
Zwols Historisch Tijdschrift
38e jaargang 2021 nummer 3 – 8,50 euro
De opkomst van
het socialisme
in Zwolle
De kleine revolutie van
de gesjochten jongens (1878-1894)
Hermanus Jacobus Wezenberg zoals hij officieel
heette, werd op 25 augustus 1917 in Zwolle
geboren als zoon van Leopold Wezenberg en
Susanna Maria van der Vegt. Zijn vader werkte als
knecht bij een bierbrouwerij. Mannus bleef ongehuwd
en woonde aan het eind van zijn leven in
de Nieuwe Haven. Daar overleed hij op 4 januari
1991, 73 jaar oud.
Zijn grote passie was de wandelsport. Als er in
Zwolle een tocht werd georganiseerd, liep Mannes
mee en tijdens de Avondvierdaagse was hij
ook altijd van de partij. En dan was er natuurlijk
Zwolsche Boys, de voetbalclub waar hij fanatiek
aanhanger van was. Zo fanatiek zelfs dat hij het
heel vaak oneens was met beslissingen die de
scheidsrechter in het nadeel van de Boys nam. Dat
maakte hij dan op luide en niet al te vriendelijke
wijze duidelijk, waarbij hij er zelfs niet voor terugdeinsde
om het veld op te lopen. Maar gelukkig
was er altijd wel iemand die Mannes erop wees
dat hij nu toch te ver ging en hem weer langs de
zijlijn dirigeerde. Zelf voetbalde Mannes niet, al
werd hij bij straatvoetbal in Assendorp wel eens
uitgenodigd om een balletje mee te trappen. En als
dat niet gebeurde, stond hij wel langs het veld om
aanwijzingen te geven.
Bronnen:
Anton G.M. Heijmerikx, Bekend, onbekend, plichtsgetrouw
en kleurrijk Salland.
130 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Mannes Wezenberg
De eerste indruk die Mannes Wezenberg maakte,
was van een mens die niet erg gelukkig was. Zijn
oogopslag was altijd dof en zijn gezichtsuitdrukking
somber. Maar plezier in het leven had hij wel
en hij kon met iedereen goed opschieten. In Zwolle
kende men hem als de man die met de handkar
door de stad zwierf om spullen als wasmiddelen
en spulletjes die je in huis kon gebruiken te verkopen.
En als het Koninginnedag was stond hij met
een kraam op de Melkmarkt en kon men bij hem
terecht voor allerlei artikelen die met Oranje te
maken hadden.
Steven ten Veen
‘Kleurrijke Zwollenaren’
Fotocollectie:
P.L. Keuzekamp,
Onderzoek:
Jan Bouwmeester
Mededelingen van het bestuur
Voor in de agenda:
– Vrijdag 8 oktober 2021 Historische avond
van het Erfgoedplatform in Waanders in de
Broeren, Buurtbemiddeling 25 jaar in Zwolle.
– Dinsdag 12 oktober 2021 Algemene Ledenvergadering
van de Zwolse Historische Vereniging.
Nadere informatie vindt u op onze website.
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 131
‘Kleurrijke Zwollenaren’ 130
Steven ten Veen
De opkomst van het socialisme in Zwolle
Deel 3: De kleine revolutie van de gesjochten
jongens (1878-1894) Jan van de Wetering 132
‘SEER CIERLIJCK GEMAECKT’:
Leven en werk van houtsnijder
Hermannus van Arnhem (1634-1708)
Een onbekende beeldsnijder Saskia Zwiers 161
Bezetting en vrijheid in de Diezerstraat,
mijn kinderjaren 1940-1950
Voor mijn broer Gerrit Banck (1931-2016),
een echte Zwollenaar, in herinnering
Geert Banck 172
‘Uit het Drostenhuis’
Saskia Zwiers 186
Baron Sloet, een mislukte kolonisatie in Suriname
en een onderzoek van Jaap van Dissel
Wim Coster 188
Grafkelder familie Van Haersolte
Michael Klomp
191
Auteurs 193
Redactioneel
De rubriek Kleurrijke Zwollenaren van Steven
ten Veen is deze keer gewijd aan Mannes
Wezenberg, een fanatiek voetbalsupporter,
die er niet voor terugdeinsde het veld in te
rennen als een beslissing van de scheidsrechter hem
niet beviel. Jan van de Wetering schreef het derde
deel van de serie De opkomst van het socialisme in
Zwolle. Helmig van der Vegt en Louis Cohen en
vele andere pioniers zorgden ervoor dat Zwolle op
de kaart kwam te staan bij landelijke voormannen
als Troelstra en Domela Nieuwenhuis. Zo kwam
het dat hier in de Atlas in 1894 de SDAP werd opgericht.
Daar waren zeer onrustige jaren aan voorafgegaan,
waarin socialisten en oranjeaanhangers
met elkaar op de vuist gingen. Saskia Zwiers bewijst
eer aan leven en werk van houtsnijder Hermannus
van Arnhem (1634-1708), wiens decoraties onder
andere te zien zijn op het kistje met de stoffelijke
resten van Thomas van Kempen in de Onze Lieve
Vrouwekerk. Zij schreef ook de eerste aflevering
van de nieuwe rubriek Uit het Drostenhuis, over
museumstukken die daar ooit te zien waren.
Geert Banck, zoon van een bekende Zwolse
bloemist, haalt jeugdherinneringen op uit de tijd
van de Tweede Wereldoorlog. Het gaat er af en toe
spannend aan toe in de Diezerstraat. Wim Coster
beschrijft een mislukte poging tot kolonisatie in
Suriname door ‘zijn’ baron Sloet tot Oldhuis en
combineert dat met opmerkelijke feiten die de
tegenwoordig alom bekende infectioloog Jaap
van Dissel hierover naar boven wist te halen.
Stadsarcheoloog Michael Klomp duikt letterlijk
en figuurlijk diep in het verleden. Hij beschrijft
de opgraving van de in 1716 in gebruik genomen
grafkelder van de Zwolse familie Van Haersolte.
Coverfoto: Diezerstraat, de Smeden, circa 1890,
fotograaf onbekend. (Collectie HCO)
Inhoud
132 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
De opkomst van het socialisme in Zwolle
Deel 3: De kleine revolutie van de gesjochten jongens (1878-1894)
‘Het was geen lolletje om voor zijn socialistische
beginselen uit te komen
en alleen het vaste vertrouwen in de
toekomst van een betere maatschappij, waar geluk
en brood zou zijn, ook voor het proletariaat, deed
de partijgenoten stand houden tegen alle tegenwerking.(…)
De socialisten van die dagen waren
eenvoudig buiten de wet gesteld. Steeds werden
brieven en pakketten aan hun adres geadresseerd
aan het postkantoor geopend. Van de autoriteiten
dier dagen ging een blinde vervolgingswoede uit en
de politieagenten waren met de uitvoering belast,
ofschoon die in vroeger dagen ook slecht betaald
werden en lang niet tevreden waren.’ 1
Bang waren ze niet, de eerste Zwolse socialisten.
Al hadden ze het zwaar te verduren, ze hielden vol.
Hun niet aflatende gedrevenheid kwam voort uit
een mengsel van woede en idealen. Woede over het
kwade leven van de werkman, dat ze van huis uit
kenden en idealen, die eerst nog vaag waren maar
allengs scherpere contouren kregen. De meesten
van hen waren jong, twintigers en dertigers;
een nieuwe generatie was opgestaan, die minder
lijdzaam was dan die van hun ouders. Als kind
zagen ze in 1872 de werklieden eendrachtig met
hun patroons door de straten marcheren tijdens
de grootste optocht die Zwolle ooit had meegemaakt.
2 Maar de eendracht die werd uitgestraald
Arbeiders Thorbeckegracht,
circa 1900.
(Collectie HCO)
Jan van de Wetering
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 133
was slechts schijn. Onder de oppervlakte rommelde
het en voor iemand er erg in had, ontstonden er
scheuren in de arbeidsverhoudingen. Eerst in de
steden met grote fabrieken, rokende schoorstenen
en massaproductie, maar nog geen tien jaar later
ook in provinciesteden als Zwolle, daar waar je niet
zo gauw opstandigheid zou verwachten.
In dit derde deel over de opkomst van het
socialisme beschrijf ik de doorbraak van het socialisme
in Zwolle in de periode 1878-1894, een
uitzonderlijk turbulente periode. Een belangrijke
rol is weggelegd voor de activiteiten van een aantal
socialisten van het eerste uur: onderwijzer Helmig
Jan van der Vegt, handelaren in van alles en nog
wat Louis Cohen en Marcus Spits, slijter J.M. van
Vlaardingen en handelsreiziger Pieter Arnolli.
Allemaal ‘gesjochten jongens’ in de woorden van
Helmig van der Vegt, al deed hij daar zichzelf wat
tekort mee, gezien zijn goede opleiding en altijd
correcte gedrag. De mannen waren generatiegenoten,
geboren in de jaren zestig. Op het moment
dat het in Zwolle ‘los’ ging – aan het eind van de
jaren tachtig – waren ze nog geen dertig jaar. Ze
hadden nog meer gemeen, ondanks hun eenvoudige
afkomst waren ze welbespraakt. Ze zouden in
de loop der jaren tijdens politieke bijeenkomsten
honderden, soms duizenden mensen toespreken.
