■ ■■■
11 11-
114 | jrg. 28 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Wim Huij man
Urbann i11201 /.
11
(Collectie ZHT)
■ ■■■
Suikerhistorie
Café ‘ rbana’, Wip trikkerallec
Aan hel eind van de Wip trikkcra!Jce ligt grand
café restaurant rbana. Het i een begrip voor
Zwolle en wijde omgeving. 1 n de negentiende
eeuw wa Urbana een buitenplaat je. Het pand
werd in 192 n,gc1ovc rd tot een theehui m t
pc ltu in. VeleZw llenaren wandelden in die
lijd p zondagmiddag ri hting Urbana. Terwijl
de ouders in de hou ten erre een c n umptie
geb ru ikten, vermaakten de ki nderen zi hop de
wip en in de chommel.
errit Ma ier werd in 1932 eigenaar an
rbana. Hij wa een gr t wielcrfanaat. hter
rbana w rd een wielerbaan g bouwd waar
ondermc r Rinus hotman gr te ·u ce ·en vierde.
Tijden d Tweede Wereld orl g ve rd\ een
de baan al brandhout in Zwol e kachel . Hendrik
Ma icr nam na de oorlog de zaak van zijn
vader over. Vele Zw llcnaren vi rden er toen hun
bruiloft. Er k n op zat r- n zondagav nel o k
gcdan t wo rden. a aft p wa de peel tuin het
domein van verliefde t lletj . k jazzliefhebber
konden bij het th ehui terecht. rbana wa.
het eerst Zwol e jazz ntrum. Hendrik la sier
k\ am in 1973 bij e n ongeluk om het leven.
1 n 1978/9 werd rbana ingrijpend verbouwd
en uitgebreid. De lran formatie van thcchui 1 1
café- re ta urant met ver hili ndc zalen en vier
bowlingbanen cri iep zeer gr ndig: in la, bleven
slechts het tena. , enkele kozijnen en eend kkapel.
Burgemee ter rijber op nd Urban, p
3 januari 1980. J p Rcimink was d ni uwe
exploitant. Hij crcëerd een uit tekende ac om-
( Foto jan van de Wetering) modatic waar sind dien h cl veel fee ten, partijen
en v rgadcri ngen hebben pla, 1· g v nden. 1 n
199 deed hij rbana ov r aan l\ ec van zijn p ron
el leden. og leed geldt de re lamc I g n
uit de jaren ze Lig: it, 111nar to Il thuis.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 28 – nr. 3 | 115
11 Redactioneel
o r u ligt wc reen nummer van het Zwols
Historisch Tijdschrift. Hét blad over de ge chiedcni
van Zwolle. Rijk en gevarieerd, zo mag dit
nummer met r cht worden gen emd. In een
t,v ctal bijdragen wordt ingegaan op de laatmidclclccuw
er ligi uze vernieuwing beweging
van de M dcrnc Dev tic en de b langrijke rol die
Zwol! daarin peeld , dit naar aan leiding van de
huidige tentoon tel lingen hierover in mu eum De
Funda i , h t Hi tori h Centrum Overij el en
het tedclijk Mu eum Zwolle. Ton Hendrikman
refereert aan de gr te invloed die deze bewegi ng
in de ederlanden en daarbuiten heeft gehad
en Lydie van ijk verhaalt over de prachtige en
waarde olie hand hriften die Zwol e br eder
111 tl ll r!ijk monnik ngeduld maakten; z, ol e
ge hiedeni p zijn m oi t.
crrit van Vilsteren neemt on mee op een
reis door de ge chiecleni van een vergeten Zwols
buiten: De Ketel kolk, gelcg n in Fra nkhui . Of
h e glorie kan vergaan. iel vergeten maar I gendarisch
zijn de tien Zw llenar n van wie \i im
H uij man de portretten chct te ten beh eve van
z rg ent rum Het Zand (Zandh ve ). ok aan d
v rgctclheid ntrukt w rdt de hrijf ter moene
van Hacr ofte ( 1890-J 952). Zij w n al eer te in
1947 de prestigieuze P. . Hooft-prij met een
boek dat nu d r niemand meer w rdt gelezen.
tto azernier vertelt on er alle over.
Tot si t maakt Jan van de Wetering weer een
· enlimental journey’ naar het Zwolle van vijftig
jaar geleden. Daarbij bes hrijft hij de impa t van
Brigit! Bard top de Zwol e jeugd en laat hij
zien hoe het kon gebeuren dat de altijd zo rustige
Wilgen traat in zomer l 961 veranderde in ‘een
h k nk tel ol cheltercnde reclamewagens en
een gillende brandweerauto’. Dame en heren, wij
wen en u , eer veel lee plezier!
Inhoud
11ikerf1istorie Wim Huij man
De uitstraling van de Moderne Devotie
Ton Hendrikman
Beroemd laahniddeleeuw handwerk
Ha11dschrifte1111it Zwolle Lydie van Dïk
Amoene van Haersolte
Eerste wi11naar P. C. Hooft-prijs
Otto Cazemier
De Ketelkolk errit van Vilsteren
ien Zwol e portretten Wim Huij man
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 5: Zwolle wordt modern (196 l)
jan van de Wetering
Recent ver chenen
Auteur
Omslag: Detail uit de Zwolse Bijbel.
(Universileitsbiblioth ek U1rec/1t)
■ ■■■
117
1.20
126
130
143
150
152
154
11-
11
■ ■ ■ ■
AD ERTENTIE
Rond 1500 werd met het werk van kunstenaars als Abrecht Dürer en
Quinten Massys de middeleeuwen op grootse wijze afgesloten, terwij l de
renaissance zich al aandiende. De 15e en het begin van de 16e eeuw was
ook de tijd waarin de Moderne Devotie haar hoogtepunt beleefde en
Thomas a Kempis zijn Navolging van Christus schreef, na de Bijbel het
meest gelezen boek in het christendom. De Moderne Devotie inspireerde
de kunstenaars van de Sarijs-handschriften. Deze prachtig versierde
handschriften werden in het Fraterhuis in Zwolle gemaakt en met name
de verluchtingen van de ‘Zwolse meesters’ behoren tot de top van de
laat-middeleeuwse boekverluchtingen in Nederland. De kwaliteit (en
populariteit) van dit soort bijzondere stukken kwam in 2005 nog nadrukkelijk
naar voren in de tentoonstelling rond de ‘Gebroeders van Limburg~
De Zwolse Sarijs-handschriften, die zelden voor een groot publiek worden
getoond, vormen dan ook een van de absolute hoogtepunten van de
tentoonstelling die Museum de Fundatie en het Historisch Centrum
Overijssel presenteren. Naast Dürer, Massys en de Sarijs-handschriften
wordt in het Paleis a/d Blijmarkt werk getoond van ondermeer Amt van
Zwolle, de Meester van Hoogstraten en kunstenaars uit de omgeving van
Dieric Bouts en Jan Gossaert.
Van Albrecht Dürer en Thomas a Kempis is opgebouwd rond de thema’s
uit het lijden van Christus, die zowel in de Moderne Devotie als in de
beeldende kunst van die tijd centraal stonden.
VAN ALBRECBT DÜRER EN THOMAS A KEMPIS
PALEIS A/D BLIJMARKT, BLIJMARI
■ ■■■
11 11-
90 | jrg. 21 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
A..nnèt Boot mava
n Hulten en
\i im Huij man
■ ■■■
Groeten uit Zwolle
Watertoren en choenkuipenbrug
Po t tempel 19 juli 1902
‘Geliefde ouders e11 Z11s1 r! \Vij lu:bbe11 tie turf 1wg
11ic1 1,erkod1 t, 11wnr wees zoo goed c11 schrijf mij
11oor1s ee11 le11errje remg; tint ka11 ik t/1111 Zcmdog 110g
krijgc11. Z Kr1icrs heeft hier ..J ll’cke11 mei tie t11rfgcle~
e11, J11t111r heefi 1111 verkocht. Ik /Joop dr,t 11 cfezc 11 i11
gezo//li/1eid 111oogr n11tw111gl’ll, gelijk ik he111 l’C’rzc111/.
Zijt 1111 1 crcfer nl/c11 hnrtclijk gegroet. Z/3, filli11ge11
, , ’02. Hel r,r/re. is /JU}. 1,a,1 Lier’.
IJcze foto, met links de watert< ren en re ·hts de
chocnkuipcnbrug, i\ w.1ar ·hijnlijk g1.:m,iakl
anaf de Badhuis, al. Onder de S ·hoenkuipenbrug
troomt de ieuwe Wetering/ (meiose
Kanaal de tad. gracht in. Rond 1840 werd het
crijs cl Kanaal gegraven, dat aan loot op dt·
icuwe \Vetering. V,111wcgc I • veerboot OJ lmelo
werd in z, Il het laabte ~tuk van de\ elering
het lmclo
1 n 1 48 terrein bij de
ho nkui cnbrug, gun tig gelegen tus en de
Nieuwe Vecht en \-\' t ring, g hikt te maken
voor het lad n n I en van turf. ' choopt I erd
dat Zi olie zi h zou on twikkelen tol een belangrij ke
tapelplaat · oor tur . Die hoop i. nooit uitgek
m n. 1 n pi, at daarvan von I d tedelijke
• hutt erij op de Turfmarkt de ruimte om te ex rren,
gebru ikten port vereniging n het terrein en
, erden r cir u en en v ilk. fee ten gehouden.
111 lr ek 1 20 ~tonden er enige tijd noodwoningen.
D ophaalbrug I erd in t90ï vcrnrngen door
de huidige draaibrug. l let i één van de l\\CC nu
(Collectie H 0 ) nog be taande draaibruggen in Ovnij s ·I en de
enig in Zwolle. De draaibrug I crd ver aardigd
door de bekende Zwol c firma N.V. Wispclwcï &
o. 1) neogoti he wa tert ren dateerde uit 1 92.
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 3 | 91
11 Redactioneel
De kla ieke m h I gie kent een verhaal over en
affaire di Aphrodite, godin van de liefde, had met
r , god van d rl g. phrodite bedroog haar
e htgen ot Hephai to . eze werd getipt do r de
zonnegod Heli . lephai to maakte een gr t
n t dat hij all en kon penen en ing verv lgens
h t li fd paar op hun bed. De andere goden werd
n ui tgen di •d m dit b hamende tafereel te
kom n b kijk n. ral d mannel ijke goden
bar tten los in een homeri h gela h. Het erhaal
i 0111 lbar k r n afgebeeld in de wester e kunsthiedeni
·.
orlog n li fd taan in dit numm r
De oorlog in hel artikel v, n \ il C rn -li en ver
de wijze wa, rop de Zw I he Bi uit f, briek
voorheen Helder & o do r de T~ eede \ reldrlog
kwam. D li ~ . f p zijn min t het lichamelijke
deel daarvan, komt aan bod in h t arti kel
van Jean treng en de rea tie daar van L ,die van
Dijk. Zij houden zi h bezi, m t de intrigerende
raag wal de betekeni z u kunnen zijn van een
z ven tiende-eeuw houten rwerp dat de vorm
he ft van een natuurgetrouwe weerga e van een
m, nnclijk e la ht orgaan.
Een, at andere uiting v rm van d li fdc, h t
huw lijk, wordt d r largriet ordman opgeoerd.
Zij tigt de aandacht op een belangrijk
pr je l van h t H i tori h entrum erij el de
digirali ering van m r dan n euw aan Zwol e
huwelï , akten. In het artik I van Jeanine llen
ten I ll , k men rl g en liefde bij elkaar. Tijden
de E r-te \ crcldoorlog chrijft een Belgi h
ffi ier, geïm rneerd in h t kamp Hard n ijk, een
briefje met een fot aan zijn Zwol 'li kleine
Mieni'.
■ ■■■
Inhoud
Groeten uit Zwolle
nn ' t Boot ma- van Hulten
en \ im Huijsmans 90
Van een Helder' bi cuitje geniet je!
Verzet e11 deportatie in de Zwolse
Hoogstraat \Vi l rn li n 92
Godemiche Jean treng 109
peelt je of voorbehoed middel?
Lyd ie van Dijk 112
111 jaar huwelijken in ZwolJe en
Zwo!Jerkerspel Project digitalisering
Zwolse l,uwelijksakten Margriet o rdman 113
Brief van een gevluchte Belgi che officier
aan een Zwol mei je, 16 februari 1915
J anine tten 117
Mededelingen 121
Auteur 122
Omslng: Het complex vn11 D Zwolsc/1e Bisrnitsfabriek
1roorhee11 E. Helder ~r, o gelege11 111sse11 rlc
Hoogstmnt e11 de Beeste11111nrk1, tege11111oorrlig
Hnrlll meen eknrle, 19r. ( it: ' 11d z,vollc 11r11111i1
de /11ch1 ')
11-
92 | jrg. 21 - nr. 3 zwols historisch tijdschrift
11 ■ ■■■
Van een Helder's biscuitje geniet je!
Verzet en deportatie in de Zwolse Hoogstraat
il orncli en Hoe kwam de bekende Z1 ol h Bi -
cuitsfabrick voorheen . Helder • o d
T1 eedc \Ver Id rl g do r? De tijd é n
van de grote b drijven in Zw Il , m t meer dan
200 werknemer en geve tigd aan de Hoog traat.
an de hand v, n e n lak na de rl g, in 1945
en 1946, ge hrcvcn ver lag kon nagega, n word n
ho Helder & d jaren 1940-1945 beleefde. Dit
bijna 1e tig pagina' tellende document werd
indertijd pge tcld aan de hand van aantekeningen,
notulen, orre pondentie en herinneringen
van de I enmaligc dire teur J. H I huij en en
fac bus Hols/111ijse11 (A111sterrln111
1 99-Zwolle 196 ) was van 192 tot
rle liq11irlatie in 1956 directeur van de
Zwolsche Bi witsfnbriek voorheen
E. Helder & o. Holshuijse11 had
hart voor zijn p rso11eel. Dankzij
hem werd er in 1936 011dermeer een
r i vereniging voor het personeel
op eri ht en i11 193 ee11 port- en
onr pn1111i11gscl11b. In 19 9 stichtte
1, ij e11 p nsioe11fond voor het personeel.
Ook tijd 11s de moeilijke oorlogsjaren
/,ad hij veel oog voor de
noden vn11 zijn mensen.
Holsl111ijse11 was een gezien 111n11
in Zwol/ . Hij 111nnkte deel uit van
vele b t11re11 van 011dememers- n
bra11 heorgn11i ntie . Zij11 naa111 vair terug te vind II i11 liet best11ur 11m1 d
Kamer van Kooplw11dcl, 111nnr ook va11 diver e plaat elijke e11 provi11 inle
comité . Op zijn vel reizen naar het b11ite11/n11d vor111d hij ee11 soort 011bezoldi
d n111bas ade11r vn11 Zwolle. Hij legde onder meer de basis voor de komst in
196 11nar Zwolle w111 het A111 rikna11se specinlistisc/1 zuivelbedrijf M ~ R
Lnbomtorin, het huidige Abbolt Lnbomtories.
(Particuliere lle ti )
andere dire t b trokk nen. Het nd r taande ieen
neer lag an dit do ument. •
1939
K mt de inval van de uit ers in mei 1940 vo r
het b drïf, en v ral v r de dire tic, t taal
nvenva ht? Het zal oor hen zo zijn gewee t al
o r de mee te ederlander : men veronder telt
dat Nederland wel w er n utraal zal blijven, z al
dat k in d er te \, ereld rlog het ge al wa ,
maar men n emt na de inval in P !en begin eptember
t h enkele maatregelen. Bij Helder uit
zi h dat in de aanko p van extra gr nd t ffen, al
m et daar o r wel e n lening w rden ge I ten.
V rder wordt aan de vrijmet elaar loge ide
Mutua waarvan dire teur Hol huij en lidi , aangeboden
de bibliotheek, notulen en hi t ri he
b h id n in de fabriek te v rbergen. H ewel dit
aanb d terk w rdt onder tcund do r d logeleden
D. nradi (drukker p het iland ) en ir.
itr en (ing nieur bij de IJ · el ntralc), \ ordt
er t hg n g bruik van gemaakt.
1940
p 10 mei allen d Duit e troepen n land binnen.
• p de dag van d inv:il heeft n bedrijf ni t
gewerkt', z lee ik. \, 1 i men in grote nz kerheid
mtrent het I t an l\ per nee! leden ic.:
in militaire dien t zijn. 0 k vraagt men zi h af
h h t i met de verteg nw rdiger , n Bommel
die in R tterd mw nt. Hij blijkt er na het bombardement
g ed van afgekomen te zijn. t-laar bij
de vr egere kant orbedi nde van het Rotterclame
dep t mejuffrouw T. Lour n i hui en hui -
raad g heel ernietigd. r haar wordt er direct
en inzameling vang ederen geh uden.
De bedrijf hef, d heer ugust Timm, i · een
Rijk duit er. Hij uit p de dag van de capitulatie
tegen ver de dire teur 1ijn I c.:d\ c,en over het-
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 3 | 93
11 g n Duit land N d rl and heeft aangedaan en
bi dt aan m h t b drijf in Ik pzi ht te helpen.
Zijn h uding tijden de rlog ja ren zal van gr
belang blïken te zijn.
r, ord n do r de dire teur n de bedrijf: hef
nkele maatreg lcn g nomen. Ond r meer dat
houdbare grond toffen zoal uik r, kolen, kruiden
en reuk toffcn zuil n worden v rb rg n. ten
zal , eigeren om produ ten aan d vijand te Ic eren.
Merken die een Fr, n e f ngel e naam drag
n, zullen n g n rmaal w rdcn geprodu eerd.
ok wordt e I ten door te gaan m t h t bakk n
nn rituele bi uit , !gen vo r hriften van h t
pp rrabbina, t, terwijl (1 a en ige di u ic) m n
k zal d orgaan met het maken van bi uitje
waar p d b lt ni van de koningin laat. De heer
Timm \ ï t op d mogelijkheid an de vordering
van producten do r de Duit e bezetter. Timm
h eft in B lgië rvnring opgedaan tijden de Eer te
r Ido rl g, hij d ed t n dien t in het Duit e
1 gc:r.
D hecrj.J.J rna,di
'agent van Reindcr !ic abri k n n d
Zwol he Bi uit fa riek', i tijd n d inval in
militnire dienst. Hij de lt op 2 mei aan de directeur
van Helder me dat hij een eed heeft gezworen
met enk Ic ol lega-milit iren m de trijd
voort te 7ctten. 11 ij krijgt all tcun t cgcz gd.
De h uding tegeno er Timm al Rijk duit er
blijft in het begin van de bezetting n g wel n
weifelend. 1 hij wel volledig te vertrouwen? Maar
al hij zi h g heel an d 'go de:' kant haart za l
men hem \ el li ht tegen d Duit er moeten
be bermen.
Onder het per oneel zijn enkele 8-er. en
uit g zinden. Zo neemt p 10 augu tu a i -
tent -d gmakcr T. \ e tend rp nt lag om vrijwillig
in Duit landt gaan w rken.
! let rb rg n van gr nd t ffen, , aarbij toch
nkcl p r n Lieden zullen m ten helpen, zal
zo ecl mogelijk op za terdagmiddagen plaat vinden.
r zal weinig ru htbaarhcid gegeven worden
aan de geheime bergplaat n 'w Ik , ï d ugdelijk
camoulleerden.' Ic ht nk I arb id r zijn er
z d ende van de I gte.
In juli w rdt d rijvcrgunning va n de directeur
■ ■■■
De Zwolsc/1e Bi 11itsfnbriek E. Helder ,!, o werd i11 , 9 opgericht. De kemnctiviteit
besto11d 11it de 111nc/1i11e111nti c pror/11 tie 11n11111 /koekje of knnkjes.
De oprichter, de ro11i11ger bakker E. Helder, imtnlleerde nn11 het i11d vn11 de
11ege11ti 11de eeuw al e II k 11i11 ve11, wnnrdoor rl koekj •s aa11 de /op ll{fe
ba11d gebnkken ko11de11 worden. H tb drijf flor erde, 111erl dn11kzij de export
11t1nr Oost- en We t-llldië. Helder & o was gevesti d nn11 de Hoogstrant
111idde11 in de Knmperpoort. /11 het fnbriek co 111plex, tint 1e11 oppervlnkte
besloeg vn11 4.000 vierkn11te meter, werkten i11 191-1 n/ meer rln11 tweehonderd
111ense11. De biswitfnbriek vor111d daarmc ee11 van de beln11grijk te werkgevers
i11 Zwolle. Er sto11de11 destijtf 1•i r elektri he ove11, di werkte11 op rloor
de firma zelf opgewekte stroom. Bij Helder werkt 11 l'eel 111 i ;je ·. D koekjes
moesten 11t1111elijk lw11d111atig i11 blikken verpakt worden e11 dnt v r de vrouwelijke
ha11digheid, wt111t rle bis 11it- ware11 er vntbanr voor br uk. De /o an
'Van e11 Held r' bim,itje ge11i l je' werd II begrip.
a de oorlo in het echter achteruit 111et liet Ier/rijf Het eenvoudige
kaakje makte uit de rntie, de 01m1111e11t wilde meer luxe. Door stij e11rle
lonen e11 nfne111e11de opbreng te11 ware11 de 11oodznkelijke i11ve t ri11 e11 e ht r
niet meer haalbaar. Op 5j1111i 1956 werd het bedrijf g liquideert/.
Het mple
& tu , en de Beest
Har kade. (Parti llectie)
ingetrokken. Hij weigert daarover t pr t l ren
'en gaat dan liever per p r.'
r vindt overleg plaat met dep liticd kundi ge
.). van cdd n Hul b h, di b kendhcid
geniet al nd crzocker van d d lijk la ht ff, r .
11-
94 | jrg. 21 - nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Rccln111efolrlcr 1'oor Heir/er' Knbo11tcr-bicuitjc. '\loedznn111 en .. . 11ie1 duur!'
( ollcct ie H )
FOR lULIER
11
■ ■■■
Met hem wordt g pr k n o er d on rvering
van vetten. Hï advi eert een b aa ld v rm nging
daarvan m l andere grond taffen, zodat h t dan
r al v t kan w rd en gekwal ifi eerd.
D ho lad voor het v rtr kk n van bi -
cuit. "' rdt onder hel p r on I rde Id. Dat i
maar goed o k, want kort daarop komt het b cl
dat de nog voorradige chocolade aan de Ie erancier
moet worden teruggeleverd.
c h er Timm krïgt c n oproep 0111 in ( Dui te)
militaire dien t t gaan. V orl pi krijgt hij
e hter uit tel omdat hij in een leven middclenb -
drijf werkt. H ï heeft aan gek ndigd da t hij, al hï
wel in dien t 111 et, zal gaan de ert eren. De
b drïf leiding h ft al afg proken dan or zijn
gezin te zu llen zorgen. Timm zal toch po dig een
nieuwe oproep kunnen verwa hten. lleen al
men in en ' Krieg wichtig' bed rij werkt, kan men
vrï t Hing krijgen. Maa r om ' Krieg wi htig' te
word n, 111 et men rder o r de Duit \ ehrma
ht uitv er n. Pr bi m
de 1ee a Buitens iëteit
jnt ,va 1t e militair. De
d ur v ·t m en hetgeen de
man weiger Ti m er me b 1110 it rlaat
de Feldwebcl to de zaal en kan de vo r tel ling
doorgaan.
Het enige aard dat het b drïf h eft, wordt
gev rdcrd. Dankzij bemiddeling an burgcmet:.ter
Van Karnebeek kan het dier blïven.
1941
De directeur heke lt in zijn nicu1 jaar toe praak fel
het feit dat enkele vr uw lijke p r onccl led n
onta t hebben met Duit c mi lit airen. Dit i
gewaagd, omdat bekend i dat de hef van d
Hema in Dordre ht tot drie jaar gevangeni traf i
v r ordeeld omdat hij d mgang an zijn per -
n cl m I Duit e mi lit, ir n h ft v rb den.
In januari z rgen fel le or t en de verl roken
verbinding over de IJ cl er vo r dat vrouwel ijk
per oneel uit Hattem en Wezep niet naar Zwolle
kan komen. Ruim twintig mei ·c worden dan,
met toezi ht ond rgcbra ht in een I g taand
woning aan de Harm mccng kad .
In maa rt komt de icherh eitspolizei en i t en
g pr k met Hol hui j.en. D I uit r hebb n
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 3 | 95
11 111dekt dat er koekje met het p rtret van d
koningin worden vervaardigd. Dat wordt ui tge-
1 gd als Oranjepropaganda. De
Geheel li11ksj11ffro11w Helder. 111edeeigc1wrcsst’ 1•,111 liet bcdrijj; 111c1
11nnst /war prowmtielw11dcr D.j. vl11111s1c c. l’ierdc 1’n11 li11k 111c111J]i-011w C.A.
Fmny, e11e11ee11s prowm1ieho111/ster. 111slreck 1950. (P11rtirnlicrc collectie)
11-
102 | jrg. 21 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
11 Een geder/te 1’1111 tie
ovens, 0111srreeks 1950.
(Collectie \1ei/i11gl111is
‘De \loorstrnat’)
Het 11itlegge11 l’llll het
deeg, 0111srr<'ek · 1950.
(Collectie \1eili11gh11is
'De Voor tmat')
Timm krijgt voortdurend pr epen om zich bij de
Wchrma ·ht te melden. 1 ank zij allerlei uit luchten
en va l e dokter atte ten ont napt hij aan de
■ ■■■
Duit c greep. Maar hij krijgt het dan w er erg
moeilijk met andere in Zwolle woona htige Duiter.
Timm laat zich bijvoorbeeld nooit zien bij
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 3 | 103
11 · ·· ten, hij vlagt niet op Duit e
~ uurt zijn kinderen ni t naar de
nt taan vaak benauwde il uati
m te bewijzen dat Timm in een
'Krieg wichtige' fabriek werkt, ziet H lder zich in
,eptember to h g wangen m a, n \, ehrma
ht t gaan leveren. Deze lcvcranti rden z
veel m gelijk getraineerd.
Er wordt ge tolen. rote h e c lh d n boter
en uiker v rdwijnen, maar word n enige tijd lat r
in Kampen te k p aangeb d n. D leiding an
het bedrijf tra ht de enen die telen te etrappen.
om lukt dat. De dire ·teur dreigt met aangifte bij
de litie. Betrapt per one I vertrekt en gaat werken
bij de Duit bezetter of gaat in de zwarte han~
el. D t mming ij de 'blijver ' \ ordt hierdo r
lbominab 1: 'zï 7ien met led gen aan, d t zij, di
niet\ erken en zwarte hand I b drijven in én d, g
meer rdienen, dan zij, die in de bedrijven , erken
gedur nde een hele, eek'.
■ ■■■
Jannie . verzuimt vaak op het , rk te komen.
Door d bedrijf ar n door het arbeid bureau
wordt zij gekeurd, 'maar wij kunnen geen mei jt
meer mi en. anneer nog én mei je wegblijft,
zullen wï k t t ont lag van mann n moeten
overgaan en zullen zij vo r de Duit ers t , erk
, orden ge tcld. Dit moet tot iedere prij~ vermeden
w rden'.
Bij de ker tbijeenkom t v rzorgt hoofd nderwijzer
. Jonk rs weer het ker tverhaal.
Het is duidelijk dal de 1 idinggevenden al lang niet
meer alleen betrokken zijn bij de ,tbri age an
bi uitje . ia J ma en zïn onta t De r t worden
hand- en pandi n ten aan de illegaliteit verleend.
D a ountant van Held r, de heerT. oedemoed,
i hi r o k regelmatig bij betrokken. De
opvattingen an de bedrijf: leiding worden ook
uitgedragen naar het per neel. Bij orbe ki
tegenover de nieuwe mede, erk r Roelof . 1 na
enkele dagen klaagt deze dat h t werk hem niet
Koekjes op tie lopende
b11111/, omstreeks 1950.
( ollecrie \'eili11gl111is
'De \loorstmnt')
11-
104 | jrg. 21 - nr. 3 zwols historisch tijdschrift
11 De lvpe11rlc /111111/,
0111st rcch 1950. ( ,ollcctic
\lcili11g/111 i., De
\'oor tmat' )
bev, IL en hij vrij\,~llig naar uit land\ il. De he r
Timm verwijt hem dat hij van c n Ned rlander
een andere h uding had verwa ht!
1 ankzij een regering opdracht om chcep behuit
te lev ren, kan h t bedrijf vergunningen
krijgen om zonder bonnen warm et n van d ntralc
Keuken te krijgen, 'maar het per one l lu t
het niet '.
1944
Dit zal het m eilijk te jaar worden. e he r Hol -
huij en po rt in Lijn niell\ jaar toe μraak iedereen
aan m ol te houden en niet te twijfelen aan
de uiteindelijke overwinning.
mdat 1:r c nv rbod i inge teld 's nacht over
■ ■■■
traat t gaan, wordt er een nachtvergunning aangevraagd.
i\1anr d Leutnant teiner van het
bureau van de rt kom mandant weigert .lie af te
g en omdat, z al hij zegt, 'dcz alleen do r terroristen
worden aange raagd.'
Er w rden nu grotere hoeveelheden grondt
fö n do r per nee! leden ge tolen, waarop de
dir tcur t lcurg tcld pmerkt lat hij z niet verder
kan werken.
T ch wordt met Pa. en het per· neel c ntha, Id
p enige ne tj • paa br den een ei ...
2 april komt een koerier uit roningen met
de mededeling dat Jorna, die al erteg m oordiger
daar \ oona htig i bij een hui zoekin
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 3 | 105
11 gea rresteerd. Dire t , ordt er met mevr uw )oma
en ander n overlegd. Be lol n wordt te trachten
J ma tijden het transport naar kamp mersfoort
mede te delen dat hij in h ge mate zenuwpatiënt
i , op de rand van het krankzinn ige af en 'dat door
n gezorgd za l , ord n oor dokter attesten.'
