwolle en wijde omgeving toen ademde.
Andere journalisten van Tijls redactie die in
de jaren twintig en dertig bij het Zwolse publiek
bekend waren, heetten Frits Brok en F.J.A.
Berding, welke laatste de functie van adjuncthoofdredacteur innam. Het was sowieso al een
bijzonderheid dat men hun namen kende, want in
de krant bleven ze bij hun verslagen of beschouwingen altijd verborgen achter aanduidingen tussen haakjes als ‘Van een onzer redacteuren’ of ‘Van
onze redacteur binnenland’. Ze hielden de regionale en plaatselijke politiek plichtsgetrouw en
keurig bij, zonder zich aan uitgesproken meningen te wagen. Dat gebeurde ook niet toen zich een
kwalijke eend kwam roeren in de tot dan toe nogal
rimpelloze Zwolse vijver.
NSB-ers
Bij de Statenverkiezingen van 1935 waren leden
van de NSB voor het eerst verkiesbaar in Nederland. Dit maakte de verkiezingsstrijd zo hevig dat
zich op straat gewelddadige taferelen afspeelden.
Letterlijk gegooi in de glazen, gesmijt met stenen
en straatvuil, lijf-aan-lijf geknok en uiteraard
geknuppel van de politie. De Zwolsche Courant
(verder: Zwolse Courant) noteerde alles netjes,
onpartijdig en afstandelijk en zorgde er bovendien
voor dat alle uitslagen op de verkiezingsavond
zo duidelijk mogelijk op de Melkmarkt vielen te
De krantenexpeditie
van de Zwolse Courant
in de jaren dertig van
de vorige eeuw. (Particuliere collectie)
ZHT1 2015 .indd 21 14-04-15 12:51
22 zwols historisch tijdschrift
lezen. Nog nooit had er zo’n groot publicatiebord
voor het Tijlgebouw gestaan als in 1935: bijna
twintig meter en zo hel verlicht als men het in
Zwolle nog nooit had gezien. Ten overvloede werden er ook nog beelden vertoond van de film Als
de persen draaien. Van de Zwolse kiesgerechtigden
had 5,51 procent – zo’n duizend personen – op de
NSB gestemd, een percentage dat overigens onder
het landelijke en provinciale gemiddelde lag. Het
aantal aanhangers van deze partij nam in de volgende jaren verder alleen maar af.
Ondanks de oorlogsdreiging – of misschien
wel juist daardoor – ging het in de late jaren dertig
niet slecht met de Zwolse. Het aantal abonnees was
gegroeid tot ruim 15.000 en de verspreiding breidde zich met de hulp van vele correspondenten uit
tot drie edities, respectievelijk voor de gebieden
Zwolle, Kampen en Noordwesthoek, de NoordVeluwe alsmede Salland-Vechtstreek.
Toen kwam de oorlog
Op de beruchte tiende mei van 1940, toen de
Duitse inval ook Zwolle totaal verraste, kwam er
voor het eerst in haar bestaan geen editie van de
Zwolse uit. De telexverbindingen waren verbroken en de oorlogsomstandigheden verhinderden
elke verspreiding. Twee dagen later rolde er een
kleine noodeditie met officiële mededelingen van
de grote rotatiepers die enkele jaren daarvoor in
gebruik was genomen en die wel tien keer meer
capaciteit aankon dan een paar van die geïmproviseerde blaadjes.
Pas dinsdag 14 mei lag de krant in afgeslankte
vorm, maar wel met de herkenbare kopregel, bij de
abonnees in de bus. Op de voorpagina verklaarde
de redactie dat zij zich nu moest gedragen ‘naar
den wensch der Duitsche militaire overheid.’ Buitenlandse berichtgeving mocht niet in strijd zijn
met belangen van de bezetter en moest uitsluitend
gebaseerd worden op Duitse bronnen. Daarnaast
zou er voldoende ruimte zijn voor onder meer
stadsnieuws en ontspanningslectuur. De redactie
beloofde haar taak als ‘verbindingsgeleding’ tussen
de lezers zo goed mogelijk te vervullen. Een dag
later werden de lezers opgeroepen de toekomst
moedig en daadkrachtig tegemoet te treden.
De ‘Militärbefehlshaber in den Niederlanden’ maakte diezelfde dag bekend dat tijdens de
bezetting geen preventieve censuur zou worden
uitgeoefend, maar verbond daaraan wel de eis dat
uitgevers en redacteuren een absoluut loyale houding zouden aannemen. Historicus Kees Ribbens
heeft over de gedwongen escapades van aan handen gebonden journalisten, die bijna vijf jaar lang
Een groot deel van de
regie over de inhoud
van de Zwolse Courant
werd in de oorlogsjaren
gevoerd op de Burgemeester van Roijensingel, waar bij de Ortskommandantur dagelijks zeven exemplaren
van de krant moesten
worden bezorgd. (Collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 22 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 23
op het scherp van de snede moesten opereren, in
1995 een artikel gepubliceerd in het Zwols Historisch Tijdschrift (jaargang 12 nr. 4, p.114-122).
Balanceren op smalle draad
Van Ribbens werk maak ik graag gebruik om
te laten zien hoe redacties in de bezettingstijd
op een smalle draad moesten balanceren om te
voorkomen dat hun kranten geheel van het toneel
verdwenen. Tot haar geluk wist de Zwolse te voorkomen dat – in tegenstelling tot veel andere dagbladen – de hoofdredacteur vervangen werd door
een NSB-er.
Wat in eerste instantie opviel was het onmiskenbare feit dat de krant qua uiterlijk veranderde
door een groot aantal verplichte berichten. Net als
alle andere redacties in Nederland kreeg de Zwolse
het bevel Duitse legerberichten plus overig nieuws
van het Deutsche Nachrichtenbüro (DNB) dat
door het ANP via de telex werd verspreid, op een
prominente plaats in de krant af te drukken.
Toch leken die maatregelen niet veel indruk te
maken op een van de twee Tijl-directeuren, ir. P.
van Gelder, die zich in normale tijden nooit met
de krant bemoeide. Hij beweerde nogal voorbarig
dat de bezetting, wat de krant betreft, in het niet
viel vergeleken bij de Franse tijd van meer dan een
eeuw eerder. ‘Toen moest de tekst gedeeltelijk in het
Frans verschijnen’. Van Gelder doelde op de Duitse
toezegging dat preventieve censuur zou ontbreken,
maar verzweeg het feit dat dagelijks zeven exemplaren bij de Ortskommandant van Zwolle moesten
worden bezorgd. O wee, als er iets in stond dat deze
hoge officier en zijn helpers niet beviel…
Bij de redactie heerste wel degelijk het besef
dat ongewenste berichten onmiddellijk opheffing
van de krant zou veroorzaken. Als voorbeeld voor
die interne censuur werd in augustus 1