De sociale kwestie
In de jaren zeventig was de gevestigde orde – van
liberaal tot conservatief – er wel van overtuigd
dat er iets moest worden gedaan aan de erbarmelijke
levensomstandigheden van de arbeiders, in
de stad en op het land. Ook in Zwolle kwam ‘de
sociale kwestie’, zoals het genoemd werd, hoog
op de agenda te staan van de gegoede burgerij.
In lezingen en artikelen werd de discussie aangezwengeld
en in de herensociëteiten was het een
geliefd gespreksonderwerp. De Maatschappij tot
Nut van ’t Algemeen ging een stap verder en liet
in 1872 een onderzoek instellen naar de ‘toestand
en onderlinge verhouding tussen arbeidgevers en
arbeiders in en om Zwolle’. Een commissie van
wijze mannen, waaronder notaris Jan Hermannus
van Roijen (voorzitter) en notabelen als Gerrit
Wispelwey van ijzergieterij De Nijverheid en uitgever
en boekhandelaar Wolterus Tjeenk Willink
schreef een rapport van 48 bladzijden.3 Tussen
de regels van het rapport klinkt zorg door over de
opkomst van het socialisme: ‘De geschiedenis der
laatste jaren wijst herhaaldelijk op mannen, wier
zuiverheid van bedoeling boven elke verdenking
verheven was, doch wier pogingen om het maatschappelijk
verkeer op anderen grondslag te vestigen,
schipbreuk leden, omdat zij de werkelijkheid
voorbij zagen, en even zoo dikwijls op volksmenners,
die uit eigen belang zich van de door onbestemde
wenschen en valsche voorspiegelingen
misleide arbeiders meester maakten.’
Naast de kritiek op de volksmenners onder
de arbeiders, spaarde de commissie ook de eigen
gelederen niet: ‘Bij vele arbeidgevers en kapitalisten
is een conservatisme geboren dat in bestaande
toestanden slechts de ijzeren wet van noodzakelijkheid
ziet heerschen en daarom, wars van elk
middel ter verandering, naar bestendiging dier
toestanden streeft.’ Hoewel de commissie in haar
onderzoek voor zover valt na te gaan geen arbeider
heeft gesproken, wist ze wel de vinger op de
zere plek te leggen:
– Er was nog steeds kinderarbeid in Zwolle;
– Het aantal werkuren van arbeiders was gemiddeld
negen tot tien uur en bij de Centrale Werkplaats
van de spoorwegen zelfs twaalf uur;
– Het gemiddelde weekloon (zestig cent) voor een
gezin was minder dan de noodzakelijke kosten
van levensonderhoud;
Bedelaar Oude Vismarkt,
circa 1900.
(Collectie HCO)
134 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
– De armbesturen betaalden bij werkloosheid wel
voor geneeskundige hulp, maar bedeling in de
vorm van levensmiddelen werd in de regel niet
aan arbeiders verstrekt;
– Arbeiders woonden soms nog in onbewoonbaar
verklaarde woningen en meerdere gezinnen
woonden samen in huizen die eigenlijk voor
slechts één gezin geschikt waren. Ook woonden er
gezinnen op zolders of in kelders;
– Er waren niet genoeg (gratis) scholen voor kinderen
‘der arme en minvermogende klasse’, zodat
ruim tweehonderd oudere kinderen hun tijd nutteloos
op de bewaarschool doorbrachten;
– Zelfs het volksvermaak tijdens de zomerfeesten
(mastklimmen, tobbespel, zaklopen) had zijn
donkere zijde. Het volk kon niet zonder sterke
drank: ‘Met genever vindt men alles mooi en
goed, zonder genever wordt het beste versmaad.’
Opvallend was het antwoord van de commissie
op de vraag over de relatie tussen werkgevers
en werknemers: ‘De onderlinge betrekking
tusschen arbeiders en arbeidgevers is hier zeer
gunstig, een gevolg zoowel van het goedaardig en
tevreden karakter van den arbeidersstand als van
eene goede behandeling van de zijde der bazen.
Werkstakingen, ruw verzet of dergelijke uitingen
van ontevredenheid hebben zich hier dan ook
nooit onder de arbeiders voorgedaan.’
Iedere onderbouwing van dit laconieke antwoord
ontbreekt in het rapport. Maar hoe kon het
ook anders in een onderzoek waarbij alle relevante
partijen waren ondervraagd, behalve de arbeiders
zelf. Ook over de oplossing van de sociale kwestie
maakte de commissie zich er met een Jantje van
Leiden vanaf: Het verbeteren van de relatie tussen
bazen en knechten achtte zij onnodig omdat in
het rapport immers tal van oorzaken waren opgegeven
‘die den materiëelen, moreelen en intellectueelen
toestand der arbeidende klasse tot zijn
tegenwoordig peil doen zinken. Die oorzaken weg
te nemen, ziedaar het middel om den toestand van
den arbeider te verbeteren.’
Ondanks alle goede bedoelingen bleef het uiteindelijk
bij praten en kwam het niet tot werkelijke
verbetering van de positie van de arbeiders. Dat
was in Zwolle zo, dat was overal zo. De regering
maakte al evenmin weinig haast om het probleem
aan te pakken. Een eerste stap in de goede richting
werd in 1874 gezet met het de invoering van het
‘kinderwetje’ van minister Van Houten’, dat arbeid
door kinderen onder de dertien jaar verbood.
Daarna bleef het lang stil. Pas in 1889 werd een
Arbeidswet ingevoerd, in 1900 een leerplichtwet
en in 1901 een woningwet.
Als mussen die op een hoop kruimels neerstrijken
Ondertussen was de malaise in Zwolle erger dan
ooit. Werklozen grepen elke gelegenheid aan
Bewoners van het
Achterom in de Kamperpoort,
circa 1890.
(Collectie HCO)
Centrale Werkplaats
Zwolle, 1913. (Geheugen
van Nederland,
Utrechts Archief)
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 135
om nog wat te verdienen, al was het maar met
sneeuwruimen: ‘Als de musschen die van een dak
op een hoop kruimels neerstrijken, zoo kwamen
ruim honderd mannen opdagen met bezem en
schop op den rug en hunnen diensten aanbieden
– vrouw en kinderen zitten immers te huis zonder
vuur, licht of brood!’4 Ook gingen de werklozen
voor Hulpbetoon (een charitatieve instelling)
touw pluizen voor het breeuwen van naden tussen
de planken van schepen. Dezelfde instelling
had op het Eiland een werklokaal waar werklozen
tegen een kleine vergoeding winkelzakjes mochten
plakken. Hetzelfde gebeurde in de gevangenis.
‘Ga jij maar zakkies plakken’ was in die tijd een
gevleugelde uitdrukking om iemand op zijn plaats
te zetten.5
In een wereld zonder welke regeling voor sociale
zekerheid dan ook, was werkloosheid, arbeidsongeschiktheid,
langdurige ziekte of overlijden
van een echtgenoot al voldoende om iemand
zwaar in de problemen te brengen. Arme gezinnen
konden het alleen niet redden als er een kind
op komst was. De Maatschappij van Moederlijke
Weldadigheid te Zwolle verstrekte in 1880 aan
60 hervormde en 31 rooms-katholieke kraamvrouwen
80 grote hemden, 77 beddenlakens,
35 jakken, 35 paar kousen, 364 kinderdoeken,
182 roode luren (doeken om kinderen in te wikkelen),
182 hemdjes, 182 doekjes, 182 ondermutsjes,
91 wollen sokjes, 91 wollen borstrokjes en
91 japonnetjes. Ook reikte de instelling dat jaar
819 broden uit, 45 ponden koffie, 91 ponden rijst
en 10.400 turven.6
Het socialisme: de utopie
De vraag was of het opkomende socialisme een
oplossing zou kunnen bieden. Het socialisme is
eind achttiende, begin negentiende eeuw ontstaan,
waarbij de negatieve effecten van de industriële
revolutie een grote rol hebben gespeeld.
In korte tijd ontstond in landen als Frankrijk,
Engeland en Duitsland een arbeidersproletariaat,
bestaande uit arme, ongeschoolde volksmassa’s.
Filosofen en sociologen werkten als reactie daarop
vergaande ideeën uit over een ideale, rechtvaardige
staat. Al in 1827 werd in Engeland voor het
eerst het woord socialisme vermeld – in de Zwolsche
Courant pas op 24 september 1850. Onder
socialisme werd verstaan een politiek en economisch
systeem, dat alle productiegoederen als collectief
eigendom van de gemeenschap voorstond.
Dat hield de afschaffing van kapitaal als privaat
bezit in. Dat dit niet eenvoudig te realiseren was,
zorgde ervoor dat de pioniers die deze staatsvorm
voorstonden ook wel utopische socialisten werden
genoemd. Even duidelijk was dat dit streven
ver boven de gedachtewereld en verwachtingen
van het werkvolk uitsteeg. Zij dachten en bleven
denken in termen van meer loon, lagere prijzen en
kortere arbeidstijden.
In 1867 verscheen het eerste deel van het baanbekende
werk Das Kapital van Karl Marx. Het zou
‘de bijbel’ worden voor hele generaties socialisten.