Aldu wordt gehandeld. p 16 mei komt door tu -
nkom t van een S -man Jorna rij. Hij gaat
ogenblikk lijk verder met zijn verzetscontact n.
Timm krijgt bij de rt kom mandant bevel om
een militair uni form aa n te trekken. Hij protesteert
maar wordt al telefoni t bij het pomp tation
ng Le Werk ( chutzgruppe) geplaat t. Hij meldt
zich na drie dagen ziek en komt na val verklaringen
van dokter Dhont en een opname in het
ophia Ziekenhui , eer terug in het bedrijf.
ng t, illegaal werk, geheime b spreki ngen ten
huize an de familie Hand (van de firma Buisman)
tu en hooggeplaat te illegaal werkende
ederlander en " erkgc er en vakverenigi ngbetuurders
over d amenwerking na de oorlog, wel
f geen onta t n met onbetrouwbare 8-er ,
bez ek naan de Duit e in tantie om vergunningen
voor gr nd toffcn I t peuteren, t ed grotere
dief tallen uit de magazijnen; het i het beeld
an dat laat t oorlog jaa r.
Timm, die weer eens bij zijn landgenoten op
h t ma tje moet komen, wordt door de Fachberater
rmetz r ondervraagd. Deze rmetzer zegt
hem dal hij de overtu iging heeft dat de directeur
Hol huij en een' ranjc b I jewist' i .
Begin eptcml er, de dagen rond Dolle Din -
dag, d nkt iedereen dat de bevrijdi ng aan taande
i . Een moeilijke win ter zal nog komen.
Een 'be cherming ploeg', be taande uit zeven
per onecl I den, blijft nu dag en nacht in h t
bedrï f, elkaar daarbï te d aflos end. Op
bes heiden haal kan r zelf nog i t worden
•eprodu rd. Een ki ine ramp i het als op
23 ptember brand uitbreekt in het papiermagazijn.
nder meer 30.000 kilo meel gaa t verloren.
De spoon eg taking legt h t hele verkeer til,
D n Haag ei t total topzetting van de biscuitsfabri
age, de b maanvallcn nemen in hevigheid
toe, p r oneel vorderingen zijn aan de orde van
de dag, bï razzia' word n man nen opgepakt,
■ ■■■
later komt er een algemene opr ep dat alle mannen
tu en 17 en ;o ja, r zi h moeten melden,
iedereen probeert van de Duitse instanties vrij. tel lingen
te krijgen en 'op de Potgieter ingel I het
bureau van de B auftragte l heer t en zenuwpaniek.'
In november komen d e r te hongerto hten
uit het we ten van on land naar en lang Zwolle.
ok Helder pringt bij. Familie, vr ienden en relaties
worden zo goed mogelijk geholpen. 1 n het verlag
wordt nu open lijk over 'mofö nmeiden'
ge prok n. Zij hebben e n zeer arrogante houding
en worden vaak op taande voet ont lagen . Het
bedrijf van Tepc & o (confe tiefabrick ), dat stilgezet
i 'I vert ons ook nog een aantal mei je. op,
maar zij zijn al van h tzelfde g halte en di er e
ontslagen vallen nog, zodat er \ einig van overblijft'.
H t personeel wordt ingezet om ' om wel 20
kilometer buiten de tad' op lapje grond gro nte
en aardappelen te nijden en te rooien en er wordt
dan in de fabriek geko kt. at aardappel n rooien
i overig n niet ongevaarlijk, omdat men een
paar maal midden tussen bommen droppende
vl iegtuigen komt te zi ten. Deze olk tuintje. ligg
n vaak dicht bij poorlijnen en p orwegovergangen
zijn een gevaarl ijk mikpunt.
Er wordt nog teed veel gedaan voor het per oneel.
Ze krijgen regelmatig extra levensmiddelen
en zelfs versnaperingen. Aan vrouwelijk pers neel
worden kou en uitgereikt , 'al mede aan de
fabrieksmei je witte werk horten, gefabri cerd
uit linnen zakjes. Onder de mannen werden 30
overall verdeeld en de overigen kregen wi tte ·a. je
·, eveneen uit linnen zakje .' let ker t krijg n
ze een pakket met ondermeer jam, laolie, su iker,
koffie ·urrogaat en bloem. Met fee ·tdagen worden
er nog teeds bij en komsten georganiseerd. Ik lee.
dat er met ker t weer een gezamenlijke maaltijd
(boerenkool met , or tl wordt bereid, mcne r
Jonker draagt voor (' hij spreekt over Ere zï od')
en er worden grammofoonplaten met k r tlicderen
g draaid.
Jorna komt met een bedrag van f 1 0.000 op
de proppen. Da t is afkomstig van de pa gearre -
teerde betaalmeester van de stak nde po n cg-
11-
106 | jrg. 21 - nr. 3 zwols historisch tijdschrift
11 Directe11r }. f-lolslwijse11
met zij11 gczi11 op tie
bi1111e11pliwts w111 de
fabriek, op weg 11a11r rle
vieri11g l'n11 een 25 -jnrig
l111welijksfeest.
Omstreeks 1946. ( Pnrti rnliere
collectie)
men en en ook voor hen be temd. Deze betaalh
onvrider an pr uratieh uder
rdt in de fabri k verborg
n.
1945
'De eer t m, rinden van dit ·a, r zijn een ware hel'.
Zo b gint het ver lag over het laat te o rl g jaar.
De d rtr kker , eva ué' en zieken word n
z cel m gclïk geholpen. De fobrikanten lub
v rgadcrt t\ cc ke r per maand m de m eilïkhedcn
van de dag met elkaar te be preken. r rijden
0111 . n g in de nacht auto' naar het we ten van
het land ( pc ialc toe temming van de uit e
instantie ·), maar de be cherming ploeg kan en
durft niet te Japen totdat de auto' weer eilig en
■ ■■■
\ el in Zwolle terug zijn. Later blijkt dit ook niet
meer mogelijk. riarna kan men, in ov rleg met de
v ed elc mmi ·ari, , een hip krijg n. 1ct een
lading van 50.000 kg kan hierme w lli ht naar
m t rdam, orden gevar n.
Timm I rdt în i bruari w er pgero p n
voor militaire dienst. ' r i nu geen ontkomen
m r aan'. Timm moet zi h meld n in Berlijn. De
leiding van Helder be li t nu dat het tijd i voor
Timm om nder te duiken. Het h efr cel oeten
in de aarde. Er raat: ' Het val c per con bewij ,
dal hem ver trekt zou worden cl r zijn buurman
R malen k mt niet p tijd af en daar m meldt
hï zi h bij alle Duit e in tantie normaal, al of hij
naar Berlijn gaat, laat zijn pa op het tation
af tempelen en ertrekt na de verjaardag van 1ijn
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 3 | 107
11 vr uw per nel naar rn lt:rdam. De volgende
morgen krijgen wij b ri hl, dat hij daar g ed is
aangekomen en d r de he r \ .H. \ ellmann
wordl ndcrgcbra hl. 1 ntu en heeft de he r hri
Huibert [een vertet mani h t valse persoonsbe-
1 ij in be, erking n rn ·. Fraaij gaat 6 maart des
na hl mei een au to naar m terdam met het vale
per on bewij en de ingrediënl n om d vingerafdruk
van den heer Timm aarop aan t br ngcn.
Zij k cri na drie dagen van panning behouden
terug.'
■ ■■■
r volgen n ge n p arm il ijk w ken, maar eindelijk
'w dan de b vrijding daar'. p 14 april
lo en de eer te anad z. n d r de lad. 'Er h efde
geen hol d or onze be hcrming ·plo g te
w rden gelo t. '
Na enkele dagen b gint men te dcnk1.:n aan het
hervatten van de werkzaamhcd n maar ee r l
wordt er een geweldige b vrijding uif ~ tom
gezel o r hel gebel per neel met de ille ,, Ie
mede, erker . ·en ellenl,mg gedi hl wordt er
opgezegd, waarbij aan de he r l lol huï en een
cadeau , ordt o erhandigd. De dire leur wordt
I let rn111plex ,,n,, De
7.wolsd1c Bisrnitsfnbrid
1•oorhec11 E.
I fcltlcr ✓--. ·o, gcle~e11
111sse11 de Hoogst milt en
de Bccstc11111arkt, tcgc11 -
wovrdig Hnr111 111cc11 -
gcknde, 19r. a de
liq11itlmic 1•1111 het
l1edrij[i1119:6, betrok
::cepfnbrick De Fenix
/iet complex. ( it:' 11d
Zwol/• ,,m,11it de /11cht )
11-
108 | jrg. 21 - nr. 3 zwols historisch tijdschrift
11 geprezen voor zijn inzet. Hij wist toch ook in de
meest m eilijke tijd n voor zijn per oneel nog wel
iets uit te delen:
'Al ppa nd man en vader
wa en bleef u altijd heer,
toch keek u met argu ogen
wel op dam sbenen neer
En wat u dan con tateerd
Bleek later uit het fei t,
Al in zo n ge chenkpakket voor 't meisje
Een paar kousen lag ge preid.
f en chort, hoe u er aan kwam
een die daar ooit achter kwam.
oor de mannen, 0112 bakker
H bt u ja je geer ëerd ,
Die uit doodg \Vone meelzak
K urig zijn g fabr iceerd.'
Het dri blad zijden lange gedicht eindigt m t de
zinnen:
'Onze feest reugd gaat b ginnen
Onder rood-wit-blauwe kleur
Leve 't Vor tenhui Oranje!
Leve onze irecteur!'
Epiloog
)oma, accountant oedemoed en de verzet man
De Groot h bb n nog geruime tijd functies waargenomen
bij de Binnenlandse Strijdkrachten. De
heer Holshuijs n heeft zich daarvan na korte tijd
t ruggetrokk n, omdat de werkzaamheden van
het edrijf dit vorderd n.
De heer Timm kon (met speciale opdracht van
de commandant van de B ) uit Amsterdam naar
Zwolle t rugkeren.
p 17 juli 1945 erkende de burgemee ter van
Zwolle, jhr. mr. M.P.M. van Karnebeek, de houding
van de heer J. Hol huijsen door hem te
benoemen als vert rouwensman voor de amentelling
van d tijdelijke g meenteraad.
Het gel 1pte do ument, waarop dit artikel gebaseerd
i , omvat 5 pagina's en is gedateerd 1945'i.946. liet
i voorzien van de volgende verantwoording: ' il
het hierna volgende ver lag zal blijken op welke wij -
■ ■■■
ze verzet werd geplee •d door Direct uren B dryf -
taf an d .V. Zwol chc Biscuit fabriek v.h. E.
Helder o· o., Zwolle. in amenwerking met illegaal-
werkenden en ondergrond trydorgani atie
te Zwolle. Zij verkla ren, dal het er lag, amcngcteld
uil aantekeningen in age nda' , ex erpten uit
corre pondentie, overzichten v, n be preki ng n en
handelin ge n, ge ·n aan praak mag maken op volledigheid,
maar de feiten naar waarheid weergeeft.
1 etekend:I J. Hol huijsen, Directeur later groep -
commandant .G. District 1 , .13 .. ; .). Munt tegc,
procurati houder; G.A. Fraay, pro uratiehoud -
tcr; Aug. Timm, bedry~ - en fabrikatiechef; Ii.
oedcm d, Accountant te Zwolle later hef taf
Binnenland ·e trijdkra ht,·n, Gewc t ve rijs cl; J.J.
Jorna, Agent Reinder ' liefabri ken en .V. Zwolche
Bi cuit fabriek voor roningen, rente en
Twente. La ter Staf- fficier b.h. Troepen omman do
Binnenland e trydkrach ten.'
l et document bevindt zi h in het bezit van de fami lie
Hol huij en.
Met dank aan d~ heren J.Th. 1-1 H1uij en te Zwolle,
Dr. . Holshuij n te Wageningen en mevrouw E.
tu u rrna n-li olslrn ijsen te Numansdorp.
Daarnaasl b n ik de heer P. Timmerman va n het
Veilinghuis 'De o r traal ' zeer erkentelijk voor
het in bruikleen geven van twaalf foto ' .
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 3 | 109
11 Godemiche
Wit is een godemi he? Tot voor kort wi t
k het ook niet, maar een godemiche i.
een dildo, een kun tpeni . \r\ aarom er
hier aandacht aan wordt be teed, i omdat er enige
tïd geleden bij opgravingen in het entrum an
Zwolle twee hou ten kun q eni en werden gevonden.
Ze I aren zo gemaakt dat er door middel van
een eenvoudig me hani me z lf mee ge. poten
kon worden: ar flC1 111ila 11(1furne. Een van de problemen
, a cl inte rpretatie van het voorwerp.
Wa het een medi h in trument dat gebruikt
werd al anti on ep tiem idd el, ofwa het een eroti
h hulpmiddel voor vrouwen. 1 Wel haa t zeker
werden de beide dildo's voor dat laa t te doel
gebruikt, zoal met een a·rntal voorbeelden aan nemelijk
te maken i~.
Onder de toonbank
De Fran man i ola, horier , a een z venti nel
-e uw e hrijver van croti che verhalen en
·ek u Ie vo rlichting. nder het p eud niem
J hanne M ur iu publiceerde hij zijn Eleg(l/1/iae
/(lfi11i s r111011i, ( maakvolle Latijn e ge prekken).
In dit boek i e n prentje afgebeeld waarop dri
de -1ig gekled vro u1 en en één man in e n winkel
op het punt ·taan e n dildo te kopen. Aan een
rekje hangen de in fo r formaat nagemaakte mannelijke
edele delen te koop. Tw e mannen zijn
aan een tafel bezig m t de pr du ti van nieuwe
exemplaren.1
In d praktijk zal hete hter niet z makkelijk
zïn gewec. t 70'11 wink I t vin n, de voor telling
i lic tie. v at niet weg neemt dat dildo' inderdaad
te koop wa ren, onder de toonbank of van
een rondreizende kramer. Zo iemand wa de
jood e mar kramer latthijs Modechai ohen.
l li j , erd in 1768 in Holland opgepa kt met ondoom
, dildo' en pornograli he boekje in zijn
mar"3
■ ■■■
Ook ov r het gebruik is wel iets bekend. ontantijn
Huygens junior wa de e retari an
koning- tadhouder illem lil en hield een dagboek
bij over het hofleven. Hij noteerde ook d in
mloop zijnde roddel over de ero ti he e ·c.1padc
van per,onen in hofkringen. Een zo'n verhaal
i dat een kamerheer bij i mand een 'godcmiche'
had gekocht I aarna hij naar ene Babbe was
gegaan en daar het ge al in de kou van een hol'r
had ge t ken. Het wa een duidelijke ven ijzing
naar ge lacht gemeen hap. Een ander verhaal
betrof Jacoba van Beun in gen, de e htgenote van
de waanzinnig geworden Am ·terdam c burgemee
ter oenraad van Beuningen. azijn op !ui ting
in een ge ti ht h.id Ja oba een rclat ie met een
andere VTouw en men vertelde hierover 'dat men
tot Jacoba ergcn in een hoek een godemi he an
wa g vonden zouden hebben, haar beide h ben d
ged iend'.
Jean Streng
Ajbeclrli11g 11a11 ec11 fic -
1ie1'c rlildowi11kcl. Titelplaat
va11 clc 'Elcgr111tiae
ln ti11i ser111011is'
(s11wnkvolle I.nrij11se
~e~prckke11 ), er1111oor/
icl,ti11gsboekje rlnt de
ze11c11 t ie11rlc-ce1111'$C
Fm11se sc/1rïver icolas
/ioricr 011rler het psc11 -
r/011ic111 /o/1111111es
\lrnrsi11s p11blicccrrle.
( it: //. 1. D11p11is,
red., F.e11 kind mu/er het
li11r1, A111stcrdn111198 ).
11-
110 | jrg. 21 - nr. 3 zwols historisch tijdschrift
11 De rwee i11 Zwolle
gevo11dc11 z ven I ie11deee11111sr
lio11te11 k1111stpe11isse11,
de een 22, -
cm, de n11der 14, - c111
ln11g. ( ollec1ie J ie11s1
tndsorcheologi Zwolle)
Ook in d burle ke literatuur ver cheen de dild
. In het boek De door/11chtige daden w 111 fn11
tront taan enkele di htregcl di op zo'n te
Zw Il gevonden godemiche duiden:
' ·oei juffrouw, zulk een ding.
't veroorzaakt mï een hrik!
Een gla an rm al een goede dauderik.
an a hter n to ge hroefd,
ge uld met warm wat r.
Foei, laat dat vuile ding v r
't on netje en de Mat r'
Het I o rd 'daud rik' i onduidelijk en kan verwijz
n naar da uw, naa r een ver tui ver. Maar dui d
lijk is da t de volgende opmerking in Oe11
Lncce11de11 /\poll over hetzelfde voon erp gaat:
'1 laar daar lag n heen ding dat ik m chaam te
melden. Dat zy gebruiken, o van achter al van
veur'.5
Ter , an ulling nog enige voorbeelden uit
Eng land. De beroemde dichter van eroti a John
V\ il mot, earl of Roche ter, chreef in 167 een
gedicht onder de titel ' ignor Dildoe'. e aa nleidi
ng vo r het gedicht was o erigen de verb ran ding
van een la ling ge onfi queerde dildo' door
de Engel e douane.6
■ ■■■
'Only big ones'
an d markt war n ze daarmee natuurlijk niet
verdwenen. Een Fran man die in 1713- 14 h t L ndense
t. )ame Park bezo ht, zag daar rouw n
met manden v I poppen I aar veel vra, g naar wa .
Iedere pop bleek uit een aangeklede' ylind r' van
'about six inche long and one in h wide' te
be taan. e gret ig koop ter I n ten vooral
'only big one '.
1 n 1722 ver heen in navolging an R he ter
een anoniem gedicht onder d tit 1: Honsienr
Thi11g's origin: or eignor D---o's Adwt11t11res in
Britni11. H t apparaat ziet er al olgt uit:
'The engine doe come up so near to ature,
an pout so pi a ing, bet, ixt Wind and Water,
Warm mild, or any other Liquid ofter,
low as they plea e, or, ifth y pica, mu h fa ter'
D v rd re avonturen van eignor Dild bij zowel
al oude vrouwen, bij lesbiënn , inkel ierler
n hofkringen I aren tegen betaling an ' ixp
n e a pi ce' te lezen. e dildo eindigde zïn
bestaan bij 'some old maids, who njoy it ompany
in ecrecy'.7
Tweeërlei ui tleg
Terug naar cd rland in de tïd and Republi ek.
ubbelzi nnigh id wa in de lit ra tuur een ge liefd
spel, want g lukkig wa niet iedereen zo braaf als
een predikant w I zou \ en en. De methode is eenvoudig:
men chrijft i t op dat v or tl eeërlei uit leg
vatbaar i . In de regel verbergt een on huldig
lïk nde tek t een eroti, che betekeni . anr het
kan ook ander om, zoal uit het v lgende onnet
blijkt dat in en in 1624 uitgegeven bundel met
roti che raad els werd afgedrukt:
' 1 ick my gis teren wa buyten ging ve rtr d n /
ach i k bezijden\ cch een do hr r wonder oet
an aen i ht vriendelij k / en vrolï k van gcm t /
Do reen vermaeckl ij k wer k bei eghcn
al haer leden.
Nu de dsc gant h van n een · beur
wijt opge pleten
En dan n half van een / daer na al. 1 onder gam
loot zij e I d rom o di ht b een en gam /
Dat ghy no h h uren accht /
noch dat het was gereten:
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 3 | 111
11 Daer na greep y e n ding i kweet niet hoe het heet
Do h was het lang twclck y sta ch in de elve pleet/
M t groo te gauwichcyt wi tin n uyt te douwen.
Daer na haer roerende met haer gheheelc lijf/
tiet s 'tof ach tien wc hen tro k tot haer o tijf /
Dat licht bl ck dat y was van
ul ken I erck I houwen'.
Het i in dit erotis h gekleurde gedicht niet zo
moeilijk in te zien I at er met het lange ding
bedoeld wordt, al pretend crt de dichter - o ancta
impli ita - de naam niet te I eten. En dat is
eige nl ijk ook I el weer grappig, want dit onnet is
crmoed lijk het eer te gedicht in de ederlandse
taal met e nv n ïzing naar een dildo.
1laar, zoal · gezegd, de cl u van dit onnet i
dat er i I on huldig wordt bedoeld. Maar wat?
o r de I enmalige lezer wa de weg naar de ware
betekeni d r midd Ivan een toegevo gd prent'e
duidelïk gem, akt. laar u - intell igente lezer - zu lt
dat nu zelf moeten uitzoeken. oeilijk i deoplo -
sing niet voor I ie d · lit ratuur in de noot raadpleegt
of de oplo ing die daar gegc en wordt.
Noten
1. t-.1. Klomp, 'Een beerput vol erras ingen op het Eiland',
in: 11. Ic is, Zwolle 011dergro11ds. Ze"e" blik-
1•a11ger 1•m1 nrd1cologisc/1e ,,011rls1e11 i11 z,vol/e, ZwolIe
z.'., 11 -120.
2. D.J. Noordam, 'Lu t la t en plezier: vi.-r eeuwen
,ck ualiteit in Nederland', in: H. 1. Dupui e.a.
(red. ), Een ki11d onder het l11w, Am lcrdam 1987,
127- t70, hier 14·.
3. W. \ . 1\l ijnhard t, ' Poli1 i and pornography in the
cwntccnth - and eightccnth- cntury Dutch Rcpu blic',
in: L. Hunt (cd.), Tl,e i11ve11 tio11 of pomogrn phy.
bscc11ity mul thl' origi11 of 111odemiry, 1500-
1 oo, cw York 1996. 283-300, 390-394, hier 297
en 394.
4. R. Dekker, 'De rafelrand va n het z nti nde-eeuwc
h nc:vcn in h,·t da •bock van Con tantijn Huygen
. Roddel en eks', in: Mededeli 11ge11 vn11 de tichti11g
Jacob Cm11po \ \ ryenmm 13 (2000), 133- 145,
hier 13 en 14-•
5. 1. Leeman., Het woord i nn11 de 011derkn 111. Rndicnle
idcei!11 il/ ederln 11dse pomogrnfiscl,e ro111m1s 1670-
1700, 1 ijmcgen ] 2002, 195. 33-l 11001 87.
■ ■■■
6. reene, Lord Rorhester's l011kq bci11g a lifc of
jol,11 Wi/11101, sccoll(/ En rl of Rochcster, Lo ndon 1974,
123.
7. P. Wagncr, Eros revivcd. Erotirn of 1/,e E11 /igl111'11•
111e111 i11 E11gln11rl {lllr/ A111 cricn, London 19 8. 27-30.
8. D. Coignaeu, 'Een " ieuw nederdu •t, h g.-di ch1
ende raed el'", in: 1-1. Duits e.a (red. ), Kli11ke1ul boeket.
111dies over re11nissa11ces111111e1tc11 l'Oor \f11rijke
pies, Hi lver um 1994, 93-98. (Hel gedicht bchrijft
een weefgetouw).
11-
112 | jrg. 21 - nr. 3 zwols historisch tijdschrift
11 L die an Dijk
Detail vn11 /,et ·cl,i/derij
'De kwnkznil'l'r \lflll
Jn11 teen. Em gnj11-
ze11d jongctjc lw11d1 een
zogennnmrle 1•ro11111e11 -
sp11i1 i11 zij11 hn11de11.
( ollect ie I u-e11111
Boy111n11 11n11 Bc1111i11-
ge11 )
■ ■■■
Speeltje of voorbehoedsmiddel?
Het zeventiend -e uwe houten voorwerp
dat in 1997 - am n m t een iet tili ti hcr
exemplaar - in een beerput op het
iland in Zwoll w rd gevonden, h ft d vorm
van een natuurg trouw weerge0 even mannelijk
ge. la hts rgaan. Beide voon erpcn zijn al weer
enkele jaren geëxposeerd in de tcnto n t lling
'Z\ llc ndcrgrond ' in de kelder van her t d -
lijk ~lus um Z\ olie.
In het artikel ' odemi he' van J an tren"
\ ordi de fun ti ' ervan ged uid al e n dildo (lie
afbeeldi ng bij dat artikel ). tr ng ven ij t hierbij
naar teksten en afbeeldingen. H t klinkt heel aannemelijk.
De archeologen die aan de Zwol e
opgra ing hebben ge\ rkt, zijn het met deze
in tcrpr tatie echter niet een . Zij h uden het op
een vr uw n puit. 1
Een vr uwen puit\ erd gebruikt om de agina
te poelen na de ge la ht daad. !en da ht dat het
werkte al en rbchoed middel. D r middel
van een zuiger tang kon men vloei t f in d
hacht zuigen. D z I ei t f werd dan in d va gi
na uitgesp t n. De ar heologen da hten aan vankelijk
k dat het 111 een peeltje r lwa -
·enen gin,. ollcg. ' in het land bra htcn hen op
andere geda hten. Medewerker van tvlu cum
Boerh, ve in Leiden en van lu eum B man van
Beuningen in R tt rdom zijn van mening dat het
om een medi h' in trument gaa t, 11 vrou\ enpuit.
Zij erwijzen daarbij ndermccr naar een
hil erij an Jan teen •ctiteld l c k111<1kzn!J1cr, dat
zi h in het R tterdam mu cum bevindt. Hierop
i n bedlegerige dame te zien die bezoek krijgt
van haar minna, r \"CrkJccd als dokter. Een o k p
het childerij afgebeeld grï 112 nd j ngetje h udt
in zij n hand en v rwerp: een vr uwen puit. en
verwijzing n ar de am ureuze bedoeling n van de
bezoeker. Dit v orwerp h eft e hter een enig zin
andere v rm dan de 2' 1 ar he logi he nd -
ten.
Zou het niet mog lijk zijn dat een voon crp zo,!
op het Eiland i ge nden in d lo p van d' tijd
opt\ cc v r hillende manieren gebrui kt i ?
oot
1. M. Klomp, ' Een beerput vol verras ingen op het Ei land
', in: 11. lcvis, Zwollt 011dergro11tl . Z,·ve11 b/ik l'r111gers
l'/111 nrc/1eologischc 110111/sti:11 i 11 7.wolle,
Zwolle z.j., 118- 120.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 3 | 113
11 ■ ■■■
111 jaar huwelijken in Zwolle en Zwollerkerspel
Project digitalisering Zwolse huwelijksakten
Zwolle heeft een rijke ge chiedeni . De me t
ta tbare bewijz n daar an zijn natuurlijk de
in het oude entrum aanwezige monumenten:
de k rk n, de as enpoort en al die andere
gebouwen die on dagelijk · met het verleden confront
ren. la, r de igenlijke kern van d Zwol e
g hiedeni wortelt ni t alleen in die prachtige
monumenten die er een onderdeel van zijn. De
k rn an de Zwol e ge chiedenis wordt alJereer t
gevormd door de generatie van ZwolJenaren zèlf,
die deze ge hicdeni bewust en m ook onbedoeld
hebben vormgegeven en die door de eeuwen
heen g zamenlijk het alledaag e leven en de
ontwikkeling v:111 hun stad h bben bepaald. En
daarbij ho ven we dan niet all en te denken aan
beroemd stadgenoten zoa l Thorbecke, maar
evenzeer aan de m id die rijtuigen repareerde, de
dam die ' zondag in hun keurig te jurk naar de
kerk >ing n, de bakker di Zwollenaartje bakten,
de mee ter op de holen, de jongens die op straat
li p n te tollen, d dien tmei je die kleedjes uitklopten
en wie al niet meer.
D geschiedeni van Zwolle i dan ook niet
alleen de ge hied ni van een stad, maar in veel
br dere en teg lijk v el pe ifickere zin ook de
ge hiedcni van en gemeen hap en van al de
individuele Zwollenaren die o il (langer of korter
gel den) an die gemeen chap deel hebben uitgemaakt.
oor menigeen van on kan het ook een
stukje eigen, p r oonlijke geschieden is zij n, in die
zin , aar het wellicht de ge hi deni van onze
eigen groot- of ovcrgr otouder betreft.
listori h beef i niet iet wat iedereen dagelijks
bezig houdt, maar de ge hiedenis van de eigen
omgeving n zeker ook de igen familieg chiedeni
i oor bijna i der .en interessant en vaak de
m ite van het uitpluizen waard. aar behalve
voor genealogen kan het ook voor beroepshi toriei
van belang zijn om re ht treek toegang te hebben
tot gegeven van de burgerlijke tand uit rocger
tijden.
Virtuele toegang
Om aan al deze nieuw gi righeid teg moet te
komen en die eventueel zelf te voeden, i r een
vi rtuele toegang op deze informatie gekomen.
ver een periode van 111 jaar ( 1 11 tol 1922) zijn de
regi ter van alle Zwol e huwelijken, met alle bïbehorende
per 0011 gegevens, nu n, t .laan c p
internet via de ite van het Hi torisch cn trum
verijssel, ww,v.historis hcentrumoverijssel.nl.
Niet langer ho ft er moeizaam in tapel oude
handgeschreven akten te worden gezo ht: gebru iker
kunnen nu impelweg een naam inv eren en
krijgen dan direct de re uitaten te zi n.
Wat valt er zoal te vind n in deze informatie?
elk beeld kunnen we van z, ol ie krijgen wan neer
we deze gegevens bekijken?