Volgens Marx was het idee van een klasseloze
maatschappij met collectief eigendom geen utopie,
maar een noodzakelijke ontwikkeling. De
verpaupering van het volk (‘Verelendung’) ten
gevolge van het kapitalisme zou op den duur een
revolutie onvermijdelijk maken.
De ideeën van het socialisme, in welke variant
ook, waren nauwelijks bekend bij arbeiders. Geen
Zwolle, Diezerstraat,
de Smeden, circa 1890,
fotograaf onbekend.
(Collectie HCO)
wonder overigens, het was voor hen, maar ook
zonder hen bedacht. En als ze er wel kennis van
namen, in Zwolle bijvoorbeeld tijdens bijeenkomsten
van de vereniging Hooger Zij Ons Doel,7 dan
moesten ze er weinig van hebben. Het ging arbeiders
niet om een klasseloze maatschappij – wat
moesten ze zich daar ook bij voorstellen? – maar
om directe verbetering van hun omstandigheden.
In tijden van werkloosheid en voedselschaarste
werd het volk opstandig, maar in betere tijden
waren ze relatief tevreden over hun bestaan. Meer
heil zag het merendeel van de arbeiders in verenigingen
die voor hun belangen opkwamen zonder
de ver-van-mijn-bed-ideeën van het socialisme.
Daar kon je geen brood van kopen.
Zo’n redelijk alternatief verscheen in 1871 op
het toneel. Dat jaar werd het Algemeen Nederlandsch
Werklieden-Verbond opgericht door een
aantal vakverenigingen in Amsterdam, Rotterdam
en Utrecht. Het Verbond voer een gematigde
koers. Doelstelling was de arbeidersklasse te verheffen
‘in zedelijke waarden’ en het bevorderen
van ‘zijne stoffelijke welvaart, staatsburgerlijke
rechten en gelijkheid en maatschappelijke vrijheid.’
Het Verbond streefde naar hogere lonen en
meer rechten voor de arbeiders, maar altijd langs
lijnen van geleidelijkheid, arbeiders in harmonie
met hun patroons. Voorman was Bernardus Heldt
(1841-1914), een meubelmaker uit Amsterdam.
Hij zou in 1885 als eerste arbeider in de Tweede
Kamer worden gekozen.
Al gauw ontstonden in het hele land vergelijkbare
verenigingen, die zich schaarden onder
de vlag van het landelijke Verbond. In Zwolle
werd op 1 november 1874 de Algemeen Zwolsche
Werklieden-Vereeniging opgericht in de concertzaal
van het Odéon. Landelijk voorzitter Bernard
Heldt sprak het gezelschap ter aanmoediging
toe. Voorzitter (vanaf 1877) werd Frits Visscher
(1835-1913), een timmerman en modelmaker.
Aanvankelijk kon de Zwolse afdeling op weinig
belangstelling onder de arbeiders rekenen. Dat
veranderde toen de vereniging erin slaagde enkele
patroons te overreden de lonen te verhogen. Visscher
kreeg ook de Zwolse notabelen achter zich,
onder voorwaarde dat de arbeiders hun goede
wil en ijver toonden. Een groep begunstigers
verstrekte de vereniging een lening voor het laten
bouwen van zestien arbeiderswoningen buiten de
Diezerpoort. Maar, voor wat hoort wat, zeiden de
donateurs: Nu zij de werklieden de vriendenhand
hadden toegestoken, moesten die begrijpen ‘dat zij
die hand niet mochten afwijzen, maar die dankbaar
moesten drukken.’8
Als een vroeg voorbeeld van verzuiling
ontstonden er binnen het Werkliedenverbond
later afsplitsingen: De Zwolse hervormden en
gereformeerden gingen in 1892 verder onder de
naam Patrimonium en de katholieken richtten de
Rooms-Katholieke Werkliedenvereeniging
St. Joseph op, met een eigen vergaderruimte in de
Nieuwstraat.
Domela Nieuwenhuis: de socialistische verlosser
Ondertussen groeide het socialisme als kool in
steden als Amsterdam en Rotterdam. Maar het
was een socialist uit Friesland, wiens naam vanaf
de jaren tachtig op ieders lippen lag: Ferdinand
Domela Nieuwenhuis (1846-1919). Na zijn jeugd
136 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Karl Marx, tekening
van Albert Hahn,
omslag de Notenkraker,
1908. (Geheugen
van Nederland)
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 137
in Amsterdam volgde hij een theologisch opleiding,
om later predikant te worden in Harlingen.
Daar trad hij in 1879 uit de kerk: ‘Het is mij onmogelijk
langer te arbeiden aan een dood lichaam’.
Daarna stortte hij zich volledig op de verspreiding
van het socialisme. Willem Vliegen, voorman van
de SDAP, schreef over hem: ‘Wie (…) de geschiedenis
schrijft der Nederlandsche socialistische
beweging tot aan het jaar 1894, schrijft meteen de
geschiedenis van het openbare leven van Domela
Nieuwenhuis en omgekeerd’ (…) 9 ‘Hij had het
voorkomen van een apostel. Zijn hooge en slanke
gestalte miste alles wat alledaagsch is. Zij gaf een
indruk van zachtheid en kracht tegelijk. Niemand
kon zich van dezen man voorstellen dat hij ooit
een kind een klap of een hond een trap zou geven
en aan den anderen kant kon men zich evenmin
erin denken dat hij ooit het hoofd zou buigen voor
eenige bedreiging of een stap sneller zou loopen
voor eenig gevaar. Zijn Jezuskop stak boven elken
massa uit.’10
Domela Nieuwenhuis trok het hele land door
om arbeiders en andere geïnteresseerden toe te
spreken. In zijn lezingen ging hij tekeer tegen de vijf
K’s: Kerk, Koning, Kapitaal, Kazerne en Kroeg. Hij
was van doorslaggevende betekenis voor de vroege
Zwolse socialisten. Eén van hen was Helmig Jan
van der Vegt. Hij werd op 5 januari 1864 in Zwolle
geboren als zoon van een timmermansknecht en
stadsomroeper. Helmig kreeg van zijn ouders de
gelegenheid een onderwijzersopleiding te volgen,
wat in die tijd, gezien zijn eenvoudige afkomst, vrij
uitzonderlijk was. Na zijn examens kreeg hij een tijdelijke
aanstelling als onderwijzer op een openbare
school in Krommenie. Hij was toen negentien jaar.
Op een zondagmorgen in 1883 bezocht hij daar
een bijeenkomst waar Nieuwenhuis zou spreken.
Helmig was meteen gegrepen door diens radicaal
socialistisme, nog onwetend van het feit dat hij een
paar jaar later Nieuwenhuis in Zwolle persoonlijk
zou leren kennen.11
De eerste socialistische vereniging van Nederland
In de geschiedschrijving wordt 1878 wel genoemd
als het jaar van de geboorte van het socialisme in
Nederland.12 Dat jaar werd op 8 juli in Amsterdam
de Sociaaldemokratische Vereeniging opgericht,
nadat de leden vergeefs hadden geprobeerd
de Werkliedenvereniging van Heldt in die zin te
hervormen. In meerdere opzichten was het een
historisch moment, want hier scheidden zich al
de wegen van de nog zo prille arbeidersbeweging.
Het Werkliedenbond bleef naar verbinding
zoeken met ‘het kapitaal’, terwijl de Sociaaldemokratische
Bond (SDB), zoals de vereniging
sinds 1881 genoemd werd, zich daar nadrukkelijk
tegen afzette. In andere steden, maar nog niet in
Zwolle, ontstonden vergelijkbare verenigingen,
die zich al gauw zouden scharen onder de vlag van
de SDB. De bond en haar verenigingen stonden
sterk onder invloed van de ideeën van Domela
Nieuwenhuis, die niet veel later redacteur werd
van het socialistische blad Recht voor Allen, dat de
spreekbuis zou worden van de SDB. De oprichting
van de nieuwe bond was niet ongemerkt voorbijgegaan.
Bij bestuurders van steden en bij de politie
gingen de alarmbellen af: Sociaaldemocratie
stond voor ‘petroleum en dynamiet’ en samen-
Links: Domela
Nieuwenhuis, 1903.
(Geheugen van
Nederland)
zullen zijn socialistische overtuigingen alleen
maar hebben gesterkt. Hij werd lid van de SDB (je
kon daar ook als individu lid van worden), las de
werken van Domela Nieuwenhuis en ontmoette
Zwolse geestverwanten. Helmig bewoog zich als
onderwijzer gemakkelijk in twee werelden: die
van het werkvolk en die van de hoger opgeleiden.
Een proletariër met een hoed, noemde hij zichzelf
wel eens.
Al snel kreeg Helmig een nieuwe kans Domela
Nieuwenhuis te horen spreken. Op 22 november
1884 deed hij Zwolle aan. In de grote nieuwe zaal
van de Atlas sprak hij over het thema welvaart en
werkloosheid. De zaal was tot de nok toe gevuld
‘met personen van allerlei stand, waaronder ook
eenige werklieden.’ Dit in tegenstelling tot zijn
voordrachten in steden als Amsterdam en Rotterdam
waar het publiek hoofdzakelijk uit arbeiders
bestond. Het Zwolse stadsbestuur was een beetje
nerveus geworden door de komst van ‘de agitator’.
Er gingen geruchten dat de politie geheime maatregelen
had genomen ‘ter bewaring der orde en
dat de spreker, behoorende tot de sekte der vegetaratiërs,
geen vleesch at.’ Maar Domela hield zich in
volgens de verslaggever van de Zwolsche Courant:
‘[Het komt] ons voor dat wij het hier in een verzachten
vorm kregen, in een voor de provincie,
voor nog niet aan den prikkelenden kost gewende
magen, verdund extract.’
Toch draaide Domela er in zijn marxistisch
getint betoog niet omheen: ‘Vrijheid bestaat
niet voor den arbeider. Rechten op den grond
heeft hij niet. Neemt hij het contract hetwelk de
werkgever hem aanbiedt niet aan, dan moest hij
verhongeren, want in ons vaderland zijn wel vereenigingen
tot bescherming van dieren, maar niet
van menschen. De regeering – het uitvloeisel der
bezittende klassen – doet niets voor hem.’ Domela
sloot af met een advies voor Zwolle: Hij spoorde
de arbeidende stand aan een vereniging voor
algemeen kiesrecht op te richten.13 Dat advies zou
Helmig van der Vegt niet vergeten.
Een socialistische standwerker op de Grote Markt
De Zwolse socialisten van het eerste uur beseften
na het bezoek van Domela Nieuwenhuis niet
dat ze aan de vooravond stonden van een tijd
zwering tegen het bevoegd gezag. Wie zich erbij
aansloot was verdacht.
Maar hoe gevaarlijk was de nieuwe beweging?
Ondanks het onmiskenbare effect van de
optredens van Domela Nieuwenhuis waren de
arbeiders allerminst overtuigd. Neem zijn vijf K’s:
Kerk, Koning, Kapitaal, Kazerne en Kroeg. Het
merendeel van de arbeiders was in die tijd gelovig
en Oranjegezind, niet op voorhand tegen hun
patroons, ook niet tegen een leger en een beetje
drank had een werkman wel verdiend na zes
dagen hard werken. Zo was het in heel Nederland,
zo was het in Zwolle.
Domela Nieuwenhuis spreekt in de Atlas
Met de bedwelmende woorden van Domela Nieuwenhuis
nog in zijn hoofd, keerde Helmig van der
Vegt, twintig jaar jong, in 1884 terug naar Zwolle,
waar hij onderwijzer werd aan de Zijltjesschool
in de Hoogstraat, een kosteloze school voor
armen en minvermogenden. Zijn ervaringen op
de school, middenin volkswijk de Kamperpoort,
138 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Vaandel van afdeling
Zwolle van de Nederlandsche
Vereeniging
van Spoor- en Tramwegpersoneel,
1907.
(Geheugen van Nederland)
bracht hij hem een glas bier, gratis nog wel. De
inmiddels gewaarschuwde politie nam het tafeltje
en de brochures van de koopman in beslag en
bracht ze naar het politiebureau. Hoofdagent Visser
sloot de stoet met de stoel van de koopman
boven zijn hoofd dragend.’14
Maar al twee weken later sloeg de stemming
om. Volgens Vliegen was 1885 het jaar waarin
het meest over revolutie gesproken werd, de taal
in Recht voor Allen was ronduit opruiend geworden.
Een populaire leuze dat jaar was ‘Algemeen
stemrecht, of revolutie!‘15 In de zomer van dat jaar
verplaatste de politiek zich naar de straat.
De politie probeerde keer op keer de colportage
van Recht voor Allen te verhinderen, waardoor op
25 augustus in Amsterdam opstootjes plaatsvonden.
’s Avonds liep een enorme menigte, voorafgegaan
door rode vlaggen naar de Jordaan om te
demonstreren voor het algemeen kiesrecht. Bij
terugkeer op de Dam vond een confrontatie met
de politie plaats en ook in de straten eromheen
werd gevochten.’ De burgemeester verbood diezelfde
dag nog alle samenscholingen.
Glasgerinkel in de binnenstad
Het vuur dat in Amsterdam was ontstoken, sloeg
een week later over naar Zwolle. Op maandag
31 augustus werd Prinsesjesdag gevierd (de
geboortedag van prinses Wilhelmina). De apotheose
was de intocht van de schutterij, die tegen
de avond met volle muziek van het exercitieterrein
aan de Turfmarkt naar de Grote Markt marcheerde,
waar zich inmiddels een grote menigte
had verzameld. Om negen uur sloeg de stemming
om, na een dag van feest en drank. Jongeren staken
Bengaals vuur af en bekogelden de politie met
pruimen. Er ontstond spontaan een volksoptocht,
voorafgegaan door niet geheel nuchtere personen,
die al zingend door de stad trokken.
‘Eerst ging het de Diezerstraat door en over
’t Gasthuispein terug. Daarop de Melkmarkt op
en neer. ‘t Bleef bij zingen en joelen. Vervolgens
weder de Diezerstraat doorgaande en langs de
Thorbeckegracht terugkeerende, kwam het tot
baldadigheid. Wie den eersten steen heeft gegooid
is natuurlijk niet bekend (…), maar een feit is dat
van onderscheiden perceelen langs de Thorbecvan
grote woelingen, hevige vervolgingen en
massabetogingen. Zwolle, ja ook het bezadigde
Zwolle, zou erbij betrokken raken. Het begon nog
redelijk gemoedelijk. Op 14 augustus 1885 stond
‘een gepatenteerd koopman’ als standwerker op
de Grote Markt. Die dag verkocht de koopman
andere waren dan gebruikelijk. Hij beklom zijn
markttafel en probeerde met een bel de aandacht
van het publiek te trekken, om vervolgens zijn
socialistische waren aan te prijzen: brochures met
titels als ‘Hoe ons land geregeerd wordt’ en ‘Hoe
moeten wij de drankpest bestrijden.’ Welbespraakt
vertelde hij ‘over den toestand van ’t volk en de
onhoudbaarheid daarvan, gekruid met snedige
histories uit zijn koopmansloopbaan.’ Iemand uit
het publiek maakte bezwaar en riep dat de koopman
staatsgevaarlijk was. Daar was de kastelein
van café de Zon aan de Grote Markt het niet mee
eens. Toen de koopman om een glas water vroeg,
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 139
Omslag Recht voor
Allen ter gelegenheid
van de eerste 1 meiviering,
1890. (Geheugen
van Nederland)
raad over de kwestie. In de eerste plaats moest
verdere escalatie worden voorkomen. Jhr. Willem
van Nahuijs (1820-1901), sinds 1867 burgemeester
van Zwolle, maakte nog diezelfde dag gebruik
van de mogelijkheden die de gemeentewet hem
bood.16 Hij verbood alle samenscholingen op
stoepen, openbare straten, wegen en wandelplaatsen.
Ook maakte hij bekend dat hij samenscholingen
zo nodig met geweld uiteen zou laten drijven.
Alle koffiehuizen, bierhuizen, tapperijen, kroegen
en andere plaatsen waar sterke drank werd verkocht,
moesten tussen negen uur ‘s avonds en zes
uur ’s morgens gesloten zijn. Hij waarschuwde dat
iedereen die zich uit nieuwsgierigheid bij kwaadwilligen
aansloot, letsel kon oplopen. Ondertussen
hielden dertig uit Deventer overgekomen
huzaren samen met de plaatselijke infanterie,
artillerie en politie de stad op strategische punten
bezet. Het werkte: De vele Zwollenaren die
’s avonds toch nog op straat waren, stoven bij
nadering van de militairen verschrikt uiteen. Na
het sluiten van de dranklokalen om negen uur
werd het rustig op straat en tegen half elf was de
gehele stad in volkomen rust.
Tijdens de raadsvergadering vertelde burgemeester
Van Nahuijs dat hij persoonlijk onderzoek
had gedaan naar de oorzaken van de onrust.
Zijn conclusie was ‘dat het voorgevallene enkel
aan brooddronkenheid moet worden toegeschreven.’
Hij legde dus geen verband met de revolutionaire
acties van de socialisten een week eerder
in Amsterdam, die met rode vlaggen en banieren
het gevecht met de politie aan waren gegaan. Er
valt iets te zeggen voor de zienswijze van de burgemeester.
In de vele krantenverslagen werd geen
melding gemaakt van socialistische uitingen.17
Ziezo, ik ga mijn vee eens voeren
Maar toch, het spoor van vernielingen dat de op hol
geslagen meute had aangericht, vond alleen plaats
in de straten waar de Zwolse notabelen woonden.
Hun ruiten werden met bakstenen ingegooid, wat
toch iets verder gaat dan de pruimen waarmee
baldadige jongeren de politie hadden bekogeld. De
Zwolse politie dacht wel degelijk aan een gevaar uit
socialistische hoek. In een brief van Liberté (een
schuilnaam) in Recht voor Allen lezen we:
kegracht, bij voorkeur daar waar het door de boomen
iets minder licht was, ruiten zijn ingegooid.’