In Zwolle werden in deze 111 jaren bijna 24.000
huwelijken ge loten. Daartu sen zitten bek nd
en onbekende namen. Zo zien we dat ugu tu ·
D rk Daendel , zoon van de bekend Hatt mer
patri t Herman illem, in 1 35 trouwde met
Maria al lé; zijn beroep wa · t en a i, tent-re ident
in ederland -1 ndië. In 1 42 trom de de
broer van de bekend liberale politicu Thorbecke;
hun vader was koopman. Dat mei je namen
vaak afgeleid w rden van jongen namen blijkt uit
de naam van d kleindochter van de Zwol e dichter
Rhijnvi Feith: Rhijnvi a F ith.
ommige familie zijn zeer beroepsva 1. Zo
war n familieleden van d huidige bakker ind –
boom ook al bakker in h t begin van de negen tiende
eeuw. aander komen \ e al in 1843 tegen
al boekverkoper; ook in 1 79 \ erd van een telg uit
dit ge lacht vermeld dat hï boekhandelaar van
beroepwa ·.
Margriet oordman
11-
114 | jrg. 21 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
11 il de huw lijk r gi ter valt ook af te leiden
dat ommige men en niet veel geluk in het huwelijk
vonden. Des ciali tische politicu Henk neevliet
trouwde twee maal in Zwolle en beide keren
werd het huwelïk weer ontbonden. Zijn eer te
huw lijk duurde erg kort; van 1906 tot 1907. Zijn
tw ede huwelijk loot hij in 1909 en dit hield vijftien
jaar to nd.
Juliaan Lodewijk van ahuij , zoon van de
Zwol ·e burgemee ter\ .C.T. van ahuijs, trouwde
in 1892 met Henriette Ampt. Ju liaan wa toen
2 ja, r ud en zelf ook al burgemeester. fu liaan
vader wa zeer lang burgemeester an Zwolle; van
1867 lot 1897. et als zijn opvolger, 1 aac Anton i
van Roijen. Deze wa van 1897 tot 1933 burgemeester
van Zwolle. an Roijen wa getrouwd in
r ning n. Zijn huwelijksgegeven kunnen we
vinden via de landelijke Genlia web ite,
www.genlias.n l. Op deze ite worden ook de digitale
indexen op de burgerlijke stand van het H i tori
ch en trum verij scl ondergebracht. Hoewel
nog niet alle gege cns daar be chikbaar zijn, kan
er voor z, olie al wel ook van deze zoekpagina’s
gebruik gemaakt worden. Terug naar an Roijen .
In de Zwol e huwelijk gegc ens komt hij voor al
vader van een bruid in 1912, v, neen bruidegom in
191 – en van een bruid in 1916. Zijn twee dochters
trouwden met twee broer De os van teen wijk.
Het i du leuk gra duinen op deze ite. Voer
willekeurig een naam in die j bijvoorb eld tegenkom
t in een str::iatnaam, zoal Thorbeck , Rhijn vi
Feith Hille aerthé en je vindt meestal wel wat
informatie. f probeer bekende namen zoals
Brood, \ aa nder , \ i pelw ij. Voor g n alog n
die geri ht op zoek zijn i en bez kje aan d it
vaak vruchtbaar en veel makk lijk r dan het doorplo
gen van akten of microfiches.
Databa e
Maar er i nog me r mogelijk. Dankzij het feit dat
de gegc cns uit de akten nu in een database taan
kunnen er allerlei vragen gesteld worden die eenvoudig
zijn te beantwoorden. ok onderzoekers
z al bij oorbeeld sociaal demografen, kunnen
deze gegevens prima gebruiken. Deze database
kan nu op het H geraadpleegd worden. In de
toekom t kan dat ook thuis, de gege ens zu llen op
■ ■■■
D-rom be chikbaar komen. \ or de indi c
overlijden 1811-1932 van vc rij el i dat al
geb urd, d z zijn t koop bij het HCO
m aan r geven , at all maal m t d ze databa
e mogelijk is tellen we een aantal vragen,
zoals: hoe oud was de jong te Zwolse bruid, de
jongste bruidegom?
\ at wa de mee t voorkom nd rnaam
di hier in d ze periode werd g bruikt?
Welke bero pen werden er vaak ui tgeoefend,
welke wa ren zeldzaam?
\t’lel, de jongste bruid in dez 111 ·aar wa 15 jaar
oud, de jong te bruidegom was 18 jaar. e oud te
bruid wa 7 jaar, de oudste bruidegom wa 77 jaar
oud. Het lijkt er du op dat vrou, en in z, lle eerder
begonnen met het huwelijk en er ook langer
mee doorgingen.
De oud te bruid was de 87-jarige Gerdina E –
ke . Zij was, eduwe van Berend o tmeijer, die in
1828 in \ ijhe, a overleden. erdina hertrouwde
elf jaar later, in 1839, met de 70-ja rige orneli van
der een. Zij was echter niet in laa t haar, oning
te verlaten vanwege lichaam.gebreken. it volgens
een chriftel ijk attest van haar art , dokter
chaepman. Daarom werd hel huwelijk in de
woning van de bruid voltrokken, op de M Ik markt
in e n kelder onder h t hui van d I rio ier
lbert van Sa nt 11. erdina kon d akte niet
tekenen, mdat ze nooit had Ier n hrijv n. algen
d ov rlijd nsdataba e o cri cd crdina in
t843. Zij heeft dus nog ruim ier jaar, nau we
hopen, n gelukkig huw lijk gehad.
Het gro t te leeftijd er hil tu n de bruid
en d bruidegom bedroeg -1 jaar. De bruidegom
was 76 jaar oud en de bruid 2- jaar. De bruidegom
was Bernardu Hermannus Bauer, g boren p
23 augu tu 1 01 in Zwolle, koopman, en wonende
aan de Diezerstraat. De bruid, Maria W. E. H. .
Fahl kwam uit Dortmund. Haar ader, riedri h
Arnold Fahle \ as daar bankd ire leur. Hij was
56 jaar oud, t, in tig jaar jonger dan zijn hoon zoon.
Het huwelijk, dat in Dortmund wa ge loten,
werd in Zwolle inge clireven bij huwelijk akte
van 6 juli 1877. at zou zo’n meisje bezield hebben?
Ander. om, een oudere bruid met e n jongere
bruidegom komt ook voor. 1 n 1817 trouwde een
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 – nr. 3 | 115
11 Ja, ik wil
111 jaar Overijs else huwelijksakten
Familiege. hiede11i stnnt meer dn,1 ooit i11 de
beln11gste//i11 . Veel 111e11 e11 zijn op zoek naar ee11
b eld vn11 het I ven vn11 011z vooro11ders. Wnt dat
betreft eldt: eschiede11i leeft!
1n dez 1re11d hoort dit l11clitige boekje over
v rijs I e vooro11d rs i11 de vor111 va11 1111ekdotes
afkom ti 11it d iluwelijksnkt 11 vnn de burgerlijke
stnnd 111s en 1 11 e11 1922. Het boekj kwam tot
tnnd met het vrij111illig rtenm van het digitaliseri11gproje
t burgerlijke tand en znl medio 2005
verscliij11en.
led re 11 heeft te 111ake11 111e1 d b11rgerlijk sta11d.
eboorten, terfge1 allen en hu111elijke11 worde11
hier geregistre rd. Dnt i nl zo vanaf 1 11 toen in
Overijssel zonls in de meeste ederla11d e provin –
ie de b11rgerlijke stnnd werd i11 evo rd als gevolg
vn11 d i1,Jijvi11g van derln11d bij ‘1 t Franse keizerrijk
van apoleo11 Bo11apnrte. Met in nng va11 f
maart J 11 werde11 de Franse wett 11 t 11 aanzien
va11 de registratie vn11 geboort 11 ‘111welijken en
overlijd 11s van kra ht. fo elke gemeente zou de
re istrntie worde11 bijgeho11de11 door de ambtenaar
van de b11r erlijke stand. De Frnn en waren in L 1
111eer vertrokk 11, 111anr de door hen ingevoerde wij ze
vn,1 be110/ki11g registrnti is tol op de dag vnn
vandaag gehnndhnnfd.
11/ru111 v rij el is i11 mei 2000
b go1111e11 111e1 de infon11ntie uit d huwelijksnkten
vn11 de burgerlijke sta11d in te voere11 in een rlntnbae,
t II ind d ze gegevens 011/i11e beschikbaar te
steil 11. 111 het najnnr vn,1 2004 i het project afgero11d.
Ho11derdelf janr l1111velijksnkte11 in Overijssel
zijn voor ieder op elk gewenst tijdstip te rand plegen.
In d period 1811 tot 1922 werden i11 verijssel
220.600 huwelijke,, g lo1e11. Een team enthousiast
vrij111illi rs 1,eeft deze lwwelijksnkte11 in vi r
jnnr v rwerkt. Er werd in verschillende Overijssel e
gemee111e11 gewerkt. In/, t H i11 Zwolle werkten
de meeste vrijwilligers. 111 de g 111ee11tenr hieven
van Ens h de, 11e11ter, Kn111pe11 e11 i11 dege111een-
■ ■■■
tehuizen vnn tee111vijk, Rijs en, 1, ierde11 en
Twe111ernnd wnre11 ook vrij1villi ersten111s nctief
Ged11rende liet project zij11 de 111eest opmerkelijke
akten verzameld. an deze verza111eli11g i ee11
selectie gemnnkt, die in dit boekj t vinden i . De
teksten worden geïll11streerd met stukjes vnn de
huwelijksakten. Het doel vnn het boekje is dnn ook
vermnnk. Mnnr zek r geen leedvermnnk. W willen
grapp ige, mnrknnte en ontro rend infor111nti die
verbor e11 zit i11 de akten dele11 met ee11 roter
groep. H t laat iets zi II van het verf de11 vn11 onz
voorouders, i11 ee11 a11rler tijd, die we 11iet 11iL l11itend
111et onz h dendnagse ogen 111oeten bezie11,
mnnr di hi r zichtbaar en tastbanr wordt.
. ,. , , .
, ~
(
. . , ,
pr ,/. –
‘
. ,., . )r • ‘ :~ .
I
. -~
•,/ / r t_,1t,,,,:_..f JL ~ ~/-;/4’#-11 i
>
, > .., , . ..,
r C y ,
. ( . ·-
11-
116 | jrg. 21 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
11 bruid van 61 jaar met een man an 32 jaa r; een Ie ftijd
verschil van 29 jaar. De bruid was w duwe van
1icolaas ter Meuten, die was overleden op 21 juni
1816. Ze heette Maria A1111a van Berkum en trouwde
op 30 oktober 1817 met Hendri us Bakker.
De 111 e t gebrui kte voornamen waren voor
1nanncn Johannes, voor vrouwen Johanna. e
top-3 beroepen voor mannen waren: arbeid r,
landbouwer en timmerman. Bij de vrouwen was
het groot te deel, 67 procent zonder beroep. Dat
verbaa t niet. D meest voorkomende vromvel ijke
beroepen vormden: dien tboden (circa 25 proen
t) en op grote afstand naai ters ( irca 3 procen
t).
Er wordt maar één kro ghoud ter vermeld,
één gouvernant en één ‘phorografi te’. Er waren
twee turfzakkenophoud ter , alsmede een kermi –
reizigster. Bij de mannen w rdt een kermismuzi kant
vermeld. Dit lijkt een gelukkig paartje.
Opvallend bij de mannenbero pen zijn: één
bce ten pelhouder, wellicht een vlooientheater?
Er I aren neg n choor teenveg rs, waar an er zes
uit Italië en 21 it erland afkom tig war n. En er
wa maar één zwartverv r.
Histori ch Centrum Overijssel
Je fanta. ie kan met deze informatie op hol laan.
r zijn boeken over le chrijven. Het i voor d
meer nu hteren onder ons ook mogelijk in het
Histori h Centrum v rij el (HCO) onderzoek
te doen naar d verhalen die ongetwijfeld achter
deze in fo rmatie zitten.
Het digitalisering proj et werd opgezet door
het H . Va naf 2000 is er gewerkt aan de digitale
ont !uiting an de huwelijksregister , mede in het
kader an een landelijk project and Rijk arch ieven
11 Regionale Histori che Centra: het Genlias
pr j t.
H t meeste werk werd verricht door een team
an vrijwi lli gers. Ze worden begeleid door het
H ok ver hillende O erij el e gemeenten
werken mee. Zo zijn er vr ijwilliger teams actief in
Zwolle, En chede Kampen, Deventer, teenwijk
en Rij sen. et het gereedkomen van de digitali –
■ ■■■
30e jaargang 2013 nummer 3 – 8,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift
Als een balletje
rollen gaat …
ZHT3 2013.indd 1 15-10-13 09:08
Suikerhistorie
Hotel café restaurant Muthert
Op 28 oktober 1963 opende Christianus Muthert
(geb. 1919) zijn horecazaak aan het Rodetorenplein nr. 11. Hij had het pand overgenomen van
Hendrik Beijer, die hier vanaf begin jaren dertig
een café en expeditiebedrijf dreef. In die jaren
stond het pand bekend als Beijer’s Bestelhuis.
Het vertrek van Beijer hing nauw samen met
de verplaatsing van het Bodecentrum van het
Rodetorenplein naar de Boerendanserdijk. Het
Bodecentrum moest vertrekken omdat er in 1961
een doorgaande weg om het Hopmanshuis heen
aangelegd was, die aansloot op de Jufferenwal.
Daardoor werd het plein stukken kleiner.
Het Bodecentrum was onder de blote hemel
op het Rodetorenplein ‘gevestigd’. Vrachtauto’s
uit de wijde omgeving voerden goederen aan
en namen andere spullen weer mee. Tot na de
Tweede Wereldoorlog gebeurde dat ook nog wel
per schip. Het plein stond de hele dag vol met
vrachtauto’s, omgeven door stapels kisten, dozen
en ander vrachtgoed. De ‘bodes’ (chauffeurs)
waren te vinden naast hun wagen of in een van de
cafés rond het plein. Het was er altijd een gezellige
boel, maar voor een buitenstaander een ‘ordeloze
troep’. Na veel plannenmakerij ging in april 1965
het nieuwe Bodecentrum officieel van start aan de
Boerendanserdijk, nu onder dak.
De zaak van Muthert draaide goed. Volgens
een reclameleus ‘was je uit … en toch thuis in HCR
Chr. Muthert’. Voor dertig gulden konden kamerbewoners er een hele week warm eten van 6 tot 8
uur. In 1976 kwam in dit pand het eerste Joegoslavische restaurant in Zwolle. Nu kun je er op zijn
Spaans eten en zit hier het City Hotel. Op het terras
heb je een prachtig uitzicht. De bodes van vroeger
hadden er in hun schafttijd lekker kunnen chillen…
122 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
Het pand aan het Rodetorenplein waar Muthert gevestigd was,
tegenwoordig voorzien van ‘chill’terras. (Foto Jan van de Wetering)
(Collectie ZHT)
ZHT3 2013.indd 2 15-10-13 09:08
Omslag: Het Zwolse balletjeshuis, oktober 2013. (Foto Jan van de Wetering)
zwols historisch tijdschrift 123
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 122
Als een balletje rollen gaat…
Alet Boukes-Okkels 124
Beeldhouwer en activist Guiseppe Ceracchi
Maker van het grafmonument van
Joan Derk van der Capellen
Lydie van Dijk 135
De Republiek belaagd en Zwolle bezet
door Bommen Berend:
Gesprek met historicus Luc Panhuysen
over het Rampjaar 1672 Wouter Geerling 143
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 2: Een venster op de wereld in een
achttiende-eeuws tuintje
Willem van der Veen 153
Boekbesprekingen en Recent verschenen 158
Mededelingen 160
Auteurs 162
Redactioneel
Voor u ligt het derde nummer van het
Zwols Historisch Tijdschrift van 2013.
Ook dit keer weer met een leeslustopwekkende variëteit aan artikelen. We beginnen met
een smakelijk verhaal over de oorsprong van het
(in zijn voortbestaan bedreigde) Zwolse balletje,
een snoepje dat in 150 jaar geen steek is veranderd. Dat de oorsprong van dit Zwolse zoetigheidje in Kampen te zoeken is, bewijst maar weer
eens hoe vreemd een balletje kan rollen.
Vervolgens nemen wij u mee naar Italië, waar
een monumentaal beeldhouwwerk ter ere van
‘onze’ patriot Joan Derk van der Capellen al meer
dan twee eeuwen wacht op verscheping naar
Zwolle. Nu schijnt het er dan toch daadwerkelijk
van te komen.
Op basis van een gesprek met de in Zwolle
woonachtige historicus Luc Panhuysen, die een
boek schreef over het Rampjaar 1672, beschrijft
ons redactielid Wouter Geerling vervolgens deze
roerige periode vanuit een landelijk en een Zwols
perspectief. Willem van der Veen tot slot gaat verder met zijn serie over de geschiedenis van Tijl en
de Zwolse Courant.
Verder zijn er weer nieuwe boeken verschenen, en vragen wij uw speciale aandacht voor
twee in de Mededelingen behandelde items, het
aanstaande concert van het Haarlems Klein Koor
in november in de Statenzaal (zie ook de bijgevoegde flyer) en de oprichting van de Stichting
Zwolse Stolpersteine.
De redactie wenst u veel leesplezier!
ZHT3 2013.indd 3 15-10-13 09:08
124 zwols historisch tijdschrift
Als een balletje rollen gaat …
De recente berichtgeving over het (mogelijke) einde van de productie en verkoop van de Zwolse
Balletjes en daarmee ook het einde van het Zwolse Balletjeshuis aan het Grote Kerkplein 13 heeft
veel losgemaakt in Zwolle en daarbuiten.
Voor mij was het bericht de aanleiding om me te verdiepen in de geschiedenis van het pand, zijn bewoners en het geheime recept van de balletjes. Hoewel het pand hoogstwaarschijnlijk dateert uit de late
Middeleeuwen, heb ik er voor gekozen om de geschiedenis vanaf 1815 in kaart te brengen. Volgens de
folder die wordt uitgereikt bij aankoop van een zakje worden de balletjes sinds 1845 vervaardigd en verkocht in de winkel. Maar wat was de bestemming van het pand vlak daarvoor? Van wie kocht toenmalig
eigenaar Jan van der Kolk het pand? En heeft Jan daadwerkelijk het geheime recept van zijn schoonvader
gekocht? Is daar nog iets van te vinden?
Bij mijn onderzoek werd ik ter zijde gestaan door Jan Wigger van het Historisch Centrum Overijssel,
een uiterst plezierige samenwerking met een kundig en bevlogen archivaris. Ik ben hem zeer erkentelijk
voor zijn professionele ondersteuning.
Het werd een hele ontdekkingstocht. Zo stuitte ik bij voorbeeld op twee Anthony’s van der Kolk, hetgeen
aanvankelijk voor veel verwarring zorgde. Dan zijn er ook nog twee Jannen en drie personen met de achternaam Rei(j)nders. En dan speelt ook nog eens een uit Kampen afkomstige persoon een prominente rol.
Het Zwolse Balletjeshuis aan het Grote
Kerkplein omstreeks
1970. Op de foto is
goed te zien dat de
achterkant van het
huis eigenlijk gevormd
wordt door een ander
pand. (Collectie HCO)
Alet Boukes-Okkels
ZHT3 2013.indd 4 15-10-13 09:08
zwols historisch tijdschrift 125
Van der Kolk I, 1815-1832
Op 18 mei 1815 kopen Anthony van der Kolk
en Aaltje Rupsina van Magteld van der Baan te
Zwolle het huis aan het Grote Kerkhof (nu Grote
Kerkplein) en de Prauwenstraat (nu Praubstraat)
2e
Wijk Sassenstraat nr. 226 voor 800 gulden.1
Het gaat hier om het voorste deel van het huidige
Zwolse Balletjeshuis, dat rechtstreeks aan het
Grote Kerkplein is gelegen. In dit pand was reeds
sinds mensenheugenis een winkel gevestigd.
In 1812 worden de winkelier Lucas Pals en zijn
vrouw en dochter als bewoners genoemd.2 Bij de
totstandkoming van het kadaster in 1832 krijgt dit
pand het kadastrale nummer Gemeente Zwolle,
sectie F nr. 1842.3
Anthony van der Kolk blijkt tot de aankoop
van het huis gewoon Teunis Kolk, bediende van
beroep, te hebben geheten. Hij is op 7 september
1783 te Zwartsluis geboren als zoon van Jacob
Gerrits Kolk, arbeider, en Aaltjen Jochems Boes.
Als Teunis op 15 januari 1813 trouwt met Aaltje
Rupsina, heet hij Teunis van Kolk. Later blijkt
hij zowel zijn voornaam als achternaam ‘sjieker’
te hebben gemaakt: hij noemt zich dan Anthony
van der Kolk. Dat paste beter bij zijn status als
winkelier, moet Anthony gedacht hebben. De
bruid, Aaltje Rupsina, geboren te Deventer op 28
oktober 1789, is een dochter van Jelle Rupsina,
schoenmaker, en Gardina Florijns. Aaltje is ten
tijde van haar huwelijk dienstmaagd van beroep.
De koopsom voor het pand wordt in de vorm
van een hypotheek tegen 5 procent per jaar van de
verkoopster Magteld van der Baan geleend.4 Deze
hypotheekinschrijving wordt in 1825 vernieuwd
voor ƒ 920,-.5 Ondanks de nog niet afgeloste
hypotheek op de winkel aan het Grote Kerkhof
en de zorgen die naderhand aan het licht komen,
kopen Anthony en Aaltje in 1828 een huis op het
adres Buiten de Sassenpoort nr. 65 voor ƒ 250,-.6
In 1831 worden door Anthony en Aaltje nog twee
hypotheken op het pand aan het Grote Kerkhof
opgenomen, de eerste ten bedrage van 600 gulden
bij de firma Doijer en Kalf op 23 april 1831,7 en
de tweede van 300 gulden bij notaris W.H. Roijer
op 24 oktober 1831. Bij de laatste hypotheek dient
óók het in 1828 gekochte huis buiten de Sassenpoort als onderpand.8
In 1832 wordt Anthony van der Kolk als
eigenaar van beide panden met ‘winkelier’ aangeduid. Echter, de zaak loopt niet zoals gehoopt,
waardoor hij niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Op 25 oktober 1831, slechts
één dag ná de opname van de tweede hypotheek,
wordt Anthony failliet verklaard. Als oorzaken
voor het faillissement voert Anthony de volgende
redenen aan: – hij was niet tot de handel opgeleid;
– hij was met heel weinig vermogen (800 gulden)
een handel begonnen; – hij had geen journaal
gehouden, noch jaarlijks een inventarisatielijst
gemaakt; – hij had snel veel kinderen gekregen en
dus veel monden te voeden; – er waren veel ziekteen sterfgevallen geweest, die het nodige hadden
gekost; en tenslotte, er was veel concurrentie als
kruidenier.
Door dit faillissement wordt ook een inventarisatie opgemaakt van de baten en schulden.
Behalve de twee huizen (de winkel aan het Grote
Kerkhof en het huis Buiten de Sassenpoort) wordt
de inventaris in de kruidenierswinkel ook tot de
baten gerekend. Deze bestaat onder meer uit:
een toonbank met een vaste koffiemolen, 6 paar
koperen winkelschalen, diverse trechters, tinnen
maten, blikken maten, strooptrommen, winkeltonnen, theekistjes, mandjes met pijpen, 3 kluwens katoen, een vijzel en stamper, bussen, een
koperen aker, een winkeltrap, een olietrom, een
zeef. Het totaal van de baten bedraagt ƒ 2.699,72.
Dit bedrag valt in het niet bij de totale schuld,
die op ƒ 11.130, 03 gesteld wordt. Naast de drie
hypotheken zijn de niet betaalde rekeningen aan
leveranciers van winkelwaren onderdeel van de
schulden. Er is een lijst met namen van in totaal
54 crediteuren. Daarop treffen we onder meer
aan: B.L. Conink Boddendijk uit Doetinchem,
eigenaar van een branderij waar men aardappelmoutwijn en aardappelbrandewijn maakt;
Stadlander, een tabaksfirmant uit Amsterdam;
de blauwselhandelaar Walig Meijn uit Zaandijk;
de chicorei-fabrikant H.A. Röbken uit Albergen;
de fa. Heerkens en Schaepman (fabriek in azijn
en kaarsen) uit Zwolle; Frans Willem Visscher,
koopman te Zwolle als gemachtigde van de in
Oostzaan wonende Cornelis Avis, koopman en
ZHT3 2013.indd 5 15-10-13 09:08
126 zwols historisch tijdschrift
fabrikant in ‘stijfzel en blaauwzel, zoo op deszelfs eigennaam als ter firma van de Sociëteit der
Blauwselfabriek’ te Westzaan. Ook Jelle Rupsina,
vader van Aaltje is één der crediteuren. Heel
dichtbij zit ook een crediteur, namelijk Magteld
van der Baan uit de Praubstraat, van wie Anthonij
in 1815 de koopsom van het winkelpand leende.
Voor nog hetzelfde bedrag als in 1815, te weten
800 gulden, staat zij als crediteur genoteerd. De
balans, die van de failliete boedel wordt opgemaakt, geeft ons een inkijkje in de voor Anthony
uitzichtloze situatie.9
De door de Zwolse Rechtbank gelaste executoriale verkoop van de beide panden en de winkelinventaris geschiedt ten overstaan van de rechter
op 21 februari en 6 maart 1832 in het – eveneens
aan het Grote Kerkhof staande – Stadswijnhuis
door notaris W.H. Roijer.10 Daartoe wordt door
de notaris op 14 februari 1832 de volgende advertentie in de Zwolse (voluit: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche) Courant geplaatst:
‘Mr. W.H. Roijer, Notaris te Zwolle, als
daartoe benoemd, is voornemens, ten overstaan
van het Vredegeregt van het Kanton Zwolle, op
Dingsdag den 21sten Februarij 1832, des avonds
te vijf uren, op het Stad Wijnhuis te Zwolle, in te
zetten, en 14 dagen daarna, op tijd en plaats voorschreven, te verkoopen: Een Huis en Where te
Zwolle, bij het Groote Kerkhof, op den hoek der
Praauwenstraat, zeer geschikt tot het doen van
Het Grote Kerkplein,
op de kaart aangeduid
als ‘De Kerkhof’ op de
kadastrale kaart (uitsnede) van 1832. Daarop is te zien dat het
tegenwoordige Balletjeshuis uit drie kadastrale panden bestaat.
(Collectie HCO)
ZHT3 2013.indd 6 15-10-13 09:08
zwols historisch tijdschrift 127
Winkel Affaire, bewoond geweest door Antoni
van der Kolk. Nog een Huisje te Zwolle, buiten de
Sassenpoort, S.P. No. 65, ter Meulen ter eenre en
de Ruiter ter andere zijde. Nadere informatie ten
kantore van den Notaris, en dagelijks te bezien.’
Na de executoriale veiling van hun bezittingen
verhuist het echtpaar Van der Kolk-Rupsina naar
de Diezerstraat. Aaltje overlijdt op 6 april 1856 op
de leeftijd van 66 jaar. Anthony sterft ruim twee
en een half jaar later, op 27 november 1858 op
75-jarige leeftijd.
Naamgenoten Van der Kolk en Rei(j)nders
Op 6 juni 1832, enkele maanden na de veiling,
overlijdt een naamgenoot van Anthony van der
Kolk in zijn huis aan de Ossenmarkt, op loopafstand van het Grote Kerkhof. Het gaat hier om
Anthony (veelal Teunis genaamd) van der Kolk,
geboren op 3 februari 1771 te Zwollerkerspel
als zoon van Harm van der Kolk, schipper, en
Geertruid Jansen. Anthony is jong wees geworden en hij wordt met zijn broer en twee zusjes in
het Kinderhuis ondergebracht. Op 1 juni 1793
doet hij belijdenis. Hij wordt timmerman en op
4 januari 1796 huwt hij in de Bethlehemkerk
met Johanna Gesina Reinders. Op 9 juli 1805
verkrijgen Teunis en Johanna Gesina van hun
respectievelijke zwager en broer Jacob Reinders
de helft van hun gemeenschappelijke huis aan
de Korte Kamperstraat. Zeven dagen later, op 16
juli, nemen de echtelieden een hypotheek op van
325 gulden tegen 5 procent rente per jaar van
Hendrikus Smeing te Amsterdam, met het eerder genoemde huis als onderpand.11 Ofschoon
de situering van dit huis een week later gewijzigd
wordt in de Ossenmarkt, betreft dit hetzelfde
huis. Op 3 maart 1806 wordt volgens het Patentregister Zwolle van dat jaar aan Teunis patent
verleend als ‘timmermansknegt’. Later valt ook
te lezen ‘winkelier’. Hierbij moet worden opgemerkt dat winkelier in de negentiende eeuw een
ruim begrip was. Het betekende vaak dat iemand
aan huis een winkeltje had. Uit dit huwelijk zijn
een aantal kinderen geboren, onder wie Jan in
1812. Teunis overlijdt op 6 juni 1832 en zijn
weduwe Johanna Gesina volgt hem op 1 maart
1837 in de dood.
Naar alle waarschijnlijkheid is er geen sprake
van directe familiebanden tussen de beide
Anthony’s, en Pieter Reijnders (zie hierna) en
Johanna Gesina Reinders, al bestaat natuurlijk de
mogelijkheid dat ze elkaar gekend hebben. De in
1812 geboren zoon Jan van Teunis van der Kolk
en Johanna Gesina Reinders zal in 1845 de koper
worden van het winkelpand aan het Grote Kerkhof en sindsdien prijkt zijn naam op de voorgevel.
Opschrift op de voorgevel van het Zwolse
balletjeshuis. (Foto Jan
van de Wetering)
ZHT3 2013.indd 7 15-10-13 09:08
128 zwols historisch tijdschrift
Reijnders-Van Santen, 1832-1845
Het pand aan het Grote Kerkhof wordt bij de veiling van de failliete boedel van Anthony van der
Kolk op 21 februari en 6 maart 1832 voor 1540
gulden verkocht aan Pieter Reijnders, koopman
te Zwolle. De nieuwe eigenaar is ter wereld gekomen op 29 april 1808 te Deventer, als het zesde en
jongste kind van Harmen Jan Reinders, hovenier
van het huis Den Berg te Dalfsen, later cipier van
het huis van Bewaring te Deventer, en Johanna
Werff. Pieter huwt te Zwolle op 24 maart 1831,
achttien dagen ná de aankoop van het winkelpand, met Johanna van Santen, die op 26 december 1807 in Zwolle als dochter van de looier Evert
van Santen en Hilligien Mandemaker is geboren.
Zij is een telg van een geslacht waarin zich vele
meesterbakkers bevinden.
Lang heeft de nieuwe eigenaar Pieter Reijnders niet van zijn aankoop kunnen genieten. Op
1 januari 1835 sterft hij, 27 jaar jong, in zijn huis
aan de Praubstraat met achterlating van zijn
zwangere weduwe Johanna en hun twee jonge
kinderen Hermen Jan en Hillegien. Johanna
blijft de winkel voortzetten. Op 31 augustus 1837
hertrouwt zij als ‘winkeliersche’ met Jan Antonie
Visscher, sergeant-majoor, die naderhand winkelier wordt. Johanna overlijdt op 26 december
1844. Zij laat vijf kinderen achter, waarvan twee
van haar tweede man Jan Antonie Visscher. Al
deze vijf kinderen, naast de reeds genoemde
Herman Jan en Hilligien zijn dit Pieter, Derk Jan
en Evert Johannes, zijn nog minderjarig en worden onder de voogdij van hun ooms uit de families Reijnders, Van Santen en Visscher gesteld.
Ter afwikkeling van de moederlijke nalatenschap moet het een en ander verkocht worden,
zo ook de winkel aan het Grote Kerkhof, alsmede
de inboedel en de winkelinventaris en -waren.
De veiling van het winkelpand vindt op 22 april
en 6 mei 1845 plaats in het koffiehuis Belle Vue,
getuige de advertenties welke de notaris Van
Roijen in de Zwolse Courant van 18 en 25 april
en 2 mei 1845 heeft laten plaatsen. De verkoop
van ‘mobilaire goederen, winkelinventaris en
-waren’ geschiedt op 7 mei 1845 door de deurwaarders Koeroo, Jansen en Voetelink in het
winkelpand zelf.12
Van der Kolk II, 1845-1919
Bij de eerste veilingsdag op 22 april 1845 wordt
1700 gulden voor het winkelpand geboden. Twee
weken later kan dit pand gemijnd worden door
Jan van der Kolk te Zwolle voor het bedrag van
ƒ 2150,-.13 De nieuwe eigenaar is winkelier van
beroep en heeft reeds sinds 1841 een kruidenierswinkel aan de Drietrommeltjesteeg te Zwolle.
Of Jan van der Kolk ook wat gekocht heeft bij
de verkoop van de aangeboden inventaris op 7
mei daaropvolgend, is niet bekend. Aan het flink
hogere bedrag van ƒ 2.724,-, dat Jan van der Kolk
kort daarna van D.J. Storm Buijsing als hypotheek
op het winkelpand heeft geleend, kan mogelijk
afgeleid worden dat hij inderdaad een deel daarvan heeft overgenomen.14
Zoals al aangegeven, is Jan van der Kolk een
in 1812 geboren zoon van de timmerman Teunis (Anthony) van der Kolk en Johanna Gesina
Reinders. Jan huwt op 23 juli 1840 in Zwolle met
Elsje Arink, dochter van Gerhardus Jansz. Arink
en Maria van Olst uit Kampen, die in hetzelfde
jaar naar Zwolle verhuist. Op de huwelijksakte
staat bij de bruidegom kastenmaker als beroep
vermeld, bij de bruid naaister. Van 1840 tot en
met 1845 wonen Jan en Elsje in het ouderlijk huis
2e wijk Voorstraat 169 (kadastrale nummer F
1746, nu aan de Kamperstraat). In dat huis wonen
ook kostgangers uit diverse windstreken. In 1841
hebben Jan en Elsje voor 725 gulden een kruideniersaffaire aan de Drietrommeltjessteeg op het
Eiland gekocht.15 Deze winkel wordt na vier jaar
weer van de hand gedaan en op 5 september 1845
overgeschreven naar Hendrik van der Hoogte.16
Jan en Elsje en hun kinderen verhuizen in
1845 dus van de ene naar de andere kruidenierszaak, ofwel van de Drietrommeltjessteeg naar het
Grote Kerkhof. De prominentere ligging van het
laatste pand, zo dicht bij het stadhuis en het Stadswijnhuis en vlakbij de voorname Koestraat zal bij
die keuze ongetwijfeld een rol gespeeld hebben.
Om het eigentijds te zeggen: een A-locatie.
Achter het pand aan het Grote Kerkhof dat Jan
en Elsje bezitten, bevinden zich twee kleinere
panden, sinds 1832 kadastraal bekend onder de
nummers F 1841 en F 1843. Eén van die panden,
ZHT3 2013.indd 8 15-10-13 09:08
zwols historisch tijdschrift 129
het pand op de hoek Praubstraat / Papendwarsstraat staat van 1585-1774 bekend onder de huisnaam ‘De Pelgrim’. In 1832 wordt de koopman
Jan Vredeveld vermeld als eigenaar van beide
panden.17 Hij overlijdt op 4 mei 1858 te Zwolle
en zijn weduwe Cornelia Plattel verkoopt beide
panden op 9 mei 1860 voor 1150 gulden aan Jan
en Elsje.18 Nu hebben Jan en Elsje drie aangrenzende panden in bezit. Het hoofdpand, dus de
winkel met het perceelsnummer F 1842 aan het
Grote Kerkhof, wordt in dienstjaar 1869 (= 1868)
verbouwd en het perceelsnummer wordt gewijzigd in F 3614. Vier jaar later, in 1872, wordt het
pand F 1843 afgebroken en opnieuw herbouwd,
het kadastrale nummer blijft echter ongewijzigd.
Door bouwkundige aanpassingen worden de
drie panden in 1877 kadastraal hernummerd
van F 1841, F 3614 (= oud 1842) en F 1843 tot F
4266.19 Jan en Elsje hebben tussen 1860 en 1872
vier hypotheken opgenomen, te weten: ƒ 1380,- in
1860, ƒ 2875 in 1865, ƒ 5750,- in 1867 en ƒ 3304,-
in 1872.20
Jan en Elsje van der Kolk-Arink krijgen vier
kinderen, maar drie ervan verlaten Zwolle. Het
gaat om de zoons Teunis (geb. 1841) en Jan jr.
(geb. 1853), en de dochters Maria (geb. 1856) en
Johanna Gesina (geb. 1860). De beide dochters
trouwen in Amsterdam. Teunis, vroeg weduwnaar geworden, overlijdt uiteindelijk in Den
Haag. Elsje Arink overlijdt in december 1882 en
haar man Jan in augustus 1886. Bij de boedelscheiding van de ouderlijke nalatenschap krijgt
Jan jr. per 1 november 1886 de winkel met toebehoren, waarvan de waarde op 8000 gulden wordt
getaxeerd, toebedeeld.21 Jan jr. is op 25 augustus
1881 met de ruim vijf jaar oudere Cornelia Weerts
uit Zwolle getrouwd. Uit dit huwelijk komen twee
zoons voort, namelijk Jan (III) en Daniël. Jan jr.
overlijdt op 14 november 1918 aan de Rhijnvis
Feithlaan, waarschijnlijk in het Sophia Ziekenhuis. Het winkelpand met de winkelinventaris
wordt verkocht en ruim acht maanden na de
verkoop vertrekt Cornelia van der Kolk-Weerts
uit Zwolle. Op 5 mei 1919 wordt ze uitgeschreven
naar de gemeente Arnhem.22
De familie Arink uit Kampen of de oorsprong
van de Zwolse Balletjes
Om de loop van het verhaal goed te kunnen volgen, is het nodig om een uitstapje naar Kampen
te maken. In deze voorname Hanzestad wordt op
14 oktober 1788 Gerhardus Jansz. Arink geboren
en vijf dagen later in de Bovenkerk gedoopt. Hij is
een zoon van Jan Arink (1748-1836), trijpwever
en kostkoper en vanaf 1796 ook aanspreker, en
Elsien Schreuder, ook wel Schruedter genoemd
(1750-1823). Beiden zijn geboren en getogen
Kampenaren, maar de familie Arink komt van
oorsprong uit de omgeving van Groenlo en Eibergen. In 1810 trouwt Gerhardus, die (banket)bakker van beroep is, met Maria van Olst, geboren
te Hattem, maar dan al wonende te Kampen. Er
Op de gevel van het
huis dat vroeger bekend
stond als ‘De Pelgrim’
staat tegenwoordig dit
opschrift. (Foto Jan van
de Wetering)
ZHT3 2013.indd 9 15-10-13 09:08
130 zwols historisch tijdschrift
worden minstens tien kinderen geboren, waarvan
velen niet in leven blijven of op zeer jeugdige leeftijd overlijden. Drie kinderen zullen het beroep
van hun vader voortzetten. Het zijn Elsje (1818-
1882), Lambertus (1815-1900) en Berend Jan
(1830-1904). Elsje trouwt met de eerder genoemde Jan van der Kolk. Gerhardus Arink wordt zo
de schoonvader van Jan. Hij wordt in diverse
bronnen met verschillende beroepen aangeduid:
als winkelier, koopman, bakker, banketbakker,
suikerbakker en ook stekenbakker. In 1831 vertrekt hij met zijn gezin naar Amsterdam, maar
keert al gauw weer terug in Kampen. In 1840
verhuist de bakkersfamilie Arink van Kampen
naar Zwolle. In 1840, worden de echtelieden Gerhardus en Maria tot lidmaten van de Nederlands
Hervormde Gemeente van Zwolle aangenomen.
Hun dochters Elsje en Maria, dan wonende aan
het Grote Kerkhof – dus niet ver van de winkel
van Johanna van Santen en haar tweede echtgenoot Jan Anthonie Visscher – worden in juni van
dit jaar lidmaten.23 De familie woont aanvankelijk
aan het Grote Kerkhof, om naderhand naar de
Broerenstraat te verhuizen.24 In 1845 koopt Gerhardus het huis op de hoek van de Kamperstraat
(nu het pand van Olland), en gaat daar wonen en
werken. In 1851 verhuist hij weer, dit keer heeft
hij een huis gekocht bij de Roopoort.25
In de folder die iedere klant bij aankoop van een
zakje of blikje Zwolse balletjes ontvangt staat te
lezen dat de heer J(an) van der Kolk in 1845 het
geheime recept voor de ouderwetse specialiteit
‘steken’ heeft gekocht van zijn schoonvader. De
vraag is echter of deze bewering juist is. Een akte
van de aankoop van het recept is bij het onderzoek niet boven tafel gekomen, maar er komt wel
iets anders aan het licht. In de Zwolse Courant
van vrijdag 9 september 1853 staat een kort verslag van de zitting van het Kantongerecht aan de
Blijmarkt op 8 september afgedrukt. Daarin valt
te lezen:
‘Veroordeeld
G.A., stekenbakker te Zwolle, tot uitoefening van
zijn bedrijf eene stookplaats te hebben gebruikt,
dewelke niet door den stadsarchitect was goedgekeurd. Een geldboete van ƒ 10.’
G.A., hij/het zal toch niet..? Een korte samenvatting uit het proces-verbaal van de rechtbankzitting op 8 september 1853: het kantongerecht acht
Gerhardus Arink schuldig aan de onrechtmatige
uitoefening van zijn bedrijf van stekenbakker in
de tuin achter het door hem bewoonde huis aan
het (Klein) Weezenland (nu Burgemeester Van
Roijensingel), bij de Roopoort, waar hij ‘een vroegere steltenberg [hooiberg] heeft ingerigt tot eene
rookplaats om steeken te bakken en daarin heeft
geplaatst een ijzere stookmachine waarop de suiker benoodigd tot het vervaardigen van steeken
gekookt werden, waarvan de rook door eene pijp
naar buiten werd uitgeleid.’ Deze stookplaats is
in de nacht van 9 op 10 augustus 1853 afgebrand.
Doordat de stookplaats, in strijd met de stedelijke
voorschriften uit 1825, niet door de stadsarchitect gekeurd en dus clandestien gebouwd is, is
Gerhardus gedaagd voor het kantongerecht en
veroordeeld tot de geldboete.26
In 1853 vervaardigt Gerhardus Arink dus
steken in de illegaal gebouwde stookplaats in
zijn tuin van het in 1851 verworven huis bij de
Roopoort. Steken, die hij waarschijnlijk levert aan
diverse winkeliers onder wie zijn schoonzoon Jan
van der Kolk. Of er vanaf 1845 door Jan in de kelder van het pand aan het Grote Kerkhof al steken
gebakken worden, moet dan ook ernstig betwijDe zwarte steek, het
meest oorspronkelijke
balletje, beschikt zelfs
over medicinale krachten …. (Foto Jan van de
Wetering)
ZHT3 2013.indd 10 15-10-13 09:08
zwols historisch tijdschrift 131
feld worden. Het zou ook heel goed kunnen dat er
steken aan het Grote Kerkhof worden gebakken
vanaf het moment dat de clandestiene stookplaats
van Gerhardus verbrand is, dan wel dat de beide
zoons en later kleinzoons van Gerhardus zich
niet meer toeleggen op het steken bakken. Daar
speelt ook nog mee dat Gerhardus in 1854 definitief naar Amsterdam vertrekt. Zijn vrouw Maria
overlijdt namelijk op 11 oktober 1854 en al op 30
oktober daaropvolgend wordt het huis en erf aan
het Weezenland bij de Roopoort door Gerhardus en zijn kinderen voor 1325 gulden verkocht
aan Hendrik Klinkert, meester-timmerman te
Zwolle.27 Anderhalve maand later trouwt Gerhardus te Amsterdam – slechts twee maanden na het
overlijden van Maria – met Johanna Ziegelaar.
Hij is dan 66 jaar, zij 30. Uit het tweede huwelijk
worden drie kinderen geboren. In 1870 overlijdt
Gerhardus in Amsterdam. Zijn weduwe hertrouwt aldaar twee jaar later met de schoenmaker
en weduwnaar Anthonie Wedemeier. Zij overlijdt
in 1891.
In het pand hoek Kamperstraat / Van Hattumstraat is in de jaren 1854-1916 de banketbakkerij van Berend Jan (de broer van Elsje) Arink
gevestigd. Nicolaas Christiaan Arink, de zoon van
Berend Jan en Dominika Magdalena Taverne,
neemt deze zaak later over. In diverse adressenboeken van Zwolle, waaronder dat van 1898,
wordt hij stekenbakker genoemd. Ook de andere
broer van Elsje, Lambertus, verhuist in 1860 van
Kampen naar Zwolle. Hij is eveneens balletjesbakker van beroep. Lambertus en zijn tweede
vrouw Fennigje Tusveld wonen tussen 1860 en
1900 op verschillende adressen in Zwolle. Lambertus sterft op 11 maart 1900 en Fennigje op 7
augustus van datzelfde jaar. Hun zoon Marinus
Johannes (geb. Zwolle 1846) is eveneens balletjesbakker. Hij komt in 1900 vanuit Amsterdam in
Zwolle wonen en hij verhuist in 1902 naar Zwollerkerspel.28
Concluderend kunnen we stellen dat diverse
leden van de familie Arink als balletjes- ofwel stekenbakkers in Zwolle blijven, ook nadat vader cq.
grootvader Gerhardus in 1854 naar Amsterdam
verhuist. Het zou daarom heel goed kunnen dat
de beide Jannen van der Kolk de balletjes geleverd
krijgen van respectievelijk eerst schoonvader en
na 1854 van zwagers / neven Arink, dan wel dat ze
deze door hen in de kelder van hun winkelpand
laten vervaardigen. Mocht het laatste niet het
geval zijn, dan is het niet ondenkbaar dat de firma
J. van der Kolk op den duur – vermoedelijk begin
twintigste eeuw – balletjes voor zichzelf ging steken.
Van 1918 tot heden
Ruim zes maanden na het overlijden van Jan II
van der Kolk op 14 november 1918, wordt het
huis met de winkel aan het Grote Kerkhof ten
overstaan van de Zwolse notaris W.C. van Reede
door zijn erfgenamen, te weten zijn weduwe Cornelia Weerts en haar twee zoons Jan III en Daniël
van der Kolk, verkocht aan Albertus Worst, winkelier te Meppel, en zijn echtgenote Margje van
Werven. De koopsom bedraagt 10.000 gulden en
het pand wordt op 6 mei 1919 op hun naam overgeschreven.29
Na ruim 39 jaar de winkel gedreven te hebben,
verkoopt het echtpaar Worst-van Werven op 15
september 1958 de zaak voor 17.500 gulden aan
Wolter Vaartjes, bakker van beroep.30 Wolter
Vaartjes, geboren te Oldemarkt in 1901 als zoon
van een turfmaker, is aangesloten bij het Leger
Prijslijst omstreeks
1920. (Foto Jan van de
Wetering)
ZHT3 2013.indd 11 15-10-13 09:08
132 zwols historisch tijdschrift
des Heils. Met de Zwolse Klazina Oosterbroek
trouwt Wolter te Zwolle op 16 november 1926
en uit dit huwelijk komen vier kinderen voort.
Vaartjes overlijdt op 10 december 1985 en na een
herdenking in het gebouw van het Leger des Heils
aan de Geert Grootestraat wordt hij begraven
op de begraafplaats Kranenburg. Zijn erfgenamen dragen kort daarop de winkel over aan hun
neef Klaas Kappers. Sinds 1999 zijn de heer en
mevrouw Van Wegen eigenaars van het Zwolse
Balletjeshuis. Maar zij zijn nu op de leeftijd dat ze
met de winkel willen stoppen en de zaak graag aan
een jongere generatie willen overdragen. Of dit
lukt is echter de vraag. De huidige stekenbakker,
Bert Hulshof, heeft inmiddels de leeftijd bereikt
dat hij het ‘geheime’ recept en de bereidingswijze
graag door wil geven aan een opvolger. Zijn
vrouw Henny Hulshof is verkoopster in de winkel, tot 1 oktober nog samen met Marjolijn van
Rens, nu alleen.
De ‘fabricage’ van de Zwolse balletjes.
De Zwolse balletjes, die eigenlijk steken zijn,
worden op ambachtelijke wijze in de kelder van
het Zwolse balletjeshuis gemaakt. Het recept is al
eeuwenoud en nog steeds geheim.
Tegenwoordig kunnen de balletjes allerlei
kleur en smaak hebben, maar ook het meest oorspronkelijke balletje wordt nog steeds gemaakt, de
zwarte steek. Vroeger werd een balletje gebruikt
om de koffie te zoeten. De steek werd achter een
De Zwolse Balletjes zijn
al decennialang een
Zwols icoon: zo kreeg
ook koningin Juliana
in 1962 een doosje aangeboden toen zij de
miljoenste naoorlogse
woning in Nederland
bezocht, een huis aan
de Hogenkampsweg.
(Collectie HCO)
Het deels nog authentieke winkelinterieur,
achter de toonbank
staat Henny Hulshof.
(Foto Jan van de Wetering)
ZHT3 2013.indd 12 15-10-13 09:08
zwols historisch tijdschrift 133
kies geklemd en de koffie er langs gespoeld. Het
was de bedoeling dat het snoepje meerdere kopjes
meeging. Toppunt van zuinigheid was daarbij na
ieder kopje even de steek uit de mond nemen en
op een schoteltje leggen tot het volgende kopje zich
aandiende. Mogelijk komt de naam steek van dit
‘achter de kiezen steken’, maar het zou ook kunnen
duiden op het afsteken van het suikerdeeg.
De smaken zijn pepermunt, vanille, citroen,
roomboter, anijs, mokka, kaneel, honingmenthol,
reine claude, framboos en mandarijn. Alle balletjes worden bereid met suiker en daaraan toegevoegde natuurlijke smaakstoffen. Aan de laatste
vier worden natuurlijke kleurstoffen toegevoegd.
Een oud snoepje te koop in een oud interieur.
Want ook de inrichting van de winkel, die wellicht nog ten dele uit 1845 dateert, is het waard
behouden te blijven. Onder het pand bevindt
zich de kelder, waarschijnlijk evenals het casco
laat middeleeuws. Twee luiken leiden naar de
kelder van het pand. Daarin worden de balletjes
gemaakt, vermoedelijk pas vanaf het begin van de
twintigste eeuw.
De balletjes worden gepresenteerd vanuit een
trommeltje, iedere bezoeker krijgt een balletje.
De trommeltjes, met beelden van Zwolle erop,
zijn ook te koop. Daarnaast worden de balletjes
verkocht in katoenen zakjes met daarop een oud
gedicht .
Stekenbakker, het moet al een heel oud
ambacht zijn. Ik vermoed dat er in Nederland
geen stekenbakkers meer zijn. Misschien staat
daarom in Zwolle nog wel de enige Nederlandse
stekenbakkerij. Een oud ambacht, dat naar mijn
bescheiden mening doorgegeven, gekoesterd en
verzekerd zou mogen en moeten worden. Opdat
er in 2045 en lang daarna ook nog Zwolse balletjes
mogen zijn. De smaak van vroeger, Zwols culinair
en cultureel erfgoed. Culturinair – woord van
mezelf – erfgoed, dus.*
Bij dit alles blijft het opmerkelijk en toch ook
wel bijzonder te noemen dat de receptuur van de
steken (Zwolse Balletjes) oorspronkelijk van de
familie Arink uit Kampen komt. Als een Zwols
Balletje rollen kon (maar dat kan het gelukkig
niet), rolde het richting Kampen. Naast het verhaal van de Blauwvingers kan dit verhaal en dit
product ook met Kampen verbonden worden.
Uit Zwolle, en ja, ook een heel klein beetje uit
Kampen. Alleen dat gegeven al…
* Goed nieuws! Op 1 oktober meldt de Stentor dat
er een stichting opgericht is en dat het Zwolse Balletjeshuis een doorstart gaat maken. De toekomst
van de balletjes lijkt, in ieder geval op korte termijn,
verzekerd.
Noten
Tenzij anders vermeld bevinden de onderstaande bronnen zich op het HCO te Zwolle
1. Archieven Zwolse Notarissen, toegang 828, inv.nr.
620 (notaris LHC. Nilant d.d. 18 mei 1815, akte nr.
157)
2. Archief Stad Zwolle, 1230-1813, toegang 700, inv.
nr. 1019 Volkstelling 1812, Wijk 2e Sassenstraat nr.
226
3. Archieven Kadaster Overijssel, toegang 145, inv.
nr. 760 (Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel der
Grondeigenaren van de gemeente Zwolle, sectie
E-F)
4. Arch. Kad. Ov., inv.nrs. 123 (Register van Inschrijvingen, deel 13/242)
5 Arch. Kad. Ov., inv.nr. 152 (Reg. van Inschrijvingen, deel 30/354)
6. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 35 (Reg. van Overschrijvingen, deel 21/49)
7. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 152 (Reg. van Inschrijvingen, deel 42/242)
Zwolse balletjes… (Foto
Jan van de Wetering)
ZHT3 2013.indd 13 15-10-13 09:08
134 zwols historisch tijdschrift
8. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 153 (Reg. van Inschrijvingen, deel 43/247)
9. Archief Rechtbank van Eerste Aanleg Zwolle, toegang 91, inv.nr. 163a
10. Archieven Zwolse Notarissen, inv.nr. 1035 (notaris
W.H. Roijer, d.d. 21 februari en 6 maart 1832, akte
nr. 4506)
11. Archief Stad Zwolle, 1230-1813, inv.nr. 2032
12. Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van
29 april 1845
13. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 2370 (Reg. van Overschrijvingen deel 66/107)
14. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 5678 (Algemeen Register
deel 29/358)
15. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 2330 (Reg. van Overschrijvingen deel 26/36)
16. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 2372 (Reg. van Overschrijvingen deel 68/13)
17. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 760 (OAT Gemeente Zwolle
E-F)
18. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 2535 (Reg. van Overschrijvingen deel 231/26)
19. Arch. Kad. Ov., inv.nrs 1417 en 1424 (Artikelgewijze Kadastrale leggers Gem. Zwolle, delen 6 en 1,
art.nr. 1955 J. van der Kolk)
20. Arch. Kad. Ov., inv.nrs. 5663 en 5678 (Algemeen
Register delen 14/43 en 29/358)
21. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 2851 (Reg. van Overschrijvingen, deel 547/6)
22. Bevolkingsregister Zwolle, 1860-1940, blz. K 187
23. Archief N.H. Gemeente Zwolle, toegang 1140, inv.
nr. 144, p. 319
24. Archief Gemeente Zwolle, 1813-1923, toegang 702,
inv.nr. AAZ01-443 (Wijkboek 2e Diezerstraat, 712
zijnde kadastraal perceel F 862)
25. Archief Gem. Zwolle, 1813-1923, inv.nr AAZ 01-
499 (Wijkboek 2e Voorstraat) en Arch. Kad. Ov.,
inv.nr. 5678 (Algemeen Register deel 29/341)
26. Archieven Kantongerecht Zwolle, toegang 109, inv.
nrs. 5432 én 5474, rolnr. 1067
27. Archieven Zwolse Notarissen, inv.nr. 821 (notaris
W.S. van der Gronden d.d. 30 oktober 1854, akte
nr. 3119)
28. Bevolkingsregister Zwolle 1860-1940, blz. A 77
29. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 5502 (Reg. van Overschrijvingen, deel 929/107)
30. Arch. Kad. Ov., inv.nr. 11473 (Reg. van Overschrijvingen, deel 1435/108)
Het Zwolse balletjeshuis, oktober 2013.
(Foto Jan van de Wetering)
ZHT3 2013.indd 14 15-10-13 09:08
zwols historisch tijdschrift 135
Beeldhouwer en activist Guiseppe Ceracchi
Maker van het grafmonument van
Joan Derk van der Capellen
Over niet al te lange tijd zullen beelden die
al meer dan tweehonderd jaar in Rome
staan en die onderdeel uitmaken van het
grafmonument voor de patriot Joan Derk van der
Capellen eindelijk naar Zwolle komen.
Wie was de beeldhouwer en hoe kwam het
dat dit monument nog in Rome staat? Waarom is
het niet direct nadat het voltooid was naar Zwolle
getransporteerd?
Joan Derk van der Capellen
Joan Derk baron van der Capellen tot den Pol
(1741-1784) was de bekendste patriot in Overijssel. Hij was lid van de Staten van Overijssel en
profileerde zich daar nadrukkelijk als verlicht
man. Hij maakte zich onder meer sterk voor
vlootversterking – tegen de wens van de stadhouder –, een grotere vrijheid van meningsuiting en
afschaffing van de drostendiensten. Dit waren
diensten die de drosten twee maal per jaar aan
de boeren konden opleggen, onder meer tijdens
het zaaien en oogsten. Vooral de drost in Twente,
Van Heiden Hompesch, maakte hier gebruik van.
De strijd liep hoog op. Door de uitlatingen van
Van der Capellen in de Staten en het publiceren
van zijn toespraken, soms voor hij ze had uitgesproken, werd hij in 1778 als Statenlid geschorst.
In 1782 werd hij weer toegelaten en uiteindelijk
werden de drostendiensten in 1783 afgeschaft. In
pamfletten die hierna verschenen werd hij binnen en buiten Overijssel uitbundig bejubeld. Ook
penningen werden geslagen om vast te leggen dat
de drostendiensten beëindigd waren.
Van der Capellen schreef ook geschiedenis
vanwege zijn steun aan de Amerikaanse vrijheidsstrijd. Door zijn inspanningen erkende het soevereine gewest Overijssel in april 1782 de jonge
Amerikaanse Republiek. En tenslotte schreef hij
in 1781, tijdens zijn schorsing als Statenlid, een
felle aanklacht tegen Willem V in het pamflet Aan
het volk van Nederland, dat overigens anoniem
verscheen. Pas ruim een eeuw later werd met
zekerheid vastgesteld dat hij dit geschreven had.
Van der Capellen had een zwakke gezondheid.
Hij overleed op 6 juni 1784, slechts 42 jaar oud,
in zijn huis in de Bloemendalstraat 12 in Zwolle.
Ook naar aanleiding van zijn overlijden verschenen veel pamfletten en vooral in Twente werden
de kerkklokken lang geluid.
Joan Derk van der
Capellen tot den Pol,
1741-1784, omstreeks
1780. Pastel, anoniem.
(Particuliere collectie)
Lydie van Dijk
ZHT3 2013.indd 15 15-10-13 09:08
Zeven jaar later, in 1795, voltrok zich de
Bataafse Omwenteling. Er kwam een einde aan
de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Het bestuur, zowel in de steden als in de provincie,
werd samengesteld uit volksrepresentanten. Toen
pakte men de ideeën van de patriotten weer op.
Roerige periode
Het was dus een onrustige periode na de dood van
Van der Capellen. Aanvankelijk hadden de patriotten veel invloed op het politieke terrein, maar
dat veranderde door de Pruisische inval in 1787.
In 1784 was al het plan opgevat een monument ter nagedachtenis aan Joan Derk van der
Capellen te laten ontwerpen. Daarvoor werd
door inwoners van Zwolle contact opgenomen
met een comité van vooraanstaande patriotten in
Amsterdam. Dat waren bekenden van Van der
Capellen. Er werd een nationaal fonds opgericht
waarvoor op grote schaal inzamelingen werden
gehouden. De Amsterdammers lieten de Italiaanse beeldhouwer Guiseppe Ceracchi drie ontwerpen maken. Uit de drie, in grootte verschillende ontwerpen, werd uiteindelijk gekozen voor
een ontwerp met vier beelden. Dit zou in Zwolle
in de Grote Kerk geplaatst moeten worden. Door
misverstanden op financieel gebied, het rusteloze
leven van de beeldhouwer en vooral door de veranderde politieke omstandigheden is de beeldengroep nooit naar Zwolle gekomen.