Hetzelfde gebeurde op de Melkmarkt, in de Korte
Kamperstraat, de Kamperstraat, de Blijmarkt, de
Koestraat en de Walstraat. De politie was op haar
hoede, maar greep niet in. Pas tegen elf uur werd
het rustig. Dat er iets meer aan de hand was dan
een door drank uit de hand gelopen feest, bleek de
volgende dag:
‘Wel in mindere mate, doch in zeer opgewonden
stemming trok (…) een groote troep kwajongens,
mannen, vrouwen, meisjes en kinderen
door de stad. Schreeuwen en tieren geen gebrek.
Ditmaal scheen het bijzonder gemunt te zijn op de
spiegelruiten van de villa’s in het Groote Weezenland,
die dan ook dezen morgen de kenmerken
droegen van woeste baldadigheid.’ De politie,
versterkt door het in Zwolle gelegerde garnizoen
infanterie en artillerie, patrouilleerde door de
stad, verzamelde het oproerige volk op de Grote
Markt en liet het in kleine groepen naar huis gaan,
zodat tegen middernacht alles weer rustig was.
Het was duidelijk dat het zo niet langer kon
doorgaan. Woensdag 2 september vergaderde de
140 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Politieagent uit Zwolle,
1880. (Collectie Nederlandse
politie toen en
nu)
omdat hij met enkele vrienden zo luidkeels had
staan zingen in de Diezerstraat dat de rust van de
omwonenden was verstoord. Omdat de regionale
kranten nadrukkelijk vermeldden dat de gebroeders
Hartdorff socialisten waren, was de kwestie
voer voor socialistenhaters, zoals blijkt uit een
brief in de Opregte Steenwijker Courant, onder de
kop ‘Arbeiders, wilt gij dit eens lezen?’:
‘Het grootste deel onzer burgerij zal wel overtuigd
zijn dat de socialisten menigeen die een
weinig zwak van karakter is, door hun opruiende
taal ’t hoofd op hol brengen en tot slechte daden
verleiden. (…) Een sprekend voorbeeld hiervan
kwam dezer dagen in Zwolle voor. (…) De lessen
van hen, die onder het voorwendsel van het lot van
de arbeiders te willen verbeteren, brachten nooit
aan eenig sterveling geluk, maar helaas (…) dat vele
onnoozelen luisteren naar de verleidelijke stem van
mannen, in wier ziekelijke verbeelding, onuitvoerbare
hersenschimmen en misdadige plannen een
hoofdrol spelen. Moge het lot van dezen knaap nog
menigeen in tijds de oogen openen.’19
De strijd om het algemeen kiesrecht
De nog steeds ongeorganiseerde Zwolse socialis-
‘Den volgenden dag [na Prinsesjesdag] werden
er verschillende personen in verhoor genomen
bij de politie. (…) De inspecteur van politie
informeerde belangstellend naar de socialisten in
de werkplaatsen en wie of er lid was en hoe en wie
de leden uit den Stemrechtbond waren, waarop,
zooals zeer begrijpelijk is, de goede man weinig
antwoord kreeg. De socialisten krijgen er dus de
schuld van. (…) Als ’t waar was wat de kommissaris
van Nieuwland heeft gezegd, dat de socialisten
de hand in ’t spel hadden, dan nog waren de maatregelen
voor rustbewaring bespottelijk en het doet
ons denken aan de woorden van Cavour: Met den
staat van beleg kan elke ezel wel regeeren.’
Liberté ventileert ook zijn woede tegen het
Zwolse politiecorps. Zo citeert hij een Zwolse
politieagent, die de arrestanten wat te eten moest
brengen: ‘Zie zoo, ik ga mijn vee eens voeren.’
Erger nog zijn twee voorbeelden van seksuele
intimidatie. Hij zag een agent die een jonge vrouw
in de borst greep en haar al vloekend op een
stoel wierp. Weer een andere agent zei tegen een
gehuwde vrouw met een kind op de arm: ‘Gooi dat
maar weg, ik zal je wel een ander maken.’
Waar of niet waar, zeker is dat de kersverse
socialisten en de politieagenten elkaar van meet
af aan niet verdroegen. Een week later stelde de
burgemeester vast dat de rustverstoringen waren
gestopt en hief hij de sluiting van koffiehuizen,
bierhuizen, tapperijen en kroegen op. Zwolle
mocht weer aan het bier en de jenever.18
Arbeiders, wilt gij dit eens lezen?
Ook de lokale pioniers van het socialisme waren
geschrokken van de drie wilde augustusdagen in
1885. Ze organiseerden voorlopig geen bijeenkomsten
meer. Door die ingegooide ruiten van de
notabelen hadden ze de schijn tegen. Het imago
van de socialisten werd er niet beter op toen op
Sint Nicolaasavond van dat jaar enkele jongens
onder aanvoering van de negentienjarige W.F.
Hartdorff, medewerker van de Centrale Werkplaats
en socialist, nabij het station straatlantaarns
stukgooide en, wat niet al te handig was, ook nog
eens een ruit van een kantonrechter. Zijn broer,
ook socialist en eveneens werkzaam bij de Centrale
Werkplaats, was diezelfde avond gearresteerd
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 141
Arbeiders Thorbeckegracht,
circa 1900.
(Collectie HCO)
142 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
ten mochten dan een pas op de plaats maken, in
het westen van het land was het hek van de dam.
Socialistische voormannen als Domela Nieuwenhuis
en Jan Fortuyn trokken volle zalen. Eén
strijdpunt kreeg de meeste aandacht: het kiesrechtvraagstuk.
Zolang het overgrote deel van het
volk niet mocht stemmen, viel er aan verbetering
van het lot van de arbeidersklasse niet te denken
vonden de socialisten. Een eerlijke manier van
volksvertegenwoordiging was alleen mogelijk
door afschaffing van het censusstelsel: alleen
mannen met een bepaald inkomen – vele malen
hoger dan dat van arbeiders – mochten stemmen.
Met dat doel voor ogen werd in 1882 de Nederlandsche
Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht
opgericht. Het Werkliedenverbond ging er
schoorvoetend in mee.
In Zwolle hadden zich tot dan toe alleen
enkele liberalen ingezet voor algemeen kiesrecht.
Maar in arbeiderskringen begon de kwestie eindelijk
ook te leven. De tuinzaal van Hille aan de
Veemarkt zat bomvol tijdens een bijeenkomst in
het najaar van 1884 van de Nederlandsche Bond
voor Algemeen Kies- en Stemrecht. Spreker was
de in Zwolle al bekende Th. de Rot uit Rotterdam.
Uit zijn woorden sprak duidelijk de, vanuit socialistisch
perspectief gezien, gematigde opstelling
van de Bond:
‘Welnu, opdat de wensch naar algemeen
stemrecht langs niet gewelddadigen weg vervuld
worde, is aaneensluiting noodig, want, wat men
ook zegge, de tijd om tot algemeen stemrecht te
komen is rijp, al kan betwijfeld worden of het volk
in zijn geheel daartoe eveneens rijp is.’ En daarom
stelde hij voor dat ook in Zwolle een afdeling van
de Bond opgericht zou worden. Zijn advies werd
opgevolgd: op 22 september 1884 werd hier, onder
andere door Helmig van der Vegt, een afdeling
van de Bond opgericht.20 Maandenlang hield de
Bond de arbeidersklasse in kranten, vlugschriften
en lezingen voor dat het einde van de ellende nabij
was. Het draagvlak voor de invoering van het
algemeen kiesrecht was zo groot dat de regering
de volkswil niet langer naast zich neer zou kunnen
leggen. Dacht men.
Het jaar daarop werd in Den Haag, op 20 september
1885, een grote landelijke kiesrechtdemonstratie
gehouden. De verwachtingen waren hoog
gespannen. Voor het eerst werkten de drie grote
landelijke arbeidersorganisaties samen: de Nederlandsche
Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht,
het gematigde Werkliedenverbond van B.H. Heldt,
Demonstratie algemeen
kiesrecht in
Amsterdam, circa 1910.
(Stadsarchief Amsterdam)
Rechts: Palingoproer
Amsterdam, 1886.
(Wikimedia)
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 143
en de SDB van Domela Nieuwenhuis. Uit Zwolle
was alleen de afdeling van de Bond voor Algemeen
Kies- en Stemrecht vertegenwoordigd.21 De samenwerking
van de drie bonden bracht problemen met
zich mee. Wat de gematigde deelnemers vreesden
gebeurde: Een deel van de socialisten, voornamelijk
uit de kring van de SDB, droeg rode vlaggen met
zich mee, sommige met ‘de phrygische muts’ (het
symbool van de Franse revolutie) op de spits en lieten
in hun spreekkoren en liederen duidelijk horen
welke plannen ze hadden. Dat werd ook begrepen
door de conservatief-liberale regering Heemskerk:
die legde de motie van de drie organisatoren voor
invoering van het algemeen kiesrecht naast zich
neer. En zo kwamen de deelnemers uiteindelijk met
een kater weer thuis. Wat nu, verzuchtten ze, samen
met hun achterban. De arbeidersbeweging bleek
een tandeloze tijger te zijn.