Guiseppe Ceracchi
Een overzicht van het leven van Ceracchi toont
aan dat hij niet alleen beeldhouwer was, maar
ook politiek zeer betrokken. Ceracchi werd in
1751 geboren. Toen hij twintig jaar oud was,
ontving hij een prijs voor beeldhouwen in de
Accademia de San Luca in Rome voor een terracotta beeld dat hij gemaakt had. Zijn carrière
begon in Rome, maar vanwege zijn rusteloosheid
en vanwege lucratievere opdrachten verliet hij
de Kerkelijke Staat. Hij ging eerst naar Milaan
en Florence. In beide steden kreeg hij opdrachten. In Florence ontmoette hij Sir Horace Mann,
een Engelse consul, die hem aanmoedigde naar
Engeland te gaan. In Londen, waar hij in 1773
aankwam, raakte hij bevriend met Italiaanse en
Patriotten
Eind jaren zeventig van de achttiende eeuw begon
een aantal gegoede burgers zich af te zetten tegen
het beleid van stadhouder Willem V, zowel in
het westen van de Republiek van de Verenigde
Provinciën als in het oosten. Zij wilden een einde
maken aan het bewind van de stadhouder en
streefden naar meer democratie. De patriotten
vormden vrijkorpsen, verenigingen van gewapende burgers, om de macht over te nemen en zich
te verdedigen. Door de onrust die hun acties veroorzaakten, voelden stadhouder Willem V en zijn
vrouw Wilhelmina van Pruisen zich niet meer
veilig. Zij riepen in 1787 de Pruisische troepen te
hulp en zo kwam een abrupt einde aan de patriottenbeweging. Velen vluchtten naar Frankrijk.
Hoe groot de tegenstellingen tussen patriotten en prinsgezinden waren geworden, bleek ook
uit wat er gebeurde met het familiegraf van Joan
Derk. Dit graf op het Gorsselse veld, waarin Van
der Capellen met zijn vrouw, die een jaar na hem
stierf, was begraven, werd in 1788 door orangisten
met buskruit opgeblazen. Hun lichamen waren
kort daarvoor al door hun schoonzoon, de graaf
van Rechteren tot Westerveld, uit de graftombe
gehaald en elders begraven.
Portret van Giuseppe
Ceracchi, circa 1792,
door de Amerikaanse
schilder John Trumbull. (Collectie Metropolitan Museum of Art,
New York)
136 zwols historisch tijdschrift
ZHT3 2013.indd 16 15-10-13 09:08
van keizerin Maria Teresia en keizer Joseph II
mocht uitvoeren in 1781 en 1783. De keizer bood
hem het directeurschap van de beeldhouwschool
aan, maar Ceracchi weigerde dat.
De werken die Ceracchi in de jaren in Rome,
Londen, Berlijn en Wenen maakte, worden
gekenmerkt door een continu door elkaar lopen
van zijn werk als portrettist en als kunstenaar van
beelden, die als antieke figuren zijn uitgebeeld.
Amerikaanse kunstenaars. Met de beeldhouwer
Agostino Carlini, afkomstig uit Genua, voerde
hij decoraties uit in Somerset House. Dit ligt
in Londen aan de Theems. Bij het maken van
beelden volgde hij de vorm van antieke beelden,
maar gaf er een totaal andere betekenis aan. Tussen 1776 en 1779 poseerde hij twaalf werken in
de Royal Academy. Een van die beelden was van
Anne Seymour Damer, een van zijn leerlingen,
uitgebeeld als de muze van de beeldhouwkunst.
Zijn grootste succes was het portret van Joshua
Reynolds, geïnspireerd op de buste van Caracalla
in de Farnese collectie. Deze collectie was verzameld door kardinaal Alessandro Farnese, de
latere paus Paulus III (1543-1549). De collectie
met de buste van Caracalla bevindt zich nu in het
Archeologisch Museum in Napels. Reynolds was
kunstschilder en de eerste voorzitter van de Royal
Academy. Ceracchi maakte ook modellen voor
de Wedgwood Company. Na Londen verbleef hij
kort in Nederland en Pruisen. In 1779 was hij in
Wenen, waar hij met een introductiebrief van de
Oostenrijkse ambassadeur in Londen opdrachten
Anne Seymour Damer
als de muze van de
beeldhouwkunst,
Guiseppe Ceracchi,
omstreeks 1779, marmer. (© Trustees of
the British Museum,
Londen)
Links: Buste van Joshua
Reynolds, Guiseppe
Ceracchi, 1778-1779,
marmer. (© Royal Academy of Arts, Londen)
zwols historisch tijdschrift 137
ZHT3 2013.indd 17 15-10-13 09:08
In 1785 was hij terug in Rome. Maar nog in
datzelfde jaar verruilde hij deze stad voor Berlijn,
waar hij een portret maakte van Frederik de Gro
–
te, en vervolgens voor Nederland, waar hij een
contract tekende voor het monument van Joan
Derk van der Capellen. Drie jaar later was hij weer
in Rome. Hij kreeg opdracht een portret van paus
Pius VI te maken.
De jaren negentig van de achttiende eeuw
waren de meest turbulente jaren in zijn leven. Hij
werd politiek actief en nam deel aan de opstan
–
den in Frankrijk. Na in 1790 even in Nederland
geweest te zijn voor overleg over het monument
voor Van der Capellen, vertrok hij naar de Ver
–
enigde Staten. Ceracchi had een introductiebrief
voor Thomas Jefferson gekregen van de ban
–
kiers N. en J. van Staphorst in Amsterdam. Hij
ging daar niet alleen heen omdat hij de nieuwe
Republiek een goed hart toe droeg, maar ook
omdat hij wist dat het Congres een monument
voor George Washington wilde oprichten. De
opdracht ging niet naar hem. In juli 1792 was hij
weer in Amsterdam. Een jaar later was hij terug in
Rome. Wegens een aanval op zijn atelier, een ont
–
moetingsplaats van kunstenaars en intellectuelen,
moest hij vluchten. Eerst naar München, toen
naar Florence, vanwaar hij uiteindelijk in 1794
naar de Verenigde Staten vluchtte. Hij werd daar
niet meer zo plezierig ontvangen als voorheen
en keerde daarom een jaar later weer terug naar
Europa.
In Parijs raakte hij bevriend met de schilder
David. Daar maakte hij ook een portret van de
jonge generaal Napoleon Bonaparte. Aanvanke
–
lijk kon Ceracchi het goed met Napoleon vinden.
In 1796 trok Napoleon triomferend Milaan bin
–
nen en wilde Ceracchi bij zich hebben. Hij gaf
hem opdracht een portret in marmer te maken,
wat echter nooit is voltooid. Ook in Parijs werd
hem weer een officiële functie aangeboden, net als
eerder in Wenen, namelijk ‘Eerste beeldhouwer
van de regering’. Maar ook deze keer weigerde hij.
Napoleon voerde een machtsgreep uit op
9 november 1799 en trok langzamerhand alle
macht naar zich toe. Toen Ceracchi zich reali
–
seerde dat Napoleon zo een autoritair regime
vestigde, keerde hij zich tegen hem. Met enkele
Plaquette van dr.
Joseph Priestley, door
Josiah Wedgwood
en Thomas Bentley
naar een model van
Guiseppe Ceracchi,
1779. Priestley was een
verlichte Brits/Ameri
–
kaanse wetenschapper.
(© Trustees of the Bri
–
tish Museum, Londen)
Buste van George
Washington, Guiseppe
Ceracchi, 1795, mar
–
mer. (Collectie Metro
–
politan Museum of Art,
New York)
138 zwols historisch tijdschrift
ZHT3 2013.indd 18 15-10-13 09:08
Ceracchi was hiervan op de hoogte, want hij
bezocht Amsterdam eind 1788, dus na de Pruisische invasie van het jaar daarvoor. Hij presenteerde drie ontwerpen voor het monument aan het
comité. De keuze van de aanwezigen viel op het
tweede ontwerp met vier beelden. Dat was niet
het goedkoopste, dat uit drie beelden bestond,
maar wel veel goedkoper dan het ontwerp nummer drie met zeven beelden. Dit kostte ƒ 90.000,-.
Ceracchi zelf ging ervan uit dat hij dit laatste ontwerp als opdracht voor het monument zou krijgen. Een collega beeldhouwer in Rome, Vincenzo
andere kunstenaars voerde hij op 10 oktober 1800
een aanslag uit op Napoleon toen deze de Opera
verliet. Hij werd gevangen genomen en ter dood
veroordeeld. Op 30 januari 1801 verloor hij zijn
leven onder de guillotine.
Ceracchi was dus vooral in zijn latere leven
een politiek geëngageerde kunstenaar. Zijn werken behoren tot de stijl van het neoclassicisme.
In het begin van zijn artistieke loopbaan maakte
hij beelden geïnspireerd op de klassieken, elegant
gemanipuleerd. Daar vroegen zijn klanten om.
Later gebruikte hij in zijn ontwerpen allegorieën
en symbolisme in de monumentale sculpturen
met een sterke politieke en educatieve lading.
Het monument
Ceracchi heeft drie ontwerpen gemaakt voor het
monument van Joan Derk van der Capellen. Het
gekozen ontwerp bestond uit drie figuren en een
leeuw. De staande man gekleed in een Romeinse
toga met in zijn linkerhand een zwaard is de classicistische uitbeelding van Joan Derk van der Capellen. De twee andere figuren zijn zittende vrouwen.
De ene vrouw draagt een helm en houdt met haar
linkerhand een schild vast, de andere wijst met
haar rechterhand omhoog naar Van der Capellen.
De eerste stelt de godin Minerva als de Vrijheid
voor, de tweede is de verpersoonlijking van de
provincie Overijssel of de Dankbaarheid. De leeuw
houdt zeven pijlen vast, wat staat voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het was
Ceracchi’s eerste opdracht voor een monument na
de vele portretten die hij had gemaakt.
In het contract, opgesteld op 17 en 19 maart
1785 in Amsterdam, werd het bedrag van
ƒ 45.000,- genoemd voor het monument, vervaardigd van marmer. Aan Ceracchi werd, in fases,
een bedrag van ƒ 30.000,- gegeven om marmer
te kopen. Als de beelden klaar waren zou hij
ƒ 7.500,- ontvangen, en bij transport van de werken nogmaals ƒ 7.500,-.
De beelden waren in 1789 klaar, maar ze
konden niet naar de Republiek getransporteerd
worden omdat de politieke situatie veranderd
was. Stadhouder Willem V had de touwtjes weer
stevig in handen en de patriotten konden alleen
nog ondergronds zaken regelen.
Ontwerp nummer
twee voor het monument voor Joan Derk
van der Capellen,
Guiseppe Ceracchi,
1785. (Nationaal
Archief, Den Haag)
zwols historisch tijdschrift 139
ZHT3 2013.indd 19 15-10-13 09:08
Pacetti, schreef in augustus 1787 in zijn dagboek
dat Ceracchi een grote opdracht voor Holland
had, bestaande uit zeven figuren waarvoor 90.000
gulden werd betaald. Toen had het Amsterdamse
Comité er echter nog niets over beslist!
Op 20 december is met de toen nog aanwezige
leden van het Amsterdamse Comité, een aantal
was naar het zuiden gevlucht, een tweede, aanvullend contract afgesloten. Gezien de politieke
situatie werd hierin de naam van Joan Derk van
der Capellen niet meer genoemd. Ook de locatie
waar het monument zou komen werd niet vermeld. In dit tweede contract wordt ook ingegaan
op de financiële kant. Ceracchi verklaarde in dit
contract dat hij al ƒ 30.000,- had ontvangen. Bij
ondertekening zou hij ƒ 7.500,- krijgen. Het restant van ƒ 7.500,- zou hij ontvangen wanneer de
beelden voltooid waren. Gezien de moeilijke politieke situatie waarin de patriotten zich bevonden,
was nog een bonus in het contract opgenomen: er
zou nog eens ƒ 7.000,- worden uitbetaald wanneer
het monument op de plaats van bestemming werd
geplaatst. Wanneer het elders zou kunnen worden geplaatst zou hij de helft van de bonus krijgen, maar wanneer de beelden in Rome moesten
blijven, had hij geen recht op een bonus.
De laatste ƒ 7.500,– zijn waarschijnlijk
nooit betaald. En de bonus ook niet, omdat de
beelden nooit in Nederland zijn aangekomen.
In protestbrieven beschuldigde Ceracchi zijn
opdrachtgevers van een wanprestatie en dat zij
ƒ 45.000,- niet hadden betaald. Mogelijk ging hij
uit van het bedrag voor het derde ontwerp, waarvan de uitvoering ƒ 45.000,- duurder was dan de
beelden van ontwerp nummer twee. Zou hij dan
de ƒ 7.500,- toch ontvangen hebben?
Ook na de stichting van de Bataafse Republiek
in 1795 hebben vrienden en bewonderaars geen
pogingen gedaan de beelden naar Nederland te
krijgen. Ceracchi zat toen in Amerika en later in
Frankrijk en Italië waar hij zich naast zijn beeldhouwwerk met politiek bezighield. Zoals boven
vermeld kostte dit hem in 1801 zijn leven.
De beelden bleven in Rome
Tot enkele jaren geleden stonden de vier beelden
verspreid in de tuinen van de Villa Borghese in
Rome. Hoe kwamen ze daar terecht?
Het was duidelijk dat de beelden na de inval
van de Pruisische troepen niet afgeleverd konden
worden. En na de dood van de beeldhouwer bleven ze in zijn werkplaats staan. In een beschrijving uit 1830 blijkt dat de beelden er nog steeds
stonden, samen met delen van het onderstel
bestaande uit drie stukken wit marmer die als
voetstuk voor het belangrijkste onderdeel van het
monument, het standbeeld dat Joan Derk van der
Capellen moet voorstellen. Verder waren er nog
ongeveer dertig platen van verschillende soorten
en kleuren marmer. Ceracchi moet van zijn oorspronkelijk ontwerp zijn afgeweken en een meer
lineair voetstuk hebben bedacht, opgebouwd uit
verschillende kleuren marmeren platen.
De werkplaats bevond zich niet ver van het
Piazza del Popolo, in de Via della Penna, in een
pand dat eigendom was van de familie Borghese.
In 1827 begonnen onderhandelingen tussen een
vertegenwoordiger van prins Camillo Borghese
Van der Capellen als
Romein, onderdeel van
het monument; beeld in
de tuin van het Museo
Canonica in Rome.
(Uit: A marble revolutionary)
140 zwols historisch tijdschrift
ZHT3 2013.indd 20 15-10-13 09:08
en Ceracchi’s zonen over de beelden als compensatie voor de vele jaren waarin geen huur was
betaald. Maar er werd geen overeenkomst bereikt
over het bedrag dat prins Borghese wilde betalen
voor de beelden. De broers Ceracchi vonden het
bedrag veel te laag. Na de dood van prins Camillo
probeerden de Cerracchis met zijn broer prins
Francesco de onderhandelingen weer op gang
te krijgen. In 1838 leek de overdracht plaats te
gaan vinden, maar ook nu ging het niet door
omdat de beelden niet als monument zouden
worden geplaatst, maar afzonderlijk in de tuin.
Door een architect van de familie Borghese werd
voorgesteld de zaak dan maar zo snel mogelijk
op een andere manier te regelen door de beelden
te verkopen en ze tot dit plaatsvond maar in het
atelier te laten staan. Ondanks de publiciteit die
hier in een Romeinse krant in het jaar daarop aan
gegeven werd, bleef de groep beelden onverkocht.
Geen enkele maal is in de papieren de naam van
Joan Derk van der Capellen genoemd.
De erfgenamen van de beeldhouwer hadden
geen andere keus dan de beelden van het monument toch aan de familie Borghese te verkopen.
Dat gebeurde, maar helaas is niet bekend onder
welke voorwaarden. Op 10 maart 1845 werden
drie standbeelden, een leeuw en diverse marmeren platen afgeleverd aan de Villa Pinciana. Daar
is nu de Galleria Borghese gevestigd.
Het gehele complex van de familie Borghese
werd in 1901 door de Staat aangekocht en in 1903
overgedragen aan de stad Rome. Sindsdien zijn de
tuinen voor het publiek toegankelijk.
Voor de beelden van het monument van Joan
Derk van der Capellen was dat niet altijd gunstig:
op het marmer werd geschreven, kinderen gingen
op de rug van de leeuw zitten, vingers van de beelden werden afgebroken, en dergelijke.
De stad Rome heeft hiertegen actie ondernomen en de beelden in 1993 uit de tuin van de Villa
Borghese gehaald en in een afgesloten tuin, een
soort depot, achter het Museo Canonica geplaatst.
Ze zijn schoongemaakt en gerestaureerd. Toch
ontbreken er onderdelen wanneer je de huidige
beelden vergelijkt met het ontwerp. Zo heeft
Van der Capellen alleen nog het handvat van het
zwaard in zijn hand.
De marmeren vrouwen hebben een enigszins
andere houding dan op de ontwerptekening:
Vrouwe Overijssel kijkt niet omhoog naar Van
der Capellen en Minerva kijkt hem wel aan, maar
heeft haar rechter hand omlaag. Op het ontwerp
heeft zij haar arm gebogen omhoog en houdt
hierin een lange speer vast met een vrijheidshoed
daar bovenop. Op de tekening die de erfgenamen
van Ceracchi van het monument maakten om de
beelden te verkopen heeft zij haar hand, net als
het beeld dat in de tuin van het Museo Canonica
staat, omlaag.
Reconstructie van het
monument door de
zonen van Ceracchi in
verband met verkoop,
gravure 1839. (Museo
Napoleonico, Rome)
zwols historisch tijdschrift 141
ZHT3 2013.indd 21 15-10-13 09:08
142 zwols historisch tijdschrift
Plaatsing in de Grote Kerk in Zwolle
De opdracht aan beeldhouwer Ceracchi was om
een monument te maken dat in de Grote Kerk in
Zwolle geplaatst moest worden. Door de veranderde politieke situatie was het niet mogelijk de
beelden in Zwolle af te leveren. Ondanks het feit
dat ze betaald waren, is er nadien geen poging
meer gedaan ze naar Nederland te krijgen.
Ook rond 1984 toen in Overijssel de tweehonderdste sterfdag van Joan Derk van der Capellen
werd herdacht met tentoonstellingen en lezingen,
bleek het Rijk, degene die de eerste contacten met
Rome zou moeten leggen, geen belangstelling te
hebben om zich hiervoor in te spannen. Al vier
jaar daarvoor werden door vier Kamerleden van
het CDA vragen gesteld over de beelden en de
regering verzocht pogingen te doen om de beelden alsnog naar Nederland te laten komen. De
regering voelde hier toen weinig voor.
Een paar jaar geleden is dat veranderd. Dagblad de Stentor publiceerde verschillende artikelen over de beeldengroep. Als vervolg daarop
werden in mei 2009 opnieuw Kamervragen
gesteld, nu door de voormalige leden van de
Zwolse gemeenteraad Eddy van Heijum en Arie
Slob. Minister Plasterk wilde pogingen om de
beelden naar Nederland te halen ondersteunen.
Ook de provincie Overijssel en de gemeente
Zwolle waren bereid contacten te leggen met
huidige eigenaren, de stad Rome, om de beelden
in bruikleen te krijgen en in de Grote Kerk in
Zwolle te plaatsen, de plaats waar het monument
volgens de opdrachtgevers voor bedoeld was. Het
maken van afspraken over het bruikleen van de
beelden met de stad Rome bleek geen eenvoudige
zaak. Maar na een paar jaar lijken de afspraken nu
voor beide partijen, de stad Rome en de gemeente
Zwolle, vast te liggen. De beelden zullen, als alles
volgens plan gaat, in het voorjaar van 2014 naar
Nederland komen.
Literatuur
De wekker van de Nederlandse Natie, Joan Derk van der
Capellen 1741-1784, Waanders, 1984
A marble revolutionary, The Dutch Patriot Joan Derk
van der Capellen and his Monument, Royal Netherlands Institute Rome, 2011
Vrouwe Overijssel, in
de tuin van het Museo
Canonica in Rome.
(Uit: A marble revolutionary)
ZHT3 2013.indd 22 15-10-13 09:08
zwols historisch tijdschrift 143
De Republiek belaagd en Zwolle bezet door
Bommen Berend:
Gesprek met historicus Luc Panhuysen over
het Rampjaar 1672
Begin jaren negentig zat ik als jong broekie in
twee Atheneum, op het Meander College te
Zwolle. Ik was een echte leerbal, al ontkende
ik dat altijd heftig. Geschiedenis was toen al een van
de vakken waar ik me het meest voor interesseerde.
Later zou het mijn studie worden. Onze docent
Geschiedenis op het Atheneum, de heer Bakker, gaf
ons de opdracht een werkstuk te maken. Ik koos voor
het Rampjaar 1672, want ik vond het intrigerend
dat Nederland destijds van alle kanten werd aangevallen en toch op wonderbaarlijke wijze overeind
bleef. Als kind had ik in het Groningse Vlagtwedde
gewoond. Het werkstuk behandelde daarom ook de
lotgevallen van het nabijgelegen fort Bourtange, als
een persoonlijke noot. Bourtange was de vesting die
net als de grote stad Groningen stand hield tegen
Bommen Berend, een van de agressoren tijdens het
Rampjaar. Ik was een aantal keer in Bourtange
geweest en dat had grote indruk gemaakt; de verdedigingswallen, de grachten, de kanonnen, de oude
bebouwing, enzovoort.
1
Luc Panhuysen
Nu, zo’n twintig jaar later, schrijf ik weer over dat
bijzondere jaar 1672, waarin ‘het volk redeloos, de
regering radeloos en het land reddeloos’ was. Dit
keer heb ik gekozen voor het Zwols perspectief
en een interview met de Zwolse historicus Luc
Panhuysen (1962), schrijver van het boek Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang
ontsnapte. In dit boek beschrijft Panhuysen aan
de hand van de correspondentie van het vooraanstaande gezin Van Reede – een vader, een moeder
en hun zoon – deze dramatische periode in het
bestaan van de Republiek.
Het gesprek vindt plaats in Panhuysens fraaie
huis. We zitten in zijn werkkamer, tussen de
boekenkasten, vol prachtige geschiedenisboeken
en andere bronnen. Wat begint als een interview
over zijn boek, wordt al gauw een geanimeerd Wouter Geerling
gesprek met een gepassioneerd historicus. Panhuysen haalt zo nu en dan enthousiast een boek
uit de kast of wijst op een landkaart om zijn verhaal over het Rampjaar te illustreren.
Waarom schreef Panhuysen een boek over dat
Rampjaar? ‘Ik schrijf graag over mensen van het
verleden. Geschiedenis is niet een ontwikkeling
van instituties, ook niet van gebouwen, maar van
mensen! Mensen worden interessant als ze in uitzonderlijke situaties terecht komen.
Rampjaar 1672. Hoe de Republiek
aan de ondergang ontsnapte
Hoe kwam het dat de Republiek het Rampjaar overleefde? De briefwisseling van de adellijke familie Van Reede brengt het Rampjaar tot leven.
Godard Adriaan, baron van Reede (1621-1691) en vader van het gezin,
werkt als ambassadeur in Berlijn aan de belangrijkste opdracht van zijn
leven: het redden van zijn vaderland.
Zijn vrouw, Margaretha Turnor
(1613-1700), bevindt zich in de
stroom vluchtelingen op zoek naar
veiligheid in het gewest Holland. En
Godard, heer van Ginkel (1644-1703),
de zoon, vecht als officier mee in het
leger van stadhouder Willem III.
Auteur Luc Panhuysen baseerde zijn
boek voornamelijk op de brieven die
de drie gezinsleden elkaar schreven en
bestudeerde daarnaast de kranten uit
die tijd. [De VPRO maakte in 2009 de
OVT-radiodocumentaire Rampjaar
1672, gebaseerd op het boek. Deze
documentaire is te beluisteren op
http://www.geschiedenis24.nl.]
Luc Panhuysen
ZHT3 2013.indd 23 15-10-13 09:08
144 zwols historisch tijdschrift
Oorlog is zo’n uitzonderlijke situatie.’ Bovendien had de historicus prachtige bronnen tot zijn
beschikking; de briefwisseling binnen een vooraanstaande familie. ‘De bronnen die ik had, waren
fantastisch. De ervaringskant komt sterk naar
voren, dat is leuk voor de lezer. Het gaat in mijn
boek om overleven, het is de overlevingsstrijd van
het gezin Van Reede. Die gebruik ik als spiegel
voor het grotere geheel.’
Wat gebeurde er ook alweer in dat beruchte
jaar 1672? En hoe onderging Zwolle deze beproevingen?
Nederland van alle kanten belaagd
Het was de zeventiende eeuw, een tijd van constante oorlogsvoering in Europa. En nu moest
ook de Republiek er aan geloven. In 1672 begon
de Hollandse Oorlog. De Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden werd aangevallen
door Frankrijk, Engeland en de Duitse bisdommen Münster en Keulen, met de Franse koning
als grootste antagonist. Het was een aanval op
ongekende schaal: de Zonnekoning, Lodewijk
XIV, liet niets aan het toeval over. Hij wilde wraak
nemen op de ketterse Republiek, nadat raadpensionaris Johan de Witt hem tijdens de Devolutieoorlog (1667-1668) had verhinderd de Spaanse
Nederlanden in te lijven. De koning had daarom
middels sluwe diplomatie en aanzienlijke geldbedragen zowel Karel II van Engeland als de twee
Duitse bisschoppen Christoph Berend van Galen
en Maximiliaan Hendrik van Beieren aan zijn
zijde gekregen. Daarnaast sloot hij met de Duitse
keizer Leopold I in 1671 een geheim neutraliteitsverdrag, waarin de keizer beloofde bij een Franse
invasie van de Republiek afzijdig te zullen blijven.
Nadat hij alles tot in de puntjes had voorbereid,
viel Lodewijk in 1672 vanuit het zuiden aan met
een ongekend groot leger van 120.000 soldaten.
De Engelse vloot bestookte de Republiek in het
westen en het noorden en de twee Duitse bisschoppen vielen aan vanuit het oosten. De Republiek was totaal omsingeld en het land leek ten
dode opgeschreven.
Blitzkrieg
Het Franse leger had niet de geijkte korte route
door de Spaanse Nederlanden (België) kunnen nemen, omdat Lodewijk de machtige Duitse keizer (familie van het Spaanse koningshuis)
niet in de oorlog wilde betrekken. Frankrijk had
daarom de Duitse bisdommen tot bondgenoot
gemaakt, zodat de Zonnekoning via hun grondgebied de Republiek kon binnenvallen. Het enorme
Franse leger was pijlsnel opgetrokken, als een
Blitzkrieg avant la lettre. ‘Lodewijk had een walk
over gepland,’ vertelt Panhuysen. ‘Het begin van
die veldtocht is uniek, vanwege de hoge snelheid
door gebruik van het zogenaamde “magazijnstelsel”.’ Langs de route van de optrekkende troepen
Overzicht van de aanvallen op de Republiek
in 1672. Niet ingetekend is de EngelsFranse vloot die vanaf
de Noordzee kwam.
(Uit: De Bosatlas van
de geschiedenis van
Nederland)
ZHT3 2013.indd 24 15-10-13 09:08
zwols historisch tijdschrift 145
waren opslagplaatsen aangelegd met voorraden
voedsel, wapens en uitrusting. ‘De Fransen
konden daardoor veel sneller optrekken dan de
Nederlanders dachten.’
Nadat de troepen van Lodewijk XIV de Republiek waren binnengevallen, staken zij in juli 1672
onverwachts de Rijn over, bij Lobith. Door de IJssellinie op die manier te omzeilen was Frankrijk in
staat op snelle wijze veel grondgebied te bezetten.
Ook de twee bisschoppen lieten zich niet onbetuigd en veroverden grote delen van het noorden
en oosten van het land. Ondertussen bedreigde de
Engelse vloot de Nederlandse kusten.
Wat vo
31e jaargang 2014 nummer 3 – 8,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift
De Zwolse Begrafenis Vereniging
en de Zwolse Rijtuig Maatschappij
ZHT3 2014 EPOS.indd 1 29-09-14 12:12
Suikerhistorie
Café-Restaurant Beenen
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw
streek je na een bezoek aan de binnenstad neer
bij Dijkstra of Beenen aan de Grote Markt voor
een kop koffie of een drankje, lekker op het terras
in het zonnetje, kijkend naar de drukte of – als
het weer het niet toeliet – binnen zittend in de
behaaglijke warmte. In de jaren zeventig werd het
terras bij Beenen verwarmd. Er lag zelfs vloerbedekking om een gezellige en huiselijke sfeer te
scheppen. En meestal trof je daar wel bekenden.
Bijna zestig jaar lang zat Beenen aan de Grote
Markt. Pieter Beenen, geboren in Vledder in 1881,
nam in 1921 de Zwolsche Melkinrichting annex
lunchroom van W. van den Oort over, die op
nr. 12 gevestigd was. Vrij snel kwam het naastgelegen perceel er ook bij en kreeg Grote Markt 12-13
de naam Café-Restaurant Beenen. Na zijn overlijden in 1930 zette zijn weduwe Aaltje Bijmolt de
zaak voort. Hun dochter Aaltje Beenen, getrouwd
met Johannes Wind, kreeg de zaak in 1955 op haar
naam. Aan het eind van de jaren zeventig zette zij
er een punt achter. Café-Restaurant Beenen was
niet meer.
Op 2 januari 1980 opende de fastfood-keten
McDonald’s een vestiging in het pand. Net als
bij Beenen zijn ze er erg vriendelijk. ‘Ze zeggen
meneer tegen me’, is zo’n commercial die je nooit
meer vergeet. Ook al heeft het interieur sinds
Beenen een metamorfose ondergaan, nog steeds
is het een ideaal punt om even iets te eten of te
drinken. Anno 2014 is McDonald’s niet meer weg
te denken uit het hartje van de stad.
82 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
Grote Markt 12-13, anno 2014. (Foto Elske Bootsma)
(Collectie ZHT)
ZHT3 2014 EPOS.indd 2 29-09-14 12:12
Omslag: De eerste uitvaart met eigen materieel van de Zwolse Uitvaart
Vereniging, op 28 september 1899. (Collectie HCO)
zwols historisch tijdschrift 83
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 82
De één z’n dood is de ander z’n brood
De Zwolse Begrafenis Vereniging en
de Zwolse Rijtuig Maatschappij als
tweespan Siem van der Weerd 84
Zwolle tijdens de Eerste Wereldoorlog
Een zenuwachtige onrust, juli 1914 –
oktober 1914 Jan van de Wetering 104
Graven met cultuurhistorische waarde
Steven ten Veen 112
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 4: Zwolsche Courant spon garen
bij de toename van handel en verkeer
Willem van der Veen 130
Boeken 136
Auteurs 137
Redactioneel
De dood, zo heet het al jaren, is in de loop
van de vorige eeuw steeds meer uit het
openbare leven gebannen. Zeker was de
dood in vroegere tijden meer aanwezig. De kindersterfte lag hoog en wie ziek werd had een goede
kans te overlijden. In die zin hoorde de dood destijds meer bij het leven van alledag. Maar gewoon
was het nooit en rond sterven en begraven golden
zeker regels en taboes.
Wat dat aangaat valt er voor historici nog veel
te onderzoeken, want geschiedenis is weliswaar de
wetenschap van het leven in vroegere tijden, maar
het sterven hoort daar natuurlijk net zo goed bij.
In dat kader besteden we in deze aflevering van
het Zwols Historisch Tijdschrift veel aandacht aan
begraven in Zwolle. Siem van der Weerd geeft in
zijn artikel over de Zwolse Begrafenis Vereniging
en de Zwolse Rijtuig Maatschappij een boeiend
beeld van het reilen en zeilen van deze onderneming. Steven ten Veen geeft een overzicht van de
in Zwolle aanwezige graven met cultuurhistorische waarde. Het is tegelijkertijd een soort ‘who is
who’ voor wie de graven ooit zelf wil opzoeken.
In dit nummer wordt verder ook stilgestaan
bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, nu
honderd jaar geleden. Nederland was dan wel
neutraal, maar dat betekende niet dat de gebeurtenissen geen invloed op het dagelijks leven uitoefenden. Tot slot is er nog een nieuwe aflevering
in de serie over de geschiedenis van firma Tijl, een
onderneming die zo lang en sterk met de geschiedenis van Zwolle verbonden is geweest. Veel leesplezier!
ZHT3 2014 EPOS.indd 3 29-09-14 12:12
84 zwols historisch tijdschrift
Het vervoer en transport voor, tijdens en
na een begrafenis, is voor een uitvaartleider een bedrijfsonderdeel dat specifieke
vaardigheden vereist. In het verleden, toen het
transport door middel van rijtuigen plaats vond,
was goede kennis van de stalhouderij daarbij van
groot belang.
Van alle particuliere stalhouderijen in Zwolle
zijn, zo moeten we aannemen, de bedrijfsgegevens
verloren gegaan. Onze nog aanwezige kennis van
deze groep ondernemers komt uit krantenberichten, verhalen van ouderen en van foto’s. Van de
Zwolsche Rijtuig Maatschappy (verder: Zwolse
Rijtuig Maatschappij), een in 1913 opgerichte
naamloze vennootschap, zijn gelukkig veel historische gegevens wel bewaard gebleven. Dit komt
mede omdat bij de bestuurders van een NV de
verplichting berust om voor de aandeelhouders
nauwkeurig aantekeningen te maken van gehouden besprekingen en gedane zaken, evenals het
maken van een jaarverslag en het opstellen van
verlies- en winstrekeningen.
De één z’n dood is de ander z’n brood
De Zwolse Begrafenis Vereniging en
de Zwolse Rijtuig Maatschappij als tweespan
Siem van der Weerd
Het gebruik van koetsen bij een uitvaart was van oudsher voorbehouden aan de beter gesitueerden. De verschillende wijzen van begraven in Nederland door welgestelden, burgers, boeren en armen, uitgebeeld door S. Fokke. Gravure, 1758. (Atlas van Stolk, Rotterdam)
ZHT3 2014 EPOS.indd 4 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 85
Omdat de Rijtuigmaatschappij een exclusieve
band onderhield met de Zwolsche Begrafenis Vereeniging (verder: Zwolse Begrafenis Vereniging),
en er ook van deze NV nog veel bekend is, kan
toch een betrouwbaar beeld worden geschetst van
de stalhouderij en het uitvoeren van begrafenissen
in Zwolle tussen 1900 en 1950.* Door het accent
te leggen op de stalhouderij en de uitvoering van
begrafenissen is geprobeerd een kader te vinden
voor dit artikel. Het archief van de beide NV’s
bevat ook boeiend materiaal voor andere onderwerpen, zoals de kringen waaruit de aandeelhouders voortkwamen en hun contacten in het
Zwolse. Ook berust in het archief het notulenboek
van de Rooms Katholieke Begrafenisvereeniging
uit de jaren 1936 tot 1952. Waarschijnlijk zijn
vanwege fraude bij deze vereniging en het spoorloos verdwijnen van de chef in 1936, belangrijke
oudere stukken verloren gegaan. Interessant en
een nader onderzoek waard, zijn ook de zich
steeds weer aandienende concurrenten in het uitvaartbedrijf.
Eerste klas in het zwart
Om een eerste klas begrafenis in stijl te laten uitvoeren, was ruim honderd jaar geleden in Zwolle
nauwelijks mogelijk. Want voor de uitvoering van
zo’n uitvaart waren nogal wat benodigdheden
vereist. Allereerst behoorden alle koetsen zwart te
zijn, evenals de paarden. In het rijtuig bestond de
stoffering uit zwart gecapitonneerd laken. Over
de bok hing een zwart dekkleed. Luxe verzilverde
lampen werden aangebracht, al dan niet met de
monogrammen van de begrafenisvereniging in
het glas. De lijkwagen werd voorzien van vier lampen en royaal behangen met gedrapeerde kleden.
Over de paarden hingen zwarte kleden terwijl de
hoofden en de oren ook werden afgekleed, zodat
niets van het onderliggende tuig te zien was. De
koetsier van de lijkwagen droeg een ruime zwarte
mantel en een steek, soms zelfs een dwarssteek.
Zwarte pluimen waaierden boven de hoofden van
de paarden. Het geheel werd voorafgegaan door
meerdere bedienaars en geflankeerd door tien tot
veertien dragers. Ver voor de rijtuigen uit maakte
de ‘voorbeller’ bekend dat vrij baan gemaakt diende te worden voor de in aantocht zijnde stoet.
Alle begin is moeilijk
Vóór de oprichting van de Zwolse Begrafenis Vereniging moesten voor een voorname begrafenis
de benodigde attributen voor het rijdend materieel her en der bij elkaar worden gezocht, wat uiteindelijk toch nog geen uniform geheel bood. Een
aantal Zwollenaren uit de gegoede burgerij nam
dan ook in 1899 het initiatief tot de oprichting van
een uitvaartbedrijf. De eerste vormgevers en commissarissen van de Zwolse Begrafenis Vereniging
waren: de advocaat mr. B.P.G. van Diggelen, de
notaris G.P. Vroom, de directeur van het postkantoor J.H.A.K. Gualthérie van Weezel, de bankier
J. Kalff en de advocaat en tevens het Statenlid mr.
J. van Setten. Kortom, heren van stand.
Het staat vast dat over de aanpak goed was
nagedacht. Een soort ondernemersplan is zeker
aanwezig geweest, want ontwerpcontracten en
een financieringsplan lagen reeds gereed. Als
rechtspersoon kozen de oprichters voor een
naamloze vennootschap. Het bijeenbrengen van
het eerste bedrijfskapitaal bleek geen probleem,
vele klinkende namen zorgden er voor dat de
intekening op de honderd uitgegeven aandelen
vlot verliep. Het startkapitaal bedroeg tienduizend gulden.
Uit het verslag van de eerste vergadering van
commissarissen op 19 mei 1899 bleek dat de heer
G. Bolkestein al was benoemd tot directeur, maar
het werd met hem geen succes. Voorzitter Van
Diggelen deelde in deze vergadering mee dat ‘de
directeur de heer G. Bolkestein voor eenige dagen,
geheel buiten zijne voorkennis, in de Zwolsche
Courant eene advertentie heeft geplaatst, houdende oproeping van aansprekers en dragers bij
de Nieuwe Zwolsche Begrafenisvereeniging. Hem
is bij onderzoek gebleken dat de heer Bolkestein
eene concurrerende vereeniging heeft opgericht,
welke hij reeds geruime tijd heeft voorbereid
terwijl hij aan onze vereeniging als directeur was
verbonden en met hun voorzitter als zodanig confereerde.’
Een paar dagen later bedankte Bolkestein voor
zijn functie als directeur en plaatste Van Diggelen
een advertentie met de mededeling dat de oproep
van Bolkestein niet was gedaan namens de Zwolse
Begrafenis Vereniging.
ZHT3 2014 EPOS.indd 5 29-09-14 12:12
86 zwols historisch tijdschrift
G. Ridder Jzn., 1899-1911
Twee maanden later plaatste de begrafenisvereniging een oproep voor een nieuwe directeur.
Niet minder dan zeventien personen meldden
zich aan. ‘De verschillende deugden en ondeugden dier sollicitanten worden besproken; waarna
besloten wordt nadere informatiën in te winnen
aangaande de Heeren Burbach, Hardon, Kaspori
en Kok.’
De oud-directeur Bolkestein had gehoord dat
ook G. Ridder Jzn., een toekomstige compagnon
van een ander nieuw op te richten uitvaartbedrijf,
zich op de valreep had gemeld. Bolkestein stuurde
toen alsnog een brief met het verzoek om opnieuw
als directeur te worden benoemd.
De commissarissen benoemden echter niemand uit de vier geselecteerde kandidaten en ook
Bolkestein niet. Ridder werd de nieuwe directeur.
Aan de concurrentie was daarmee een gevoelige
slag toegebracht.
Bolkestein besefte dat hij schaakmat stond,
maar probeerde er toch nog iets uit te halen. Hij
deelde mee ‘onmachtig te zijn de anderhalve aandelen waarvoor hij getekend heeft te betalen’ en
vroeg ‘eenige vergoeding voor de moeite die hij
ten behoeve der Vereeniging’ had gedaan, tevergeefs natuurlijk.
De opbouw van de organisatie en de uitrusting
Op 1 augustus 1899 trad de heer Ridder in dienst
op een jaarsalaris van ƒ 300,- en een aandeel in de
winst. De commissarissen oordeelden dat men
direct goed voor de dag moest komen en er werd
besloten ‘dat Ridder op kosten der Vennootschap
naar Utrecht zal gaan om daar de werking van
de Begrafenis Vereeniging nauwkeurig te leeren
kennen.’ Ook in Arnhem en Amsterdam werd
ter oriëntatie ‘belet’ gevraagd voor de directeur.
Ondertussen werden er drie aansprekers en achttien dragers benoemd. Vooral de aansprekers Visscher, Meijer en Tadema moesten de komende tijd
het gezicht van de vereniging bepalen.
Het uniform kleden van dragers en aansprekers zou een kostbare aangelegenheid blijken.
Voor de levering van jassen werd uitsluitend ingeschreven door in Zwolle gevestigde zaken, namelijk Burbach, Heymans, Heckman en Sebus. De
kwaliteit van de door hen ingeleverde stalen werd
nog weer door een onafhankelijke deskundige
beoordeeld. Heymans uit de Diezerstraat mocht
uiteindelijk de jassen maken voor ƒ 24,50 per stuk.
Als bijkomend werk moest voor de koetsier op de
lijkwagen nog een mantel worden gemaakt. Voor
de levering van de hoeden kregen ook alleen in
Zwolle gevestigde bedrijven een kans. De inschrijving van Hendriksen uit de Diezerstraat won
het van Wilmink en Korpershoek. De firma H.
van Eelen, een modemagazijn in de Diezerstraat,
mocht 24 paar witte handschoenen leveren voor
ƒ 0,40 per paar.
Op nader advies van de directeur werden de
drie aansprekers getooid met een steek van ‘imitatie struisveeren’. Ook werd besloten ‘voor ieder
hunner distinctieven te koopen voor de verschillende klassen der begrafenissen’, dat waren er aanvankelijk acht.
Het maken van de kisten werd gegund aan
timmerman G. van Unen aan de Nieuwe Markt;
hij was niet alleen de laagste inschrijver maar ook
aandeelhouder. Bij O. de Leeuw, ook een aandeelhouder, werden de reclameplaten besteld die aan
de huizen van de aansprekers en de dragers werden bevestigd.
Veel tijd en aandacht werd geschonken aan
het kopen van de lijkkoets en de volgrijtuigen. Het
model dat men van rijtuigbouwer Beijnes in Haarlem had gezien viel in de smaak, maar Beijnes,
vooral een (tram)rijtuigbouwer van naam, kon
Bericht over de nieuwe
Zwolse Begrafenisvereniging in de Zwolse
Courant van 23 september 1899.
ZHT3 2014 EPOS.indd 6 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 87
De eerste uitvaart met
eigen materieel van de
vereniging, 28 september 1899. Het betrof
de begrafenis van L.J.
Harmsen, adjudant
bij het eerste regiment
Vesting Artillerie. De
stoet trekt hier door de
Diezerstraat.
ZHT3 2014 EPOS.indd 7 29-09-14 12:12
88 zwols historisch tijdschrift
het zich permitteren de opdracht voor slechts
één rijtuig te weigeren. De firma Buitenweg in De
Bilt bleek bereid een kopie te maken van het type
Beijnes als ook de opdracht voor twee volgwagens
verkregen werd. De drie rijtuigen werden tenslotte
gegund voor ƒ 5950,-.
Eén van de volgrijtuigen zou worden uitgerust
met een voorziening onder de bok waarin een
kinderlijkkistje geplaatst kon worden. Vervoer
van de familie en het lijkje konden dan met één
rijtuig plaatsvinden. Het leverde een besparing
van kosten op.
Na de bestelling van de wagens zocht men
naar een geschikte remise voor het materieel.
Meerdere panden passeerden de revue, zoals de
oude synagoge naast de Broerenkerk – de huidige
Librije – en een perceel aan de Ossenmarkt dat in
veiling kwam.
Maar vooreerst werd besloten de stal van
J. Hoven, eigenaar van het bekende hotel De
Keizerskroon, aan de Ossenmarkt te huren. De
koetsier van de vereniging, stalhouder E. Diepenheim, huurde de paardenstal en zou ook de rijtuigen schoonhouden en onderhouden. Het eerste
stalhouderscontract werd dus met Diepenheim
gesloten en dateert al van 25 september 1899.
Het document ging uitvoerig in op de kwaliteit
van de bespanningen en de koetsiers. Begraven
vanaf een sterfhuis in de stad naar de Algemene
Begraafplaats aan de Meppelerstraatweg werd uitgevoerd voor het standaard tarief. De stalhouder
ontving ƒ 17,50 voor het bespannen en rijden van
de lijkkoets en twee volgrijtuigen bij een eerste
klas begrafenis in 1902. Naar begraafplaats Bergklooster rijden kostte 25 procent meer. Ook vanuit
Oldeneel of Frankhuis berekende men een meerprijs. Fooien mochten de koetsiers niet aannemen
en als ze hoeden huurden van de vereniging waren
ze ‘aanspraakelijk voor de waarde vermindering
door slechte bewaring of eigen schuld.’
Zodra de eerste drukte van de aankopen en het
vinden van contractanten achter de rug was,
ontstond er even tijd om aandacht aan enkele
klachten te besteden. Aan de gemeente werd een
lange brief gestuurd over de doodgraver op het
Nieuwe Kerkhof (de Algemene Begraafplaats) die
ruw optrad en slordig was gekleed. Ook moest
het metselwerk van de grafkelders beter worden
uitgevoerd. Commissaris Van Setten besprak ‘de
wenschelijkheid van op de begraafplaatsen lokalen te stichten waarin de aanspraken gehouden
worden, die thans aan de graven geschieden. Bij
ruw weer worden vele menschen daardoor ongesteld.’ Er moest dus een aula komen.
De gehuurde huisvesting voor de rijtuigen
aan de Ossenmarkt voldeed slecht; het was er te
vochtig. Het zoeken naar een andere locatie bleef
noodzakelijk. Over de aankoop van het bierhuis
van de firma Ten Bruggenkate en Van Reede in de
Goudsteeg dacht men acht dagen na. Stalhouder
Diepenheim moest naar het pand gaan en de situatie beoordelen, want de commissarissen betwijfelden of de Goudsteeg wel breed genoeg was om
in en uit te rijden. Wellicht heeft de stalhouder een
negatief advies uitgebracht, want het pand werd
niet gekocht.
In 1903 viel het aantal begrafenissen nogal
tegen, reden genoeg zo werd gevonden, dat ‘het
aanschaffen van Telephoon werd uitgesteld met
het oog op de minder gunstige toestand.’ Maar
twee jaar later werd ‘aansluiting aan de Telephoon
een gebiedende eisch’ genoemd, de aansluiting
zou geschieden met ‘intercommannaat’ (met
intercom).
Kosten van de eerste
begrafenis.
ZHT3 2014 EPOS.indd 8 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 89
In het voorjaar van 1907 deelde commissaris Kalff
mee dat hij een bod had uitgebracht aan ‘Jonkheer
Schelto van Citters, Lid van de Tweede Kamer
der Staten Generaal, gehuwd met Vrouwe Agatha
Johanna van Naamen van Eemnes.’ Het betrof de
opstallen van Nieuwe Markt 16, een stal, koetshuis
en tuin. De koop kwam tot stand voor ƒ 7500,-.
Directeur Ridder en voorzitter Van Diggelen
tekenden het koopcontract. Voortaan zou vanaf
de Nieuwe Markt leiding worden gegeven aan de
Zwolse Begrafenisvereniging en vanaf 1913 ook
aan de Zwolse Rijtuigmaatschappij.
Fragment uit een brief van de commissarissen aan B en W van 20 maart 1901 met klachten over de opzichter van een van de begraafplaatsen:
‘Bij het regelen van begrafenissen wordt gedurig de last ondervonden dat de opzichter niet bij de begraafplaats woont. Wanneer zooals dikwijls het geval is, vóór de begrafenis werkzaamheden aan het graf waarin
begraven zal worden, moeten geschieden, of de registers moeten worden geraadpleegd, komt het telkens
voor dat die bezigheden welke uit den aard der zaak binnen korten tijd moeten geschieden, eerst op het laatste oogenblik kunnen worden ten uitvoer gebracht doordat de opzichter, met wien toch over dit alles moet
gesproken worden, zoo dikwijls afwezig is.
Ook voor personen, welke op de begraafplaats naspeuringen wenschen te doen, is het een groot bezwaar dat
de opzichter niet in de nabijheid van de begraafplaats woont en de plattegrond van de begraafplaats benevens de registers niet op de begraafplaats aanwezig zijn.’
ZHT3 2014 EPOS.indd 9 29-09-14 12:12
90 zwols historisch tijdschrift
De aandeelhouders werden, als het maar
enigszins mogelijk was, betrokken bij zaken die
men moest inkopen of niet in eigen beheer kon
uitvoeren. Een wisseling van bankrelatie vond
zelfs plaats: ‘Besloten wordt voortaan als kassier
der Maatschappij te benoemen de firma Doyer
en Kalff en het saldo der rekening daarheen zoo
spoedig mogelijk over te brengen. Tot dit besluit
wordt overgegaan omdat geen der leden van de
firma A. van Deventer & Zonen van de diensten
onzer Maatschappij gebruik maken.’
Na enkele jaren van intensief gebruik werd
besloten een volgrijtuig te laten lakken bij de rijtuigfabrikant en aandeelhouder Boezeman aan de
Kerkstraat. Boezeman werd regelmatig om advies
gevraagd bij het aankopen van rijtuigen. Voor een
nieuw volgrijtuig mocht hij ook prijsopgave doen,
maar zoals later bleek was een ‘achterom’ aanbieding van de Zutphense firma Kuiler belangrijk
lager. Boezeman had het nakijken en Kuiler zou
voor 1600 gulden een nieuw rijtuig leveren. Goedkoop bleek echter duurkoop te zijn. Reeds na vier
jaar (in 1912) meldden de commissarissen: ‘Het
derde volgrijtuig indertijd geleverd door Köler
[Kuiler] te Zutphen, begint er bedenkelijk uit te
zien. Alleen het schilderwerk zal ƒ 85,- à ƒ 125,-
moeten kosten. Dit rijtuig, ofschoon veel goedkoper, hield zich lang niet zoo goed als enige andere
volgrijtuigen en het verdient overweging in ’t vervolg het beste op dit gebied aan te schaffen, wat op
den duur goedkooper uit komt.’ Nieuwe rijtuigen
werden echter niet meer besteld. Op veilingen zou
voortaan genoeg tweedehands te koop staan. Boezeman zal, zo mag worden aangenomen, voor zijn
aankoopadviezen provisie ontvangen hebben.
Dreigende staking
In januari 1910 zocht het bestuur van de Rooms
Katholieke Begrafenisvereniging contact met de
Zwolse Begrafenisvereniging. Van katholieke zijde
werd meegedeeld dat er problemen waren geweest
met de huurkoetsiers van de diverse stalhouders
en dat het vervoerscontract was beëindigd. Plotseling zat men zonder vervoer. Het contract van
de Zwolse Begrafenisvereniging, gesloten met
Diepenheim, liet het niet toe de katholieke vereniging hulp te bieden. Maar men voelde ook bij de
Zwolse nattigheid, hun contract liep aan het eind
van het jaar af en, zo dachten de commissarissen:
‘Het is blijkbaar de bedoeling onze Vereeniging
te doen verdwijnen terwijl de huurkoetsiers [de
particuliere stalhouders] dan zelf in verbinding
met de particuliere aansprekers de begrafenissen
wenschen te leiden.’
Diepenheim en de leden van de Bond van
Huurkoetsiers moesten ‘met bekwaame spoed’
bevestigen dat de tarieven aanvaardbaar bleven.
Als Diepenheim met een onbevredigend aanbod
zou komen, zou worden geprobeerd een rijtuigmaatschappij of een stalhouderij op te richten.
De prijsaanbieding die binnenkwam van
de Zwolse Stalhoudersbond vond men te hoog.
Besloten werd niet op de aanbieding in te gaan.
Terwijl de spanning bij de Zwolse Begrafenisvereniging opliep, had de katholieke vereniging
zijn zaken weer op orde. Men was, in geval van
nood, zelfs bereid de helpende hand te bieden
tegen tarieven die tot dan toe gebruikelijk waren.
De Zwolse vond het voorstel sympathiek, maar
hield het in beraad.
In september, nog enkele maanden voor
het oude contract met Diepenheim afliep, werd
duidelijk wie voortaan de rijtuigen zou berijden.
Inmiddels beschikte men over twee offertes; één
van de bond van huurkoetsiers en één van de
firma Hooglugt. De offerte van Hooglugt was het
laagst en verdiende ook de voorkeur omdat de
huurkoetsiersbond ook in een andere begrafenisvereniging deelnam. Door voor Hooglugt te
kiezen bleef de concurrentie buiten de deur, zo
werd gedacht. Volgens de directeur had Hooglugt
genoeg paarden ‘om onze vereeniging te kunnen
bedienen.’ Kort daarop overleed directeur Ridder, die ‘sedert de oprichting de betrekking boven
allen lof heeft bekleed.’
J. Oostindiën senior, 1911-1941
In de bestuursvergadering van 4 mei 1911, waarin
het overlijden van directeur Ridder werd herdacht, besloten de commissarissen terstond een
advertentie te plaatsen voor een opvolger. Vóór
20 mei moesten gegadigden zich melden. Aanspreker Meijer werd benoemd tot waarnemend
directeur en de boekhouding werd verzorgd door
ZHT3 2014 EPOS.indd 10 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 91
de heer Kok, die destijds ook op de vacature
Bolkestein had gesolliciteerd. Reeds op 3 juni
maakten de commissarissen een keus: ‘Van de
dertig sollicitanten van de opengevallen betrekking van Directeur der Vereeniging komt naar het
oordeel van de meerderheid der Commissarissen
het meest in aanmerking de Heer J. Oostindiën,
directeur der Zwolsche Tramweg Maatschappij,
omtrent wie de beste inlichtingen zijn verkregen.’
De heer J.C. Tjeenk Willink, ook commissaris
bij de Zwolse Tramweg Maatschappij, kende de
kwaliteiten van Oostindiën. De nieuwe directeur,
geboren in 1876 in Avereest, was voor menigeen
in Zwolle geen onbekende. Bovendien kwam ook
goed van pas dat hij op de hoogte was van dubbele
boekhouding. In de aandeelhoudersvergadering
kreeg Oostindiën op één na alle stemmen; Van
Setten gaf de voorkeur aan de heer D. Verkouw.
De benoeming geschiedde wel onder voorwaarden, want alle andere betrekkingen, behalve die
van de Tramweg Maatschappij, moesten worden
opgezegd. De directeur moest ook ‘een nieuwe
woning meer in het centrum van de stad betrekken.’ Voorgesteld werd de woning bij de stal te
verbouwen en te verhuren voor 200 gulden per
jaar. Aldus geschiedde. De verbouwing werd in
gedeelten uitgevoerd, pas na twee jaar oordeelden
de commissarissen dat ‘de keuken van de woning
van de Directeur kan worden geverfd en de serre
gesaust, terwijl aan de voordeur een electrische
bel zal worden gemaakt.’
Doortastend
Het jaar 1911 was niet alleen vanwege de directeurswisseling een enerverend jaar. Het aantal
begrafenissen viel behoorlijk tegen omdat de
vereniging een scherpe concurrent kreeg. De
stalhouders richtten namelijk zelf een begrafenis
onderneming op.
Maar Oostindiën bleek creatief en doortastend
te zijn; aanspreker Tadema moest verhuizen naar
Assendorp en daar voor meer bekendheid van de
onderneming zorgen. Ontslag dreigde als hij het
niet zou doen. Door verder een samenwerking
aan te gaan met de Maatschappij tot Nut van
’t Algemeen, die tweeduizend leden had, hoopte
men op meer begrafenissen.
In 1913 vroeg de Zwolse Begrafenisvereniging
een deelofferte aan de Rijtuigmaatschappij voor
het leveren van de lijkkoets en twee volgrijtuigen
bij Israëlitische begrafenissen. Ook hier deed zich
een kans voor op uitbreiding van de werkzaamheden. Mondeling werd het bedrag van ƒ 12,50
doorgegeven. Het was een bijzonder scherpe prijs.
Omdat Israëlitische begrafenissen geen klassenstelsel kenden, berekende men de laagste klasse.
De heer Marcus van de Israëlitische Begrafenis
Vereniging wenste een schriftelijke offerte te
ontvangen. Tot twee keer toe probeerde men het
mondeling te regelen. Hoe het is afgelopen, vermelden de bronnen niet.
Oprichting Zwolse Rijtuig Maatschappij
Het rijden met stalhouder Hooglugt voldeed
aanvankelijk uitstekend. De stalhouder zorgde er
voor dat de rijtuigen van de Begrafenisvereniging
correct werden bespannen en dat er op tijd werd
gereden, Maar de oude Hooglugt stopte ermee
Verslag in de Zwolse
Courant van 3 juni
1911 van de benoeming
van de nieuwe directeur
J. Oostindiën.
ZHT3 2014 EPOS.indd 11 29-09-14 12:12
92 zwols historisch tijdschrift
en een van zijn mede firmanten, de heer H.A.
Schuurman, trad ook uit. De zaak dreef nu nog
alleen op firmant G.P.P. Folkert, die echter voornemens was de stalhouderij op korte termijn van
de hand te doen. Hij deelde op 5 september 1913
per brief mee dat op 20 september het contract
zou worden beëindigd en drie dagen later de
publieke verkoop zou plaatsvinden. De situatie
van enkele jaren geleden dreigde zich te herhalen.
Zonder paarden en koetsiers lag het begrafenisbedrijf stil. Maar het mocht absoluut nooit gebeuren
dat het onzeker zou zijn of een uitvaart wel of niet
kon worden uitgevoerd. Directeur Oostindiën
was duidelijk over het probleem: ‘De firma Hooglugt heeft ons veel moeilijkheden bezorgd en ten
laatste voor een ernstig feit gesteld.’
Intussen liepen de gesprekken met de zich
groeperende stalhouders op niets uit. Eigenlijk
dachten die, dat door hun weigering het moment
dichter bij kwam waarop de Begrafenisvereniging
door de knieën zou gaan en ze eindelijk betere
tarieven konden afspreken. Maar er werd buiten
de waard gerekend. Mr. J. van Setten, advocaat
in Zwolle en een toekomstig aandeelhouder van
de Rijtuigmaatschappij, moest als stakingsbreker gaan fungeren en werd als stroman op pad
gestuurd. Hij kocht vóór de veiling uit, voorlopig
voor eigen risico, de complete stalhouderijinventaris van Folkert voor 5.000 gulden.
Direct daarna probeerde een groep vooraanstaande Zwollenaren, waaronder H.W. J. Rooijaards van den Ham, een wijnhandelaar, J.J. Tijl,
firmant van de Erven Tijl, mr. A. J. van Slooten,
griffier bij de Rechtbank en mr. B.P.G. van Diggelen, medeoprichter van de Begrafenisvereniging,
nu snel het benodigde startkapitaal bijeen te brengen voor de oprichting van een rijtuigmaatschappij. De intekening op de aandelen verliep naar
wens.