Het ergste moest nog komen. De relatie tussen
overheid en socialisten kwam op scherp te staan
na een volksopstand in de Jordaan tijdens het
Palingoproer op 25 en 26 juli 1886. Toen de politie
een eind wilde maken aan een verboden volksspel,
waarbij een paling van een touw moest worden
getrokken, sloegen alle stoppen bij het publiek
door. De politie werd in het nauw gedreven en
gemolesteerd. In de straten en aan de bruggen
werden hier en daar rode vlagen opgehangen. De
volgende dag werd het leger ingezet, zevenhonderd
man infanterie, artillerie en huzaren. De
militairen schoten na aanhoudende gevechten
met scherp op de volgestroomde straten. Er vielen
26 doden en meer dan honderd gewonden. De
Zwolsche Courant berichtte:
‘Dat was een tooneel om nooit te vergeten
(…). Het vuren hield geregeld aan, weerklonk
door de straten en overstemde bijna het luide
weeklagen en geschreeuw der woestelingen. Toch
werd voortgegaan met het werpen van steenen.
Hier en daar vielen gekwetsten en dooden neder,
die op straat achterbleven, terwijl de menigte in
een onbeschrijflijke verwarring wegvluchtte. Een
oogenblik daarna werden de lijken en gekwetsten
door vrienden in handkarren naar het politiebureau
op de Noordermarkt gebracht en telkens
weer zag men menschenlichamen wegdragen, die
vreeselijk verminkt en bebloed waren.’22 In het
grootste deel van de pers, ook in de Zwolsche Courant,
kregen de socialisten de schuld, geen krant
vergat de rode vlaggen te vermelden. Het ingrijpen
van de politie en de militairen werd geroemd,
terwijl die verzuimd hadden het oproer in te dammen
en willekeurig het vuur hadden geopend op
het volk. Uiteindelijk bleek dat slechts één van de
slachtoffers socialist was. Deze zwarte bladzijde
uit de Nederlandse geschiedenis leidde zelfs niet
tot vragen in het parlement.
Oranje boven!
Door de mislukking van de grote kiesrechtdemonstratie
in 1885 en het Palingoproer een jaar
later waren de socialisten razendsnel uit de gunst
geraakt van hun tot dan toe snel groeiende aanhang
in de grote steden. In de pers verschenen
dag in dag uit smalende berichten: Ondanks alle
grote woorden stonden de socialisten machteloos
tegenover de regering. Het Palingoproer had
laten zien dat leiders zoals Domela Nieuwenhuis
lafaards waren, die het volk gebruikten om voor
zich de kastanjes uit het vuur te halen.23 De antisocialistische
opvattingen van conservatieven,
maar ook liberalen, kregen vrij spel en werden
al gauw door het volk overgenomen. Een nooit
verdwenen nationalistisch gevoel werd nieuw
leven ingeblazen: het orangisme. De ontsporingen
tijdens de Oranjefeesten van de afgelopen jaren
kwamen in een nieuw daglicht te staan. Het kon
toch niet anders of ook daar waren de socialisten
voor verantwoordelijk geweest. Het gevolg bleef
Advertentie Zwolsche
Courant een paar
dagen voor Prinsesjesdag.
(POZC, 11 augustus
1890)
144 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
niet uit: het volk liet Domela Nieuwenhuis en zijn
medestanders als een baksteen vallen en ging als
vanouds voluit achter het koningshuis staan. In
heel het land werden vanaf 1886 antisocialistische
liederen gezongen als:
‘Hop, hop, hop; hop, hop, hop!
Hangt de socialisten op!
Oranje boven, Oranje Boven,
Leve Willem drie.
Weg met alle socialen,
Leve Willem drie!
Nieuwenhuis moet zakkies plakken,
Hi, ha, ho!’
Dat Nieuwenhuis zakkies moest plakken, verwees
naar de verwachte gevangenisstraf voor hem.
Hij was in 1886 in opspraak gekomen toen in
Recht voor Allen, het artikel De koning komt werd
gepubliceerd. In dat artikel werd koning Willem
III stevig aangepakt, omdat hij op geen enkele
manier blijk gaf van compassie voor het volk. Wat
hebben we aan zo’n koning, was de teneur. Later
kwam aan het licht dat Domela Nieuwenhuis niet
de auteur was. Maar, hij nam wel de verantwoordelijkheid
op zich en werd tot woede van de socialisten
veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf
wegens majesteitsschennis. Gezien de stemming
in het land deed Nieuwenhuis er beter aan zich
even stil te houden. Maar zo zat hij niet in elkaar.
Domela Nieuwenhuis in de Bierton
Ook de socialistische beweging in Zwolle stagneerde
na de mislukking van de kiesrechtdemonstratie
en het Palingoproer Hoewel er ook hier
inmiddels voldoende socialisten waren die een
hardere koers wilden varen dan het Werkliedenverbond,
lukte het maar niet een afdeling van de
SDB op te richten. Er was niet alleen gebrek aan
voormannen, maar ook aan vergaderruimte. Helmig
van der Vegt herinnert zich: ‘In heel Zwolle
was voor de socialisten geen vergaderzaaltje
te krijgen, daar de eigenaars van zalen door de
politie werden gedreigd met intrekking van het
De Bierton, Schellerbergweg 27 Zwolle.
In dit vroegere café kwamen de eerste Zwolse
socialisten bij elkaar. Domela Nieuwenhuis hield er
onder toezicht van de politie een lezing en Helmig
van der Vegt richtte er met zijn partijgenoten de
Zwolse afdeling van de Vereniging voor Algemeen
Stem- en Kiesrecht op. (Foto Jan van de Wetering,
september 2021)
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 145
vergunningsrecht en met intrekking van de vergunning
tot het later sluiten der zaak bij feestelijke
gelegenheden.’24
Daarom kozen de eerste socialisten voor lokalen
net buiten de gemeentegrenzen: daar had de
Zwolse politie niets te zeggen. Eén van die noodonderkomens
voor vergaderingen was de woning
van Gerrit van de Berg, een kleermaker met socialistische
opvattingen. Hij woonde in een van de
arbeiderswoningen in het achterste gedeelte van
de voormalige boterfabriek aan de Schellerweg.25
‘Veel ruimte bood het niet’, merkte een journalist
droog op. ‘Op dezen weg stonden toen nog geen
lantaarns en daar de politie toch wilde weten
welke onverlaten naar de socialistische bijeenkomsten
gingen, plaatsten de politieagenten zich
achter de boomen en staken een lucifer aan zoo
gauw men passeerde. De namen der boosdoeners
werden den volgenden dag bij de patroons bekend
gemaakt en het gevolg daarvan was heel vaak ontslag.’
26
De spanning was dus groot toen Domela
Nieuwenhuis aankondigde dat hij naar Zwolle zou
komen. Van der Vegt en zijn kompanen hadden
hem bereid gevonden een lezing te houden in de
Bierton, een café aan de Schellerbergweg (nr. 27),
net buiten de gemeentegrens. Maar dat was letterlijk
buiten de waard gerekend. Eigenaar Maten
weigerde zijn zaal vrij te geven omdat hij anders
de politie op zijn dak zou krijgen, zodat het ontvangstcomité
uitweek naar de bescheiden woning
van Gerrit van den Berg. Uiteraard was Helmig
van der Vegt erbij aanwezig: ‘Het bericht van zijn
komst deed de ronde en reeds des morgens was
burgemeester Van Nahuijs, de commissaris Van
Nieuwland en een groote politiemacht op het
perron aanwezig. Den geheelen dag werden alle
treinen uit de richting Amersfoort nagekeken.
Eindelijk, daar was Domela. Op den voet werd hij
gevolgd door een cordon agenten en door honderden
nieuwsgierigen, die naar het station waren
gelokt door het groote politievertoon.’ Onder politiebegeleiding
wandelde het gezelschap naar het
huis van Van den Berg.
Omdat het een openbare bijeenkomst was,
vonden de politieagenten dat ze ook mee naar
binnen mochten. Domela sprak daar zijn verwondering
over uit, maar hield toch een lezing van een
half uur, waarbij hij zich beperkte tot ‘een algemeene
opwekking tot vereeniging ter bekoming
van algemeen stemrecht en verder zijn bekende
theorieën verkondigend over een meer evenredige
verdeeling der aardsche goederen en een billijke
tegemoetkoming in de nooden van den werkman.’
27 Om kwart over tien was de bijeenkomst
afgelopen. Domela overnachtte in de woning van
Van den Berg en werd de volgende ochtend door
een zestal personen ‘uit den werkenden stand’
naar het station begeleid.28 Het Zwolse avontuur
van Domela haalden de kolommen van kranten
in heel het land. En uiteraard was het koren op de
molen van Recht voor Allen, dat op cynische toon,
onder de kop ‘Het Zwolsche schandaal’, het vuurtje
aanwakkerde:
Domela Nieuwenhuis
spreekt tijdens een
vredesdemonstratie in
Amsterdam, circa 1900.
(Geheugen van Nederland)
146 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
‘Hoe belachelijk stellen de machthebbers zich
aan! Hoe blijkt uit al hun daden de ontzaggelijke
vrees die zij koesteren voor onze beweging! (…)’
Al op het station was Domela Nieuwenhuis opgewacht
door ‘de kommissaris van politie, ja zelfs de
burgemeester, de geadelde Nahuys, de onderdrukker
van het oproer te Zwolle in het vorige jaar.’
Recht voor Allen wees erop dat de politie zonder
enige machtiging een privéwoning was binnengetreden.
29 De kwestie werd zelfs aan de minister
van justitie voorgelegd – alles wat met Domela te
maken had, lag dat jaar uiterst gevoelig. Maar de
minister wees de klacht af, omdat Van den Berg
niet diezelfde avond had geklaagd, maar pas daarna.
Ook was hij van mening dat de Schellerbergweg
niet in Zwollerkerspel lag maar in Zwolle.30
Met twee lege handen op één lege buik
In de jaren na zijn terugkeer naar Zwolle had
Helmig van der Vegt een netwerk opgebouwd van
gelijkgezinden. Hij ontmoette hen bij de spreekbeurten
van de socialistische voormannen, bij de
bijeenkomsten van het Werkliedenverbond en tijdens
de grote kiesrechtdemonstraties in de grote
steden. Al die tijd zocht hij naar mogelijkheden
om in Zwolle een vereniging op te richten die zich
kon aansluiten bij de SDB. Dat was niet eenvoudig.
Wie in de jaren tachtig van de negentiende
eeuw propagandist was van het socialisme moest
sterk in zijn schoenen staan. Maar, de onderlinge
solidariteit van de eerste socialistische propagandisten
was groot. In zijn memoires schrijft Van der
Vegt: ‘Zij waren vrienden, broers en zusters, met
twee leege handen op één leege buik.’ (…) ‘Wij
hadden toen nog geen edelachtbaren of hoogedelachtbaren
in onze kringen, geen gezeten burgers,
maar burgers die gezeten hadden. Het was een
partijtje van gesjochten jongens, onder leiding
van een gesjochten partijbestuur, dat in zijn vergaderingen
voorschreef dat géén kwast (citroenlimonade),
enkel melk gedronken mocht worden,
omdat kwast een dubbeltje en melk slechts een
stuiver kostte.’ (…) ‘Trad een spreker van bijvoorbeeld
Amsterdam te Zwolle op, dan was soms zijn
eerste vraag of wij wel reisgeld voor hem hadden,
want hij moest weer om zijn werkzaamheden
naar zijn woonplaats terug. Bleef een socialistisch
spreker van elders een nacht over, dan ging dit nog
wel in de steden waar wel een partijgenoot een
slaapplaats beschikbaar had, maar op het platteland
was soms niemand die een spreker durfde of
kon herbergen. Dat ondervond het tegenwoordige
kamerlid Schaper, die na afloop van een openbare
vergadering met den pas gehuwden voorzitter en
diens bruid in één vertrek te ruste ging.’31 Toch
vond het socialisme in Zwolle een rijke voedingsbodem:
‘In de achterbuurten heerschten verschrikkelijke
toestanden: lage loonen, ellendige krotten,
lange werktijden, onmenschelijke behandeling.
Wanneer ik de proletariërs sprak over de blijde
boodschap van het socialisme, dan ging hun hart
open. Evenwel ging de schriftelijke propaganda
beter dan de mondelinge, omdat voor de mondelinge
in vergaderlokalen geen gelegenheid werd
gegeven. Ik had kennis gekregen aan een Bijbelcolporteur,
Epstein genaamd, een doodarme man,
die mij zijn nood geklaagd had. En ik gaf hem grif
gewonnen dat het wachten op een zalig hiernamaals
op den duur niet meevalt als men op aarde
voortdurend aan alles gebrek heeft. Hij droeg
een tasch bij zich, aan de eene zijde gevuld met
socialistische lectuur, waaronder het blad Recht
Helmig Jan van der
Vegt, een van de pioniers
van het socialisme
in Zwolle. (Uit Vliegen,
De dageraad der volksbevrijding,
deel 2,
p. 186)
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 147
voor Allen, dat in 1879 onder redactie van Domela
Nieuwenhuis was verschenen en aan de andere
zijde met stichtelijke blaadjes.’32
De zaal zat vol agenten
Helmig van der Vegt had lering getrokken uit het
gedenkwaardige bezoek van Domela Nieuwenhuis
aan Zwolle in 1886. Je kon zaaleigenaren
maar beter niet wijs maken voor welk doel een
vergadering werd gebruikt. Toen hij in de zomer
van 1889 een zaaltje in de Bierton wilde reserveren,
had hij Maten, de eigenaar, dan ook niets
verteld over het politieke karakter van de bijeenkomst.
En zo gebeurde het dat daar
De Zwolse afdeling van de Bond voor Algemeen
Kiesrecht werd opgericht. Het ging om een
doorstart, want in 1884 was die vereniging ook al
opgericht. De oprichting van de vereniging was
het eerste politieke succes van Helmig, hij werd
meteen voorzitter. Om een eind te maken aan de
illegale bijeenkomsten buiten de gemeentegrenzen,
bleef hij onvermoeibaar naar oplossingen
zoeken. ‘Zijn’ vereniging moest ook in de stad
kunnen vergaderen. Maar dat was makkelijker
gezegd dan gedaan, zoals bleek toen Geert van
der Zwaag, een varkenskoopman uit Friesland,
naar Zwolle kwam voor een spreekbeurt. Drie
keer probeerde Helmig een zaal te huren: in café
Brandehof (Melkmarkt), in hotel de Atlas (Ossenmarkt)
en in Odeon (Blijmarkt). De eigenaren
weigerden allemaal, omdat ze gehoord hadden
dat Van der Zwaag een volbloed socialist was, nog
erger dan de duivel. Uiteindelijk was caféhouder
Leinweber in de Veerallee bereid zijn café af te
staan. Hij was voor de duvel niet bang, had hij bij
zijn toezegging opgeschept. Maar het liep anders:
‘Een talrijke schare toog er op den bewusten
Zondagochtend heen, doch de gordijnen waren
dicht, en jawel, de zaal zat vol agenten.’ Van der
Vegt bedacht dat hij nog een oude tante had, wier
overleden man zangmeester was geweest. Hij kreeg
van haar den sleutel van de oude Zangschool op
het Eiland en daar werd onder grote belangstelling
dan toch nog de bijeenkomst gehouden. De politie
noteerde iedereen die binnenkwam, maar toen de
toeloop van publiek steeds groter werd, hielden de
agenten er maar mee op.33 De bijeenkomst was een
groot succes, de vereniging schreef vijfentwintig
nieuwe leden in.
Links: Affiche voor
Algemeen Kiesrecht,
ontwerp Albert Hahn,
1911. (Wikimedia)
Pieter Jelles Troelstra
tijdens een manifestatie
voor Algemeen kiesrecht.
(Collectie Wikimedia)
148 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Komt Zwollenaars, de slaapmuts afgerukt
De bijeenkomst in de Zangschool had de Zwolse
pioniers moed gegeven. Nu was de tijd gekomen
om door te zetten en hier eindelijk een afdeling
van de SDB op te richten. Textielhandelaar Marcus
Spits, een Zwollenaar met familiebanden in
Enschede, zette de eerste stap.
Hij schreef twee open brieven in Recht voor
Allen ‘Aan de arbeiders en geestverwanten te
Zwolle’, waarin hij hen opriep lid te worden van
de Zwolse afdeling van de SDB. ‘Voorzitter’ zet hij
achter zijn naam. Omdat de strekking nagenoeg
gelijk is, geef ik hier een samenvatting de brief van
11 februari 1890. Hij is geheel geschreven in de
typerende socialistische stijl van die dagen.
‘Het socialisme is ook binnen Zwolle’s muren
gedrongen en heeft reeds in tal van harten wortel
geschoten. Arbeiders! Sluit u bij de afdeeling
Zwolle van den S.D. Bond aan, die vrijheid, recht
en brood voor allen in haar vaandel voert. Het
kapitalisme moet bestreden en overwonnen
worden, opdat gij als een vrij mensch een nieuw
leven kunt intreden. Treedt in onze gelederen
om gezamenlijk recht te eischen; laat uw vrouw
en kinderen niet langer van gebrek wegkwijnen,
maar eischt werk, opdat gij in hunne behoeften
kunt voorzien. Zult gij u nog langer laten plagen
met touwpluizen voor een paar dubbeltjes daags?
(…) Is het niet ongehoord dat gij bijna van honger
omkomt, terwijl de kapitalisten in hunne canapé’s
rondwentelen, vermoeid als ze zijn van het harde
luieren? (…) Komt Zwollenaars, de slaapmuts
afgerukt en sluit u bij ons aan: één alleen kan niets,
maar gezamenlijk kunt gij alles!’34
Marcus Spits ging voortvarend te werk. Hij
riep in advertenties de Zwolse arbeiders op zich
als lid aan te melden van de SDB en hij vroeg
ook een colporteur om in Zwolle en omstreken
Recht voor Allen te venten. Niet geheel onnodig
voegde hij er aan toe: ‘Hij die vrij is tegenover het
publiek en niet bang is voor de politie, geniet de
voorkeur.’35 Net als zijn twee broers uit Enschede,
had Marcus een kort lontje. Hij was al eens wegens
mishandeling veroordeeld tot vijf dagen hechtenis
en nu, twee maanden na de oprichting van de
nieuwe partij, was hij betrokken bij een geruchtmakende
zaak. Hij kreeg bericht dat zijn jongste
broer, Flip, in Enschede zou worden opgepakt,
omdat hij weigerde dienst te doen als schutter.