De Zwolse stalhouders waren zoals te verwachten viel woedend; één van hen gaf in het
openbaar zelfs blijk geen contract met de Begrafenisvereniging te zullen tekenen. Toch kregen
de stalhouders nog een laatste kans, maar nu probeerde de Begrafenisvereniging voorwaarden te
stellen. De stalhouders moesten oprijden voor de
oude tarieven en de begrafenisonderneming die
in 1911 mede door hen was opgericht en waarvan
ze ook voor de helft eigenaar waren, ontbinden.
Het stalhouderijpersoneel kon in dienst treden bij
de Zwolse Begrafenis Vereniging.
De stalhouders bogen niet. Beide partijen
zouden voortaan hun eigen spoor trekken. Spoedig daarna, op 26 november 1913,werd aan de
Rijtuigmaatschappij de Koninklijke Goedkeuring
voor de ontwerpakte verleend.
Twee-eenheid
De Zwolse Rijtuig Maatschappij stond inmiddels
in de steigers en ‘J. Oostindiën wordt verzocht en
verklaart zich bereid zich tijdelijk met de directie
der op te richten Maatschappij te belasten.’ Maar
tijdelijk duurde in dit geval lang. De directie van
de Rijtuigmaatschappij zou tot aan de liquidatie
ervan in 1972 in handen blijven van een Oostindiën. De Begrafenisvereniging en de Rijtuigmaatschappij waren door de Oostindiëns welhaast
onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Oostindiën had bij zijn aantreden tal van
nieuwe ideeën voor de uitbouw van de Rijtuigmaatschappij. Even na de oprichting haalde hij de
oude stalhouder Hooglugt terug voor acquisitie.
Advertentie in de Zwolse Courant met betrekking tot de oprichting
van de Zwolse Rijtuigmaatschappij.
ZHT3 2014 EPOS.indd 12 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 93
‘Door persoonlijk bezoek als door het verzenden
van circulairen, die op kosten van de Mij worden
verzonden, moet hij proberen oude klanten terug
te winnen.’ Oostindiën opperde ook ‘de wenschelijkheid te bepleiten dat de Maatschappij zich zal
gaan toeleggen op goederen vervoer.’ Als directeur
van de Zwolse Tramweg Maatschappij was hij op
de hoogte van het afnemende goederenvolume bij
de tramwegmaatschappijen. Vrachtauto’s waren
in opkomst en Oostindiën voorzag dat het bedrijf
voor de toekomst een bredere basis nodig had.
Bovendien beschikte hij over een uitstekend relatienetwerk. Zijn eigen aandeelhouders konden
hem brede ingang bij de bedrijven in Zwolle en
omgeving bieden. De commissarissen gaven om
onduidelijke redenen hun directeur echter geen
groen licht voor zijn innoverende plannen en
daarmee bleef de Rijtuigmaatschappij een semizelfstandig bedrijf: een zorgenkind in de schaduw
van de goed lopende begrafenisvereniging.
De voornaamste taak van de directeur bleef de
kwaliteit van het materieel, de paarden en het
‘oprijden’ hoog te houden. Daarnaast moest hij
ook proberen de aandeelhouders tevreden te stellen, maar dat viel niet altijd mee als de dividenduitkering laag was of soms niet plaatsvond.
Scherp inkopen en calculeren, maar ook slim
zijn bleef altijd geboden. Steeds weer met een
goed verhaal voor subsidie aankloppen bij de
Begrafenisvereniging was voor de Rijtuigmaatschappij een vaak terugkerend feit. Uit de correspondentie die gaat over aandelen overdracht, zien
we dat de stukken niet hoog gewaardeerd werden
en verkoop plaatsvond voor 30 à 50 procent van
de nominale waarde. Ook later, tussen 1935 en
1940, werden de aandelen van de Rijtuigmaatschappij die in het bezit waren gekomen van de
Begrafenisvereniging, op de balans gewaardeerd
voor één gulden.
Ondertussen probeerde Oostindiën samen
met rijtuigfabrikant Boezeman op veilingen voordelig een vigilante, victoria, landauer of coupé te
bemachtigen. Ook in het kleine probeerde men
scherp te blijven; de zweepkoetsier, de bijrijder,
kreeg kleding van goedkope stof maar ‘in kleur en
uitvoering geheel gelijk aan die van de koetsier.’
De kistenmaker Van Unen, ook aan de Nieuwe
Markt gevestigd, moest voor 36 gulden boven
de stal een ‘slaapkamertje afschieten’. Nu de stal
beschikte over een telefoonaansluiting moest
er ook iemand aanwezig zijn om ‘telefonische
bestellingen van rijtuigen op te nemen, terwijl
des avonds na zeven uur om beurten zal worden
wacht gehouden door het stalpersoneel. De directeur zal voor het stalpersoneel een dienstrooster
opmaken.’ Het onderhoud van de rijtuigen kreeg
ondanks de ‘dure tijden’ van de Eerste Wereldoorlog toch alle aandacht, want men besloot de
nodige herstellingen aan het materieel te laten uitvoeren en ‘niet op betere tijden te wachten’.
Paarden
De veearts Lubberink had zich erover beklaagd,
dat hij die ‘vroeger van de stal van Hooglugt de
praktijk uitoefende, thans daarvan was verstooken.’ Besloten werd dat de ‘directeur de heer Lubberink zal uitnoodigen om aandeelhouder in de
Zwolsche Rijtuig Maatschappij te worden. Wordt
hij dat, dan zal de praktijk het eene jaar den aandeelhouder Tervoert en het andere jaar aan den
J. Oostindiën sr.
ZHT3 2014 EPOS.indd 13 29-09-14 12:12
94 zwols historisch tijdschrift
aandeelhouder Lubberink worden opgedragen.’
Toch probeerde men de vrije beroepsbeoefenaren nog wat steviger aan te pakken. ‘Na enige
bespreking wordt besloten bij de veearts Lubberink aan te vragen of deze bereid is de paarden
van de Rijtuigmaatschappij tegen vaste som te
behandelen, in welke som de geneesmiddelen
moeten zijn inbegrepen, daarbij aannemende, dat
het minimum waarmee rekening moet worden
gehouden, zes paarden zal bedragen.’
Lubberink probeerde het met de directeur op
een akkoordje te gooien en dat scheen te lukken.
De directeur deelde in een bestuursvergadering
mee, dat door Lubberink een vast contract werd
ontraden. Hij was echter bereid de praktijk uit te
oefenen tegen ƒ 0,75 per visite. Geneesmiddelen
kostten ongeveer ƒ 1,25 per keer. ‘Besloten werd
Dr. Lubberink op te dragen gedurende het jaar
1915 de behandeling der paarden onzer Maatschappij op zich te nemen.’ Regelmatig moest de
veearts verschijnen bij langdurig zieke paarden.
Kreupelheid en verwondingen kwamen veel voor.
De veearts dr. Tervoert, een door en door
paardenman, kwam ook regelmatig over de vloer
als het niet zijn praktijkjaar was omdat hij tevens
directeur was van de ‘Paarden- en Veeverzekerings
Maatschappij’. Een ziek paard dat buiten gebruik
werd gesteld bleef flink geld kosten, want het voederen en de verzorging gingen door. Soms werd
er dan ook strijd geleverd om de uitbetaling van
verzekeringsgelden. Eens werd al meer dan een half
jaar een paard in observatie gehouden dat gewond
was aan de voet, het had in een spijker getrapt. De
verzekering wilde maar niet betalen en dat werd
toch wel eens tijd. Ondertussen moest wel een vervangend paard worden aangeschaft, bij voorkeur
‘een merrie voor den prijs van ongeveer ƒ 600, -.’
Ook stond er nog een kreupel paard op stal dat de
verzekering wel bereid was te onteigenen ‘en de verzekerde waarde zijnde 80 procent van ƒ 600,- uit te
keren.’ Soms ook had een paard kiespijn, een losse
hoef, of was het gek geworden. Niet alleen vanwege
ziekte werden paarden vervangen. ‘Het paard dat
onlangs op de Thomas a Kempisstraat is geschrokken voor de Dedemsvaartsche Stoomtram, die
stoom uitliet, is genezen.’ Maar in het belang van de
maatschappij werd het toch beter geacht het paard
van de hand te doen; de schade aan eigen materieel
viel gelukkig mee.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog schoten de prijzen van het krachtvoer en ruwvoer omhoog. De
directeur merkte fijntjes op dat nu de Rijtuigmaatschappij het moeilijk had, alle aandeelhouders
zich voortaan maar moesten laten rijden door hun
eigen bedrijf, dan zouden ook ‘de baten ruimer
vloeien’. Ondertussen vroeg men ‘vanwege de dure
tijden’ de Begrafenisvereniging om een toeslag
van 10 procent.
Met zo’n tien paarden op stal, waaronder ook
het paard van Doijer (van de likeurstokerij) was er
heel wat nodig voor voer en verzorging. Op jaarbasis alleen al aan haver 223 hectoliter, en verder
67.000 pond hooi en 18.000 pond stro (hooi en
stro werden vroeger afgewogen in ponden). In
drie jaar tijd waren de exploitatiekosten voor de
paarden explosief (26 procent) gestegen. De kosten voor de paarden beliepen in 1917 meer dan
de helft van de inkomsten, die ruim 8500 gulden
bedroegen.
De aanvoer van hooi en stro en de afvoer van
mest waren natuurlijk in de bekrompen stadssituatie niet eenvoudig. Voor de haveropslag bestond
een muisvrije haverkamer. Soms kwamen de leveranties van ver in betrekkelijk kleine hoeveelheden
aan, want de opslagruimte in de stal bleef krap.
Haverbosstro werd betrokken uit Rheezerveen
bij Hardenberg, soms in combinatie met stalhouder Overbeek. Oostindiën schreef: ‘Wil beide
partijen [twee van elk 3000 pond] afzonderlijk
houden bij opladen tramwagen. Dus niet door
elkaar laden. Gelieve s.v.p. vooral bij goed weder
te laden en partijen af te dekken.’ Gerrit Pelleboer
aan de Bisschopswetering in Mastenbroek was de
leverancier voor hooi. Op 17 oktober 1923 kwam
daar een briefje van Oostindiën aan met de vraag:
‘Beleefd verzoek ik U bij goed weder mij Maandag
6000 pond hooi te doen bezorgen.’ De paardenmest moest door de optredende broei en stankoverlast regelmatig worden afgevoerd. De gier liep
aanvankelijk door de stalgoot naar de straatgoot
en verdween daarna in de riolering. In 1917 werd
vanuit de stal een rechtstreekse aansluiting op de
riolering gemaakt.
ZHT3 2014 EPOS.indd 14 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 95
Toen aandeelhouders de dividenduitkering van
de Rijtuigmaatschappij in 1915 door ‘de benarde
tijdsomstandigheden’ aan hun neus voorbij zagen
gaan, werden ze in de algemene vergadering
opeens oplettend. De directeur lanceerde een
voorstel voor de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten, terwijl de heer baron Van Haersolte de
aandacht vestigde op ‘de voedering der paarden,
die zijns inziens te luxueus is, immers zou minder
haver en daarom maïs, melasse of borstel gevoerd
kunnen worden. De heer Wijnaendts is het hiermede niet eens, en acht het voor paarden in een
bedrijf als het onze noodzakelijk als krachtvoer
wordt gevoederd.’
To be or not to be
Door contacten met notaris Bosch uit ’s-Gravenhage kwamen de commissarissen aan de weet dat
de stalhouderij van wijlen zijn moeder de weduwe
Bosch aan de Blijmarkt te koop zou komen. De
directeur had contact gezocht met notaris Bosch
en opende de onderhandelingen. Taxateur Esjer
(bedoeld zal zijn Escher) uit Amsterdam had de
zaak beoordeeld en ‘aldus bepaald: 11 paarden
ƒ 5000,-; 35 rijtuigen ƒ 1750,-; tuigen, dekens, enz.
ƒ 500,- ; gebouwen ƒ 8500,- ; waarde zaak [goodwill] ƒ 750,-, te samen ƒ 16.500,-.’ Algemeen achtte
men deze taxatie te laag. De commissarissen
besloten een bod van 21.000 gulden uit te brengen, maar het mocht ook duizend gulden meer
worden. Het was een ‘Questie van to be or not to
be’, zo vond voorzitter Rooyaards van den Ham,
want ‘Wil de Maatschappij bloeiend worden dan is
aankoop van de stal Bosch voor ons geëischt, want
hebben wij die, dan is het geheele stalhoudersbedrijf in Zwolle zo goed als in onze handen. De
andere stalhouders zijn dan van ons afhankelijk.’
Tijdens de onderhandelingen werd nog de
toezegging gedaan dat het personeel inclusief Van
Riel kon worden gehandhaafd. Twee maanden
later kreeg men te horen dat het bod niet werd
geaccepteerd en in een laatste ontmoeting met
notaris Bosch kreeg men te horen: ‘Bied eerst eens
ƒ 35.000,-.’ Van aankoop moest nu definitief worden afgezien, zo concludeerden de commissarissen na bijna twee jaar onderhandelen in de herfst
van 1917. De bekende stalhouderij aan de Blijmarkt werd tenslotte overgenomen en voortgezet
door Diepenheim.
Fooien
Het fooienstelsel zoals dat vroeger functioneerde
in het geven van vrijwillige giften aan dienstbare
ondergeschikte personen voor bewezen diensten,
was definitief uit de gratie. De kasboeken en het
Algemeen Register uit de eerste jaren van de
Begrafenisvereniging geven een aardig beeld van
degenen die fooien ontvingen. Het personeel van
de eigen vereniging en de ingehuurde koetsiers
Huurcommissie
Aan de Wolweverstraat bezat de Rijtuigmaatschappij sinds 1916 een koetshuis met afzonderlijke bovenwoning. Aan deze bovenwoning heeft Oostindiën nog lange tijd speciale herinneringen behouden. Vanuit het nog aanwezige brievenboek wordt duidelijk dat men heel veel te stellen heeft gehad
met een familie Sjardin. De Rijtuigmaatschappij wilde ontruiming van het
pand om er een dienstwoning van te maken. Bovendien verwaarloosden de
huurders de woning, maar zij weigerden te vertrekken. Uiteindelijk moest
Oostindiën in 1922 voor de gemeentelijke huurcommissie verschijnen. Wat
hem na afloop op weg naar huis overkwam, beschrijft hij de volgende dag
in een brief aan deze commissie:
‘Mijne Heeren,
Ik heb de eer U mede te deelen dat gisteravond, na verschijning voor
Uwe commissie, mij huiswaarts begevende, ik op de Oude Vischmarkt door
den heer P.J. Sjardin in gezelschap van diens vrouw en nog een vriend werd
gemolesteerd.
Ten aanhoore van voorbijgaand publiek werden mij zeer ongepaste
woorden toegevoegd en dreigementen geuit, o.m.: De vuist ballende mij
even in het aangezicht rakende werd gezegd mij van kant te zullen maken
indien hij mij op ’t moment alleen voor zich had. Ware hij niet door zijn
vrouw tegengehouden, zou hij tot handtastelijkheden zijn overgegaan.
Verder gaande werd mij toegeroepen mij in acht te doen nemen daar hij
ter eeniger tijd mijn persoon tot riemen zoude snijden.
In verband hiermede verzoek ik U beleefd bij eventueel volgende verschijning voor Uwe commissie mij te verschoonen het gezelschap van den
heer Sjardin te doen deelen.
Hoogachtend,
Uwen J. Oostindiën.’
Of Sjardin spoedig na het incident het huis heeft moeten verlaten is niet
bekend, maar de stalbaas Luttenberg betrok in 1923 de dienstwoning.
ZHT3 2014 EPOS.indd 15 29-09-14 12:12
96 zwols historisch tijdschrift
was het de eerste jaren verboden, ‘in welken vorm
of welk voorwendsel ook’, fooien aan te nemen.
Maar de directie zelf was tamelijk royaal bij het
uitdelen ervan.
Koetsiers in particuliere dienst werden nogal
eens ingezet bij een eerste klas begrafenis. Bij
zo’n begrafenis was het eigen wagenpark niet
toereikend. Men leende dan van bevriende huizen, meestal ook aandeelhouders, een volledige
bespanning met koetsier. Bij de begrafenis van de
bekende Zwollenaar W.A. Elberts in 1903 werd
ondermeer het rijtuig van Tijl ingezet. Ook van
de huizen van Eekhout, Schaepman, Van Laer,
Van Royen, baron van Voorst tot Voorst en van
Huize de Kolkhof in Laag Zuthem leende men
regelmatig bespanningen. De koetsiers ontvingen
dan ongeveer twee gulden voor zichzelf en twintig gulden om af te dragen. Hoge bedragen, want
voor het oprijden van een volgrijtuig ontving een
stalhouder uit de stad slechts een derde van dat
bedrag. Het waren echter niet alleen deze koetsiers die een fooi ontvingen maar ook een huisknecht, een loopmeisje of stationspersoneel kreeg
soms enkele guldens toegestopt.
Bij een eerste klas begrafenis in 1906 werden
fooien aan drie dienstboden, drie werkvrouwen,
zes knechten en vier dragers uitgedeeld. Ieder
kreeg een rijksdaalder. Bij een andere begrafenis
kregen ‘elk der acht dienstboden vijf gulden’. Voor
bewezen diensten bij de begrafenis van de douarière J.D. van Nahuys deelde ook de veldwachter
mee in een fooi van een paar gulden. Enkele timmerlieden ontvingen ieder een gulden voor het
opruimen van beddengoed.
Einde van de Zwolse Tramweg Maatschappij
Al gedurende lange tijd leed de Zwolse Tramwegmaatschappij een kwijnend bestaan. Andere,
snellere vormen van vervoer deden aan het begin
van de twintigste eeuw hun intrede. In 1919
kwam in Zwolle een einde aan het rijden van de
paardentram. Oostindiën, die als directeur de
liquidatie van de Tramweg Maatschappij moest
voorbereiden, zag toch nog enkele krenten in de
exploitatie van de tram die prima zouden passen
bij de Rijtuigmaatschappij. ‘Besloten wordt aan de
bewoners van ’t Spoolderpark [de huidige Strick
van Linschotenlaan en omgeving] een aanbieding
te doen en om acht en een half, twaalf en een half
en vier uur op iedere werkdag een rijtuig te laten
loopen naar de markt of naar Spoolderpark en op
Woensdag, Donderdag en Zondag van zeven en
een half uur ’s avonds voor ƒ 60,- per week.’
Het Spoolderpark was omstreeks 1920 ontstaan en vormde tot de annexatie van Zwollerkerspel de grens met Zwolle. In het ontwerp van
de ‘Heerenhuizen’ was meestal ook een dienstboden kamer opgenomen. Als service aan deze
bedienden hadden de bewoners gezorgd dat op
gezette tijden gratis vervoer van en naar de stad
beschikbaar werd gesteld. Voortaan zou tweemaal
per week een rijtuig voor de dienstboden worden
besteld voor ƒ 3,50, indien met twee paarden, en
voor ƒ 2,50 indien met één paard gereden werd.
Zeker was toen echter al wel dat de tijden
gingen veranderen, want in dezelfde vergadering werd ook ‘over de aanschaf van auto’s voor
onze Mij lang gesproken. De directeur ontvangt
opdracht om bij de heer Sietsma te informeren, of
met hem een contract kan worden afgesloten.’ Met
Sietsma, garagehouder op de Ossenmarkt, kwam
men nog niet tot een akkoord omdat hij ‘zijn
geheele affaire voor een ton gouds te koop heeft
aangeboden.’ De prijs was dus duidelijk te hoog.
Maar één ding leek echter zeker: de auto’s waren in
aantocht.
Tussen de wereldoorlogen
Steeds meer beseften de stalhouders die het bedrijf
nog wilden voortzetten dat het tijd werd de handen
ineen te slaan en met ruziën op te houden. Vooral
de dreigende internationale economische crisis
versterkte de neiging tot schaalvergroting, terwijl
ook de concurrentie van de auto’s zich deed gevoelen. Met Diepenheim, de voorzitter van de stalhouders, werd in 1919 afgesproken dat indien men
materieel te kort kwam, over en weer zou worden
geholpen. Toen stalhouder Van Til in de Smeden
met zijn bedrijf stopte, kocht de Rijtuigmaatschappij op de veiling een vigilante en een coupé. Voor
aankoop van rijdend materieel was het niet meer
noodzakelijk veilingen in het westen van het land te
bezoeken. Het aanbod van tweedehands rijtuigen
en stalbenodigdheden werd ook in de regio groter.
ZHT3 2014 EPOS.indd 16 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 97
‘Van Mr. Van Laer werd wegens afschaffing
diens geheele stalinventaris bestaande uit een
viertal rijtuigen, een 2 paards gareeltuig en flinke
tuigenkast gekocht voor ƒ 1025,-. Onder deze rijtuigen bevond zich een mooie éénpaards gummi
landauer. Dit rijtuig alleen wenschte de eigenaar
niet te verkoopen.’
De Rijtuigmaatschappij bleef voorlopig vasthouden aan paarden, want in 1921 nam men het
besluit niet deel te nemen in de oprichting van de
automobielgarage Derksen, die zich ging vestigen
in een oude kuiperij in de Voorstraat. Het is niet
ondenkbaar dat de grote investeringen de commissarissen hebben weerhouden. Bovendien dacht
men bij de Rijtuigmaatschappij, mede om financiële redenen, nog niet aan het gebruik van auto’s.
Maar bij de Begrafenisvereniging, die uitstekend
bij kas zat, lag dat anders. Men sprak daar intussen
(1922) volop over de aanschaf van een auto.
In Huize Eekhout stond nog een prachtige tuigenkast die de gemeente wel wilde verkopen. De
meestal krappe beurs van de Rijtuigmaatschappij
bracht de directie op het idee de kast te laten aankopen en te laten stellen op kosten van de Begrafenisvereniging. De directeur werd gemachtigd
eventueel zaken te doen. Hij beschikte over een
goed zakelijk inzicht en had ook vaak succes. In
tijden van oorlogsdreiging, toen men zich tegen
molestrisico moest verzekeren, wist hij zelfs het
bedrijfskapitaal nog uit te breiden en zeventig
aandelen bij vier nieuwe aandeelhouders te plaatsen. Niet alleen uit zijn salaris verhoging bleek van
tijd tot tijd de waardering voor de directeur, ook
aan secundaire arbeidsvoorwaarden werd gedacht
en op kosten der Maatschappij werd in 1923 een
telefoontoestel geplaatst in de slaapkamer van de
directeur.
Investeren in een onzekere tijd
De bedrijfsresultaten vertoonden in de jaren twintig een wat positiever beeld. Met enige regelmaat
werden kleine beleggingsvoorstellen gedaan of
men probeerde in de directe omgeving vastgoed
aan te kopen. In de Walstraat werd een stal aangekocht voor ruim vijfduizend gulden. Het onderste
gedeelte werd in eigen gebruik genomen en de
zolders verhuurd. Zo langzamerhand bezaten de
beide NV’s een conglomeraat van eigen gebouwen
in de omgeving van de Nieuwe Markt.
De jaarverslagen van de Rijtuigmaatschappij
over 1923 en 1924 geven aan dat de overgang van
paardentractie naar auto’s toch voorzichtig op
gang kwam, een ontwikkeling die met zorg tegemoet werd gezien: ‘Het algemeen zich voordoende verschijnsel van velerlei oorzaken het gevolg,
dat in min of meerdere mate teruggang van zaken
in het stalhouders bedrijf valt waar te nemen,
openbaarde zich ook bij ons. Zijn de huidige tijdsomstandigheden hier allerminst vreemd aan, ook
het toenemend autoverkeer moet daarnaast niet
Baas en knecht
Het personeelsbeleid was door de eenhoofdige leiding van beide NV’s strak georganiseerd. Als het zo
uitkwam was Oostindiën streng. De commissarissen van de Begrafenisvereniging bogen zich in 1921
over een brief van hun directeur die zich beklaagde over het ‘onhebbelijk optreden van drager Budde
naar aanleiding van een hem opgelegde boete, wegens het op de treeplank van een volgrijtuig gaan
staan na afloop van de begrafenis van mevrouw Wicherlink, hetgeen streng verboden is.’ Budde moest
in de vergadering verschijnen. ‘De voorzitter vindt Budde’s optreden bedenkelijk en vraagt de man of
hij nog iets in het midden heeft te brengen.’ De werknemer gaf als verklaring dat hij na de begrafenis een
eind had meegereden, ‘omdat hij gewacht had op het aannemen van het bloemenmandje, waarvoor hij
echter geen opdracht had gekregen. Hij moest nog een begrafenis bijwonen en vreest te laat te komen.
Na de beboeting heeft hij zich kras uitgelaten tegen den directeur en meent daartoe gerechtigd te zijn,
omdat hij toen niet meer in dienst was der begrafenisvereniging.’ De commissarissen deelden de mening
van Budde niet en na zijn vertrek werd besloten hem te ontslaan als drager.
ZHT3 2014 EPOS.indd 17 29-09-14 12:12
98 zwols historisch tijdschrift
De lijkkoets staat
gereed voor de begrafenis van pastoor Eshuis,
11 november 1936.
De Rooms Katholieke
Begrafenisvereniging
gebruikte het materieel
van de Zwolse Begrafenisvereniging. (Collectie
HCO)
De begrafenisstoet van
pastoor Eshuis op de
Grote Markt. (Collectie
HCO)
ZHT3 2014 EPOS.indd 18 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 99
uit het oog worden verloren’. En in 1924 verzucht
–
te de directie: ‘Het toenemend autoverkeer heeft
tengevolge dat de opbrengst van de ritten van jaar
tot jaar minder wordt.’ Een kleine rekensom leert,
dat in drie jaar tijd de inkomsten van de ritten met
bijna 40 procent en die van de trouwpartijen met
30 procent waren gedaald. Toch moest er in 1928
een nog zwaardere klap geïncasseerd worden:
‘De verminderde opbrengst van de ritten is grootendeels een gevolg van de concurrentie aangedaan door de dit jaar in exploitatie gebrachte
Stads-autodienst.’
Natuurlijk viel de grootste en meest stabiele
bron van inkomsten, het oprijden bij begrafenis
–
sen nog niet weg. Maar een enkele stalhouder,
zoals Zwartjens, zag in de opmars van de auto al in
1930 aanleiding om met z’n bedrijf te stoppen. De
Rijtuigmaatschappij pikte er een graantje van mee,
want ‘door het ophouden van de stal Zwartjens
komt tegenwoordig iets meer leven in onze stal,
maar het aantal ritten blijft gering.’
Stalhouder Diepenheim, waarmee de Rijtuig
–
maatschappij jaren lang een zakelijke relatie had
gehad, bood op Driekoningen (6 januari 1931)
zijn zaak aan de Rijtuigmaatschappij te koop aan
voor 20.000 gulden. Commissaris Tjeenk Wil
–
link voelde wel voor overname. Waarschijnlijk is
men niet tot een akkoord gekomen, want in mei
van het volgende jaar vonden onderhandelingen
plaats tussen directeur Hollander van de Zwolse,
de in 1928 opgerichte NV Nieuwe Begrafenis Ver
–
eniging en Diepenheim over de tarieven die men
wilde gaan hanteren voor Patrimonium (de voor
–
loper van de Monuta Stichting), een potentiële
concurrent die in Apeldoorn 5000 leden had.
In het voorjaar van 1933 werd dan toch de
grote sprong genomen, want er waren ‘twee auto
–
mobielen’ (van het Duitse merk Horch) gekocht
die gereed gemaakt moesten worden om ‘als volgrijtuigen te dienen bij begrafenissen per auto.’ De
directeur moest proberen een chauffeur te vinden
‘die voorkomende reparaties’ kon uitvoeren.’ Een
paar maanden later werd ook een kleine Opel
voor 1375 gulden gekocht. Indien het echt nodig
zou blijken, mocht de directeur ook nog een
kleine Surge voor 1440 gulden aanschaffen. Uit de
verslaglegging van de voorjaarsvergadering van
Boven: Reclamemateriaal van de Zwol
–
se Rijtuigmaatschappij,
uit de jaren dertig.
Voorkant van een folder
van de Zwolse Begra
–
fenisvereniging uit de
jaren dertig. Van de
afgebeelde auto’s zijn
nummer twee en drie
Horch automobielen.
ZHT3 2014 EPOS.indd 19 29-09-14 12:12
100 zwols historisch tijdschrift
1934 valt te lezen dat ook de tweede auto een Opel
was geworden en dat als chauffeur een zekere
Riezebosch was aangesteld voor vier gulden per
week. De chauffeurs moesten de helft van de
kleermakerskosten van hun kleding zelf betalen,
maar als ze ‘over enig jaar geen schade [aanrijdingen] hebben opgelopen’, kregen ze de gemaakte
kosten terug.
Ongeveer tien jaar later dan de Begrafenisvereniging was nu ook de Rijtuigmaatschappij uitgerust met auto’s. De ingebruikname in 1933 van de
begraafplaats Kranenburg, evenals Bergklooster
op grotere afstand van de stad, deed het transport
met auto’s toenemen. Maar regelmatig vonden
toch nog wel aan- en verkopen plaats van tweedehands rijtuigen, waarvan de prijzen intussen flink
waren gedaald. Voor hooguit 300 gulden werden
nu de gewenste rijtuigen gekocht, terwijl men
vroeger voor een rijtuig een paar duizend gulden
moest neertellen.