Samen met een andere broer probeerde Marcus
’t Zweet des aanschijns
Marcus Spits liet er ook bij zijn zakelijke activiteiten geen twijfel over
bestaan dat hij de socialistische beginselen aanhing. In de advertenties
waarin hij zijn linnen, hemden en bedlakens aanprees, maakte hij cynische
opmerkingen over de Twentse textielindustrie: ‘Weer eenige rolletjes uit
’t Twentsch paradijs. In ’t zweet des aanschijns moeten ze werken.’
Advertentie Marcus
Spits in Recht voor
Allen, 29 januari 1890
Rechts: Oproep van
Marcus Spits aan de
Zwollenaren om lid te
worden van de Sociaaldemokratische
Bond.
(Recht voor Allen,
11 februari 1890)
zwols historisch tijdschrift jrg. 38 – nr. 3 | 149
de arrestatie te voorkomen. Gewapend met een
lat en een steen stapten ze op de marechaussee af,
onder het roepen van ‘Blijf van onze broer af ’ en
‘Weg met de schutterij, leve de socialen’. Toen ze
ook nog de te hulp geschoten burgemeester van
Enschede belaagden, trok een marechaussee zijn
bajonet om de man te bevrijden. De gebroeders
Spits werden opgepakt en tot enkele maanden
gevangenisstraf veroordeeld.36
Door de arrestatie van Marcus Spits leek de
Zwolse afdeling van de SDB al na twee maanden
op sterven na dood. Het wachten was op nieuwe
inspiratie. Door de komst van de Groningse handelsreiziger
Pieter Menno Arnolli (1864-1931)
naar Zwolle kwam er weer leven in de brouwerij.
Met acht andere socialisten richtte hij op
12 december 1890 de Zwolsche Arbeidersbond
op.37 De bond telde bij de oprichting ongeveer 360
leden, die afkomstig waren uit de Vereeniging van
het Spoorwegpersoneel, de afdeling Zwolle van
de Nederlandsche Bond voor algemeen kies- en
stemrecht en de Zwolsche Timmerliedenvereniging.
Pieter Arnolli werd voorzitter en Helmig
van der Vegt vicevoorzitter. Beide mannen waren
nog maar 26 jaar oud.38 De toon waarmee de bond
zich aan het publiek presenteerde, leek op het
eerste gezicht nogal gematigd: ‘Zij stelt zich ten
doel langs wettigen weg en door gepaste middelen
de belangen van hare leden te bevorderen en hun
leven te veraangenamen. Dit doel zal zij trachten
te bereiken door te streven naar algemeen
kiesrecht, het oprichten van een eigen gebouw,
het houden van voordrachten, het opvoeren van
tooneel- en het uitvoeren van zangstukken.’ Dat
klonk niet al te revolutionair, maar al gauw werd
duidelijk dat het bestuur op één lijn zat met de
SDB van Marcus Spits. De voormannen van de
Zwolsche Arbeidersbond en die van de partij van
Spits zouden de komende vier jaar gezamenlijk
optrekken bij spreekbeurten en 1-meivieringen.
De Volksvriend
Na zijn vrijlating uit de gevangenis pakte Marcus
Spits de draad weer op. Hij kreeg al gauw steun
van de Amsterdammer Levi Cohen (1864-1933)
roepnaam Louis, die eind 1890 met zijn gezin naar
Zwolle was verhuisd (Tuinstraat). Net als Marcus
was hij joods en een uitgesproken socialist. Louis
Cohen verdiende een slecht betaalde boterham
met kleinhandel, nu eens in boter, dan weer in
bier. Louis Cohen werd secretaris van afdeling
Zwolle van de SDB. Spits wilde de socialistische
propaganda uitbreiden met een op de regio
gericht weekblad en vond Cohen bereid de rol van
uitgever/redacteur op zich te nemen. Op 27 juni
1891 verscheen het eerste nummer van De Volksvriend,
orgaan van de Volkspartij in de provinciën
Overijssel en Drenthe. Motto van het blad was:
‘De aarde is rijk genoeg om al hare kinderen te
voeden. Wij vragen geen gunsten, wij willen recht.’
De Volksvriend onderscheidde zich inhoudelijk
nauwelijks van Recht voor Allen. Het blad werd
een groot succes: de oplage steeg in enkele jaren
van zeshonderd naar tweeduizend exemplaren.
Voor de bezorging aan de abonnees en de colportage
op straat was de stad in wijken verdeeld. Elke
wijk had zijn eigen colporteur. Het succes was de
Zwolsche Arbeidersbond van Arnolli en Van der
Vegt niet ontgaan. De bond nam het blad over van
Cohen, die echter wel de belangrijkste redacteur
bleef. Na de overname werd de naam veranderd in
De Volksvriend, Socialistisch Weekblad, waardoor
voor iedereen duidelijk was uit welke hoek de
wind waaide.
De Zwolse socialist
Pieter Arnolli. Hij was
aanvankelijk medestander
van Helmig
Jan van der Vegt, maar
sloot zich niet aan bij
de SDAP. (Jaarboek
Handelsreizigers, circa
1910)
Louis Cohen, samen
met Helmig Jan van der
Vegt een van de oprichters
van de SDAP. (Uit
Vliegen, De dageraad
der volksbevrijding,
deel 2, p. 186)
150 | jrg. 38 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Geen enkele boekhandelaar in Zwolle zat in
die tijd te wachten op socialistische lectuur, zodat
de Volksvriend , net als Recht voor Allen vooral op
straat aan de man moest worden gebracht. Dat
deed Cohen zelf, samen met een snel groeiend
aantal andere colporteurs. Hoe dat eraan toeging
wordt beeldend beschreven in een aflevering van
Recht voor Allen uit 1892.
‘Sedert eenige weken wordt er Zaterdagavonds
druk gekolporteerd met de Volksvriend. Den eersten
keer kolporteerde onze partijgenoot Cohen alleen,
en liep op één avond acht bekeuringen op. Den volgenden
week kolporteerde Cohen en Van Harte, de
ontslagen arbeider van Eindhoven [de houtzagerij in
Frankhuis] en toen liepen ze beiden één bekeuring
op. (…) Doch jl. Zaterdagavond bekeurde de politie
maar weer raak. Cohen kreeg er drie, van Harte één,
en Stalenhoef één. Arnolli die met zijn zware stem op
een kwartier afstand hoorbaar was, werd o wonder
boven wonder niet bekeurd; hoe dat kwam begrijpen
wij niet, toch zeker niet omdat hij niet hard genoeg
schreeuwde.’ 39
De Zwolse politie lette niet alleen op het colporteren
van Cohen, maar ook op wat hij schreef.
In een van de afleveringen beledigde hij een politieagent.
Hij kreeg er in 1893 een maand gevangenisstraf
voor. Toen de cipier de deur van de gevangenis
aan de Menno van Coehoornsingel opende,
riep Cohen, onder hoerageroep van partijgenoten
‘Leve de sociale revolutie!’40
Zwolle en de Internationale
De socialistische beweging in Nederland is niet
los te zien van het socialisme buiten onze grenzen.
Een mijlpaal was de stichting op 28 september
1864 in Londen van de Eerste Internationale, een
internationaal verband van vakbonden. De rijen
van de socialisten waren allerminst gesloten. De
meningen bleven verdeeld, zodat er op 14 juli
1889 (honderd jaar na de bestorming van de Bastille)
in Parijs een Tweede Internationale werd
opgericht. De kwesties waarover de socialisten
discussieerden zouden nog lang de politieke agenda
bepalen: de keuze tussen de parlementaire weg
en revolutie, tussen vreedzame en niet vreedzame
politieke actie, maar ook de houding tegenover de
koloniale politiek en oorlogsvoering.
Tijdens de Tweede Internationale was besloten
1 mei te kiezen tot jaarlijkse Dag van de Arbeid, een
dag van internationale solidariteit van arbeiders.
Op donderdag 1 mei 1890 werd de dag op verschillende
plaatsen in Nederland gevierd, maar nog niet
in Zwolle.41 In de grote steden werd voor het eerst
de acht-urenleuze aangeheven en ook het achturenlied.
Van der Vegt die naast onderwijzer ook
zangmeester was, had het lied toch maar vast met
partijgenoten ingestudeerd. Het refrein luidde:
‘Acht uur! Acht uur!
Geen langer arbeidsduur!
Ten strijd! Komt allen op ten strijd!
Ten strijd voor acht uren arbeidstijd’ 42
Maar het ging om veel meer vond Van der Vegt:
‘Ons ideaal ging verder, wij wenschten den
opbouw van een nieuwe maatschappij, een maatschappij
van vrede, welvaart en broederschap,
doch niet tot stand gebracht met de waap’nen der
barbaren. Die maatschappij is niet bestaanbaar
zoolang de volk’ren in elkaar vijanden zien, zoolang
zelfs partijgenooten elkaar met alle ten dienste
staande middelen bestrijden.’43
De eerste Dag van de Arbeid in het Engelse Werk
In 1891 deden Louis Cohen, Marcus Spits, Pieter
Arnolli en M. Blankwater namens de Zwolsche
Arbeidersbond en de afdeling Zwolle van de
SDB een poging toestemming te krijgen voor een
Rechts: Adver