De eerste auto’s bij de Begrafenisvereniging
In 1922, dus ruim tien jaar eerder dan bij de
Rijtuigmaatschappij, kwam bij de Begrafenisvereniging de vraag al aan de orde ‘of het wenschelijk wordt geacht een lijkauto aan te schaffen.’ In
stilte was er over deze vraag al lang en grondig
nagedacht. De directeur gaf een uitvoerige uiteenzetting hierover met een kostenberekening. Hij
betoogde dat hij het ‘als het zijn eigen zaak gold,
wel zou durven. Maar als directeur der Vennootschap ben ik wat huiverig, waar het gaat om het
aanschaffen van een lijkauto. Het is immers bij
benadering niet na te gaan, of de auto voldoende
zal worden gebruikt om kosten en afschrijving te
dekken en een matige winst te behalen. Als mijn
zoontje een paar jaar ouder was en als chauffeur
dienst zou kunnen doen en andere werkzaamheden zou kunnen verrichten dan zou ik beslist tot
aanschaffen adviseren.’
De kwestie werd daarna nog van alle kanten
bekeken en de vergadering kwam tot de slotsom
dat ‘aanschaffing een groot risico zal meebrengen.
Vooral ook, omdat een vaste chauffeur een eerste
vereiste is, terwijl de auto niet beslist noodzakelijk
is om het bedrijf goed te doen marcheren.’ Besloten werd ‘voorlopig nog geen lijkauto te koopen
en intusschen den directeur te machtigen de automobielen tentoonstelling te Amsterdam [de RAI]
te bezoeken.’ Hij moest zich maar eens oriënteren
op ’t gebied van lijkauto’s.
Een jaar later had Oostindiën voor eigen rekening een auto aangeschaft die ook in dienstverband kon worden ingezet, want ‘aan den directeur
zal een vergoeding van ƒ 0,05 worden gegeven
voor elken kilometer door zijn auto in dienst der
vereniging afgelegd.’
In 1924 was het dan toch zover dat door de
directeur het aanschaffen werd bepleit ‘van een
autokistwagen, waardoor het vervoer van de kisten naar de sterfhuizen belangrijk zal worden vergemakkelijkt, terwijl hierdoor veel tijd zal worden
bespaard. Hij wenscht deze auto zoo in te zetten,
dat deze tevens voor particulier gebruik zal kunnen dienen en hem tot ontspanning strekken om
b.v. Zondags mede uit rijden te gaan.’
De commissarissen bedankten de directeur
voor zijn creatieve manier van denken. Hij mocht
de auto bestellen voor 4.000 gulden en ook voor
ontspanning van zijn gezin gebruiken. Tijdens
de Algemene Vergadering van 1925 werd meegedeeld dat ‘een auto, merk Dodge was aangeschaft,
eens deels voor het bedrijf, anderdeels voor ontSpeelbal
Op 22 augustus 1926 gaf het bestuur van de bekende sportvereniging ZAC
aan de Rijtuigmaatschappij opdracht ‘ten behoeve en voor rekening van de
Voetbal Ver. R.V. en A.V. Excelsior, een rijtuig met 2 paarden aan het Station alhier ter beschikking te stellen ten einde het Rotterdamse Elftal naar
en van het sportterrein Veerallee te rijden.’
De rekening kon gestuurd worden naar de Heer W. Coalsen, Oosteinde
20a, Rotterdam. Twee keer kwam echter de postkwitantie van zeven gulden onbetaald terug. Op een ander adres in Rotterdam lukte het ook niet.
Oostindiën kreeg zelfs geen opgaaf van reden voor de weigering. Ook ZAC
voelde er niets voor de gemaakte kosten te vergoeden, nu verhoogd met 50
cent onkosten, ‘maar deze bedragen meer.’
Waarschijnlijk zijn de ZAC bestuurders te goed van vertrouwen
geweest toen het verzoek voor het vervoer van het elftal uit Rotterdam binnenkwam. De opgegeven naam C[G]oalsen doet vermoeden dat de Zwollenaren een poets is gebakken. Hoe dan ook, de Rijtuigmaatschappij kon
fluiten naar de centen.
ZHT3 2014 EPOS.indd 20 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 101
spanning van de directeur.’ Twee jaar na aanschaf
leverde de auto al een forse bijdrage op in de
winst. De directeur kreeg een pluim en een gratificatie van 400 gulden, waarvan de helft onder
voorwaarde dat hij daarvoor veertien dagen op
reis zou gaan en ‘zich geheel aan het bedrijf onttrekt.’
Met garagehouder Sietsma liep ondertussen
al enige tijd een soort van leasecontract voor de
levering van een lijkauto. In 1926 kreeg hij voor
iedere kilometer ongeveer 30 cent, een kwartje
minder dan in het eerste contract. Waarschijnlijk
is het voor Sietsma geen vetpot geweest, want drie
jaar later zei hij het contract op en werd ‘het autotransport van lijken voortaan in eigen beheer uitgevoerd.’ Omdat het de Begrafenisvereniging niet
aan middelen ontbrak om voor eigen rekening een
lijkauto aan te schaffen, werd zonder veel discussie aan de voorzitter en de directeur gevraagd een
auto uit te kiezen voor ongeveer 7.500 gulden. Na
een tijdje zoeken was het zover: ‘De directeur die
vele wagens heeft gezien, stelt voor een auto merk
Nash [Amerikaans] aan te schaffen, waarvoor
de prijs ƒ 7.410,- zal bedragen, chassis ƒ 4.260,-,
carrosserie ƒ 3150,-.’ Besloten werd de wagen te
kopen.
In tegenstelling tot de Rijtuigmaatschappij
heeft het de Begrafenisvereniging in de crisisjaren nooit aan financiële middelen ontbroken. In
1937 werd voorgesteld het pand Nieuwe Markt
14 aan te kopen. Ingezet op 4500 gulden mocht
het pand zo nodig nog voor drieduizend gulden
meer worden aangekocht. De voormalige eigenaar, slager Ostmann, bleef voorlopig huurder.
Maar twee jaar later had Ostmann zeven weken
huurachterstand opgebouwd, waardoor hij
voortaan ƒ 3,25 per week meer huur moest betalen. Een maand later volgde opnieuw een verhoging, nu bedroeg de huur al bijna tien gulden per
week.
J. Oostindiën junior
In het voorjaar van 1941 vroeg directeur Oostindiën zijn ontslag aan, hij was toen 65 jaar. Tijdens
de aandeelhouders vergadering in februari van
het volgende jaar werd hem op de meest eervolle
wijze ontslag verleend.
J. Oostindiën jr. werd ‘benoemd als opvolger
van zijn vader op voorwaarde dat hij ook directeur van de Zwolsche Begrafenis Vereeniging is.’
De commissarissen deelden ook mee waarom
deze koppeling werd gelegd: ‘Voor de Rijtuig Mij
is het namelijk van zeer groot belang dat de beide
vereenigingen nauw met elkaar verbonden zijn en
de Rijtuig Mij tot haar leedwezen haren directeur
slechts een zeer matig salaris kan toekennen.’ Subsidies, donaties en zelfs de premie voor de pensioenregeling van de directeur werden verstrekt
door de Begrafenisvereniging.
Altijd ook heeft de Begrafenisvereniging eigen
materieel gehad dat werd opgereden door de
Rijtuigmaatschappij. Uit een vergoedingsoverzicht uit 1942 blijkt dat het rijdend materieel van
de Begrafenisvereniging toen bestond uit een
lijkwagen, drie volgrijtuigen, twee auto’s en een
kistenwagen. In ditzelfde jaar omvatte het rijtuigmaterieel van de rijtuigmaatschappij: één coupé,
één brik en vier landauers. Het materieel en de
inventaris verkeerden in een slechte staat, ‘aangeJ. Oostindiën jr.
ZHT3 2014 EPOS.indd 21 29-09-14 12:12
102 zwols historisch tijdschrift
zien de zadelmaker hoegenaamd geen materiaal
heeft voor vernieuwing en de schilder wegens
werkzaamheden voor de Wehrmacht, geen tijd
heeft voor het opnieuw lakken en schilderen van
de rijtuigen.’ Van de rijtuigen waren diverse wielen
in plaats van de gebruikelijke gummibanden nu
voorzien van stroken autoband.
Hoewel alleen het jaarverslag van 1942 voorhanden is, blijkt al wel dat de exploitatie van de
auto’s steeds moeilijker werd. Auto’s mochten
alleen worden ingezet voor patiëntenvervoer
op korte afstand. De stalhouderij had in dat jaar
goed gedraaid, maar ‘de oorzaak van dit gunstige
verloop is een belangrijk gevolg van de genomen
overheidsmaatregelen, waardoor hoegenaamd
geen particuliere- en verhuurauto’s meer loopen,
hetgeen de rijtuigverhuur aanmerkelijk gunstig
beïnvloed heeft. Indien de mogelijkheid bestaan
had de stalhouderij uit te breiden, waren de
resultaten zeker nog veel gunstiger geweest.’ De
opbrengsten voor de ritten en de trouwerijen
waren enorm gestegen en dit zou nog veel hoger
geweest zijn ‘indien niet van overheidswege de
bepaling was gemaakt, dat het aantal paarden niet
hooger mag zijn dan op 10 Mei 1940. Aangezien
wij slechts de beschikking hebben over zes paarden, kan van trouwerijen hoegenaamd geen werk
gemaakt worden, omdat wij gewoonlijk niet in
staat zijn, het gevraagde aantal rijtuigen te leveren.’
De begrafenisstoet van
ds. Van Noppen in
de Diezerstraat,
op 20 februari 1954.
ZHT3 2014 EPOS.indd 22 29-09-14 12:12
zwols historisch tijdschrift 103
De hartenkreet die de secretaris van de Rooms
Katholieke Begrafenisvereniging slaakte in zijn
jaarverslag over 1943 en 1944, zal ook zeker voor
de Rijtuigmaatschappij gegolden hebben: ‘Veel
schade en leed is door den bezetter de levenden
aangedaan, doch ook de dooden werden niet
met rust gelaten. Waren vroeger voor bespanning en aantal der volgrijtuigen geen voorschriften noodig, thans mocht slechts één volgrijtuig
bespannen met één paard de lijkwagen volgen.’
Benzinedampen voor paardengeur
Zodra de oorlog voorbij was probeerde men
natuurlijk zo snel mogelijk de draad weer op te
pakken. Rijtuigen moesten worden opgeknapt,
paarden bijgekocht en de auto’s weer worden
opgelapt. Eerst golden er in Zwolle nog de regels
van het Militair Gezag voor het gezamenlijk
gebruik van een lijkauto, maar al in 1947 wist men
een aankoopvergunning te bemachtigen voor de
aanschaf van een nieuwe auto voor 5.000 gulden.
Door de opgelegde prijsbeheersing werd er dik
verlies geleden, de exploitatie van de auto’s en van
de paarden was negatief. Voor de paarden zou dat
ook zo blijven tot de verkoop er van in 1954.
Toen de levering van auto’s weer op gang was
gekomen, investeerde de Rijtuigmaatschappij met
geleend geld van de Begrafenisvereniging in de
aankoop van enkele zevenpersoons auto’s. Steeds
vaker werden de begrafenissen uitgevoerd met
auto’s en bleven de paarden op stal staan. Kort voordat de paarden van de hand werden gedaan, verruilden deze nog de stal voor het weiland van boer
Dubbeldam aan de IJssel. Een enkele keer werden
ze nog aangespannen, maar in de commissarissenvergadering van 23 maart 1954 viel de beslissing rijtuigen en paarden te verkopen. ‘Nu thans blijkt, dat
bij begrafenissen meer en meer wordt overgegaan
tot het gebruik van een lijkauto met volgauto’s, heeft
het weinig zin de paardentractie te blijven handhaven, temeer waar deze afdeling voortdurend
geld kost.’ Voor de verkoop van de rijtuigen werd
een makelaar uit Amsterdam gevraagd, terwijl de
paarden in een publieke veiling werden gebracht. In
december deelde voorzitter Tjeenk Willink mee dat
de opbrengst van de stalhouderij de balanswaarde
met
Zwols Historisch Tijdschrift
Het verhaal
van de
Moderne
Devotie
33e jaargang 2016 nummer 3 – 8,50 euro
ZHT3 2016.indd 1 21-9-2016 12:32:06
Suikerhistorie
Café-restaurant Suisse
Luttekestraat 17
Café-restaurant Suisse van de familie Van Vilsteren was decennialang een begrip. Ruim 160 jaar geleden begon Antonius van
Vilsteren een banketbakkerszaak in de Luttekestraat op nr. 17.
Om zich te onderscheiden van de toentertijd vele andere banketbakkers en wellicht ook vanwege de goede kwaliteit van zijn
banket en chocola noemde hij zich ‘confiseur Suisse’. Naast de
verkoop van banket en chocola was het ook mogelijk in de winkel
ijs en ‘ververschingen’ te gebruiken. In 1891 kwam het accent
meer te liggen op de horeca. Op deze locatie werd toen café Suisse
geopend. Van Vilsteren handhaafde de ingeburgerde naam. Vandaar ook het beeldmerk (naar de Zwitserse vlag) op het suikerzakje.
Het café breidde zich van lieverlee uit. In 1926 werd het pand
grondig verbouwd onder leiding van de Zwolse architect G.Th.
Ruberg en de voorgevel vernieuwd in een karakteristieke interbellum baksteenarchitectuur. Groot(s) valt sindsdien de naam
Suisse boven de fraaie glas-in-lood bovenlichten te lezen. Naast
de horeca werd de verhuur van zalen steeds belangrijker. In 1960
kocht Van Vilsteren het belendende perceel – het voormalige
pand van Van Gend en Loos – en liet het er bij aan trekken. Het
café en het restaurant werden daardoor aanzienlijk groter. Veel
bedrijven, zaken, instellingen en verenigingen maakten van de
zalenverhuur gebruik. Zo had de carnavalsvereniging De Eileuvers hier haar residentie, vergaderden veel politieke partijen hier
en werden er dansavonden gehouden. Het Suisse-complex strekte
zich uit van de Luttekestraat tot aan de Blijmarkt. In de jaren
tachtig van de vorige eeuw werd dat gedeelte afgestoten, waarna
discotheek X-Ray er was gevestigd.
Na het overlijden in 1998 van de laatste eigenaar uit de familie
Van Vilsteren werd Suisse gesloten. Nu vindt men hier de zaak
van Piet Zoomers.
130 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
(Collectie ZHT)
Café-restaurant Suisse aan de Luttekestraat 15-17
omstreeks 1970. (Collectie HCO)
ZHT3 2016.indd 2 21-9-2016 12:32:06
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 131
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 130
Het Verhaal van de Moderne Devotie
Jan Bijlsma 132
Wim Buurlage: organisator
en stadsomroeper Jos Buurlage 145
‘En, mevrouw, ik wil u spreken over liefde’
Wim Coster 155
Zwolle tijdens de Eerste Wereldoorlog
Aflevering 3: Het oorlogsvirus, 1915-1916
Jan van de Wetering 167
Boeken 179
Recent verschenen 180
Mededelingen / Auteurs 181
Redactioneel
De artikelen in dit nummer behandelen
weer zeer verschillende aspecten van de
geschiedenis van Zwolle: godsdienst, een
beknopte biografie. een buitenechtelijke affaire en
de Eerste Wereldoorlog.
De Moderne Devotie wordt door Jan Bijlsma
uitgebreid beschreven. Hoe op instigatie van de
Deventenaar Geert Grote in Zwolle leefgemeenschappen van de Broeders en Zusters des Gemenen
Levens ontstonden en hoe zij moesten leven. Bijlsma
toetst hierbij het beeld dat het Amsterdamse culturele onderzoeksbureau LAGroup eind vorig jaar in
opdracht van de gemeente Zwolle van deze beweging heeft geschetst en komt tot andere conclusies.
Wellicht herinneren lezers zich Wim Buurlage
nog. Hij had een radio- en tv-winkel, verhuurde
geluidsinstallaties, was organisator van evenementen en stadsomroeper. Zijn familie vestigde
zich in 1938 in Zwolle en Wim werkte hier tot
1971. Zijn zaak was gevestigd in de Luttekestraat,
schuin tegenover café-restaurant Suisse, waaraan
het suikerzakje gewijd is.
Wim Coster beschrijft hoe Multatuli reageerde
op het feit dat Johanna Theodora Pruimers, geboren baronesse Van Dedem, uit haar verhouding
met de dominee Johannes Gerrit van Rijn een
buitenechtelijk kind op de wereld bracht. Multatuli was in eerste instantie niet goed op de hoogte
van de feiten, hij dacht dat ze daarom in de Zwolse
gevangenis zat. Toen de werkelijke toedracht tot
hem doordrong, herzag hij zijn mening.
In twee vorige afleveringen van het Zwols Historisch Tijdschrift heeft Jan van de Wetering geschreven over het effect dat de Eerste Wereldoorlog op
Zwolle had. Nu beschrijft hij hoe het er aan toe ging
in 1916. De schaarste aan levensmiddelen nam
toe, waardoor de prijzen stegen, en de stad werd in
januari geteisterd door hoog water. Maar er werden
ook veel feestjes gevierd.Veel leesplezier!
Coverfoto: Thomas van Kempen aan het werk.
Rechts is Thomas opnieuw afgebeeld, nu samen
met een andere kloosterling. Miniatuur in een
handschrift, 1576.(www.literatuurgeschiedenis.nl/
middeleeuwen/literatuurgeschiedenis)
ZHT3 2016.indd 3 21-9-2016 12:32:07
132 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Het verhaal van de Moderne Devotie
‘Ga niet naar buiten, maar keer in tot jezelf,
daar woont de waarheid.’
Aurelius Augustinus, De vera religione 39,72
S
teden presenteren zich tegenwoordig als
merk. City branding heet dat in het jargon.
Je moet je als een aantrekkelijke stad in de
markt weten te zetten waardoor je interessant
wordt voor bedrijven en toeristen. Het is voor
steden elk jaar weer spannend om te kijken welke
plaats ze in de ranking van de Atlas voor gemeenten innemen. Amsterdam staat daarin steevast op
de eerste plek, Emmen en Heerlen leveren strijd
om de positie van de rode lantaarn. Zwolle stond
dit jaar op de zestiende positie. Niet gek. Maar het
kan altijd beter.
Om het merk Zwolle nog beter te ‘positioneren’ is de hulp ingeschakeld van het Amsterdamse
culturele adviesbureau LAGroup. Eind december
2015 verscheen het concept eindrapport Versterking en samenwerking cultuur historisch domein
waarin drie verhaallijnen worden gepresenteerd
die het ‘overkoepelende Verhaal’ van Zwolle vullen. Het gaat om de verhaallijnen Hanzestad,
Moderne Devotie en Democratie. Er wordt geconstateerd dat er in Zwolle veel instellingen zijn die
zich bezig houden met de cultuurhistorie van de
stad. ‘Het Verhaal’ van Zwolle is echter onvoldoende bekend en wordt daardoor onvoldoende
uitgedragen. Dit verhaal, aan de hand waarvan
de cultuurhistorie eenduidig verteld en vermarkt
zou kunnen worden, is er feitelijk nog niet maar
wordt wel wenselijk geacht. Hoe zo’n verhaal er uit
zou kunnen zien wordt in een heuse elevator pitch
getoond:
‘Wij zijn Zwolle! Ondernemende Hanzestad
voor mensen met een open blik en betrokken
geest. (…) we krijgen de ruimte om te groeien en
te vernieuwen omdat we het elkaar gunnen, maar
ook omdat we hier onszelf mogen zijn. We zijn
doorzetters en vrijdenkers. We zijn niet op onszelf
gericht maar geloven in de som der delen en gunnen elkaar succes en geluk. Onze nuchtere handelsmentaliteit uit de Hanzeperiode en ons tolerante karakter als erfenis uit de Moderne Devotie
vormen de grondleggers van ons hedendaags
DNA en verklaren de successen die we boeken.’1
In ‘Het Verhaal’ zoals LAGroup dat voorstelt,
krijgt de Moderne Devotie de rol toebedeeld van
tegenwicht bieden aan de Hanzementaliteit die
het gevaar in zich bergt al te eenzijdig de nadruk
op economische groei te leggen. De Moderne
Devotie zou met haar ‘kernwaarden’ soberheid,
gehoorzaamheid en kuisheid de mens centraal
stellen en met initiatieven op het terrein van het
zorgen een dam kunnen opwerpen tegen moreel
verval. De Moderne Devotie zou in de late Middeleeuwen de basis gelegd hebben voor de Zwolse
mentaliteit die er nog steeds een van verantwoordelijkheidsgevoel is maar ook tegendraads en
spiritueel.
Moderne Devotie moet dus voor de gemeente
Zwolle een USP, een Unique Selling Point, worden. Waar in de citymarketing goed op gelet moet
worden, is of de gecommuniceerde identiteit wel
overeenkomt met de feitelijke identiteit.2 De vraag
is dus of het beeld dat LAGroup van de Moderne
Devotie schetst de toets der kritiek kan doorstaan.
Het begin
In Zwolle begint het verhaal van de Moderne
Devotie in 1384 als de Deventenaar Geert Grote
(1340-1384) in Zwolle aan de Begijnenstraat
(tegenwoordig Praubstraat) een huis koopt en
dat als broederhuis inricht. Het wordt het arme
klerkenhuis en later het arme fraterhuis genoemd.
De bedoeling is dat het op dezelfde leest geschoeid
Jan Bijlsma
ZHT3 2016.indd 4 21-9-2016 12:32:07
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 133
wordt als de leefgemeenschap die Grote in 1381
in de Engestraat in Deventer had gesticht. Deze
zogenaamde Broeders van het Gemene Leven
hielden zich bezig met bidden, mediteren en het
kopiëren van geestelijke geschriften. Daarnaast
begeleidden ze jongens van de Latijnse school.
Toen enkele broeders van het fraterhuis in
Zwolle te kennen gaven dat ze meer in afzondering wensten te leven, werd hun in maart 1384
door Geert Grote een geschikte plek op de Nemelerberg aangewezen. In 1398 werd dat broederhuis
omgevormd tot klooster. Tot beschermvrouw
werd de heilige Agnes gekozen en de Nemelerberg heette daarom voortaan Agnietenberg. Van
1406 tot aan zijn dood in 1471 verbleef Thomas a
Kempis in dit klooster. In 1387 werd het klooster
Windesheim geopend.
De door Geert Grote geïnitieerde beweging
bleek een groot succes. Pas later kreeg deze beweging de naam Moderne Devotie, wat vertaald kan
worden als ‘innerlijke vernieuwing’ of ‘vernieuwde innigheid’.3
De broeders kregen naast huizen in Nederland, huizen in België en Duitsland. Vanuit het
klooster Windesheim werden talrijke kloosters
gesticht en bestaande kloosters hervormd. Naast
de huizen voor de broeders werden 87 huizen
voor de Zusters van het Gemene Leven gesticht.
Grote’s keuze voor een derde weg
In 1387, drie jaar na Grote’s dood, werd het klooster Windesheim ingewijd. Hoewel binnen deze
instelling ruimte was om zijn opvattingen over
het waarachtige religieuze leven vorm te geven,
was het klooster bepaald niet zijn ideaal. Het was
voor hem een noodoplossing. Voor het geval dat
de toch wel kwetsbare fraterhuizen in hun bestaan
bedreigd zouden worden, zou er een schuilplaats
zijn. Het klooster te Windesheim werd immers
door de toestemming van de bisschop van Utrecht
beschermd.
Wat Grote in vage contouren voor ogen had
staan was een overzichtelijke gemeenschap voor
mannen of voor vrouwen waar men zich binnen een gemeenschappelijke huishouding op de
ontwikkeling van de ‘innerlijke persoon’ zou kunnen richten. Zijn inspiratie voor een dergelijke
leefwijze had hij ontleend aan de beschrijving in
het Bijbelboek Handelingen (4,32) van de eerste
christengemeente:
‘De menigte die het geloof had aangenomen,
was één van hart en één van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom
noemde; integendeel, zij bezaten alles gemeenschappelijk.’
Het Domus Clericorum
of arme fraterhuis.
(Foto Annèt Bootsma)
Het klooster Windesheim werd tijdens de
Reformatie ontmanteld,
het enige wat resteerde
was (en is) de brouwerij. Tekening uit 1730.
(Schoemaker Atlas,
collectie HCO)
ZHT3 2016.indd 5 21-9-2016 12:32:09
134 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Grote, geboren in 1340 in Deventer, leek een briljante carrière als geleerde tegemoet te gaan maar
een crisis in zijn leven zorgde ervoor dat hij zich
in 1374 bekeerde. Leven in zelfgekozen armoede
werd voor Grote toen een belangrijk doel. Hij zag
af van zijn kerkelijke inkomsten en stelde zijn huis
aan de Bagijnestraat in Deventer, op één kamer
na, ter beschikking aan arme lieden. Grote had
voor het leven in een klooster kunnen kiezen en
dan een gelofte moeten af leggen om langs die weg
naar religieuze perfectie te streven. De bestaande
kloosterordes sloten echter niet aan bij wat hem
voor ogen stond. Hij zou een nieuwe orde kunnen
stichten, maar deze weg was afgesloten omdat het
kerkelijk recht nieuwe stichtingen verbood.
In plaats van een kloostergelofte af te leggen,
deed hij iets wat later heel gebruikelijk binnen de
Moderne Devotie zou zijn: hij formuleerde een
persoonlijk religieus ontwikkelingsplan:
Conclusa et proposita, non vota, in nomine Domini
a magistro Gerardo edita (Besluiten en voornemens, geen geloften, in de naam des Heren door
meester Geert opgesteld).4 Dit was zijn eigen plan
en de intentie was zijn leven geheel in dienst van
God te stellen. Hij maakte met zichzelf de afspraak
zich niet meer met de ijdele wetenschap in te
laten en niet meer aan openbare disputen mee te
doen. Ook beloofde hij op geen enkele manier,
hetzij door het schrijven van een boek, hetzij door
reizen of studie, naar eerbewijzen te streven. Ook
nam hij zich voor elke dag de mis bij te wonen en
wat daar in de preek gezegd werd op zichzelf toe
te passen, matig te leven, zichzelf te verloochenen
en God te behagen.5 Het was zijn voornemen om
elke dag dit propositum (voorstel) te raadplegen en
eventueel aan te vullen met nieuwe punten.
Uit de vele brieven en preken van Geert Grote
komt duidelijk naar voren dat hij diep doordrongen was van de deplorabele toestand waarin de
kerk zich bevond. De kerk maakte op velen de
indruk een bedrijf te zijn dat zich bijna uitsluitend
om aardse zaken leek te bekommeren. Waar Grote
zich zorgen over maakte, was de verwereldlijking
en veruiterlijking van de kerk. Zo gruwde hij bijvoorbeeld van al de energie die in de bouw van
de Domtoren in Utrecht werd gestoken. In zijn
schotschrift Tegen de toren van Utrecht (Contra
turrim trajectensem) uit 1374 vergeleek hij de
Domtoren met de toren van Babel. Het geld voor
de bouw zou volgens hem beter voor de armen
kunnen worden besteed. Zo’n toren is eigenlijk
een onnut ding dat slechts dient om de klokken
in op te hangen. Zo’n toren leidt alleen maar tot
opschepperij, ijdelheid en hoogmoed.6
Tegenover de veruiterlijking plaatste Geert
Grote de verinnerlijking wat in een bewuste afkeer
van al het wereldse tot uiting kwam. Niet alleen in
woorden distantieerde hij zich van de wereld; ook
in veelzeggende gebaren. Wat hij at, was ronduit
afschuwelijk. Het was ongezouten, vaak aangebrand en opzettelijk met iets onsmakelijks vermengd. Als het zo uitkwam, at hij beschimmeld
brood. Alleen op donderdag waste hij zijn bord af.
De overige dagen liet hij het de kat schoon likken.
De Domtoren te
Utrecht, detail van een
kruisigingstriptiek van
de Meester van Frankfurt, omstreeks 1485
geschilderd. (Internet)
ZHT3 2016.indd 6 21-9-2016 12:32:09
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 135
Ook in zijn kleding liet hij zien dat hij de wereld
verachtte. In zijn talloze malen verstelde grijze pij,
leek hij wel een bedelaar.7 Dit ascetische gedrag
werd door zijn volgelingen zeer op prijs gesteld.
Met zijn preken tegen alles wat er zoal mis was
met de kerk had hij enorm succes. Via aanplakbiljetten werd zijn komst aangekondigd. Ver voor
zijn optreden waren de kerken al vol en dromden
de mensen samen op de kerkhoven om nog maar
iets van de prediking op te vangen. In een brief
aan een van zijn leerlingen vatte hij zijn prediking
als volgt samen:
‘Wat ik altijd vrijwel overal preek is, dat we het
lijden van onze Heer Jezus Christus voortdurend
voor de geest moeten hebben en opnieuw doorleven en dat niet alleen in die zin dat we het door
overpeinzing voor ons oproepen, maar ook en
meer nog, dat we door overgegeven navolging van
zijn boete, smaad en smarten het geheel verwerkelijken.’8
Volgens hem was het klooster niet de ideale plek
om deze navolging vorm te geven. Navolging
moest plaats vinden midden in de stedelijke
samenleving. De zogenaamde status medius, middenpositie of derde weg. Het ging hem om een
gemeenschap waarin het geestelijk leven zich zonder dwang, vrijwillig en in simpele, sobere vormen voltrekt zoals dat ook in de eerste christelijke
gemeente het geval moet zijn geweest.
Hoewel Geert Grote in 1379 zijn geboortehuis
beschikbaar stelde voor vrouwen die in zijn geest
een religieus gemeenschapsleven willen leiden
en die leefden van de opbrengst van het werk van
eigen handen, is de feitelijke totstandkoming
van de frater- en zusterhuizen het werk geweest
van Florens Radewijnsz (1350-1400) en Gerard
Zerbolt (1367-1398). Van cruciaal belang was om
deze religieuze gemeenschappen een juridische
legitimering te geven. Het probleem was dat er
geen nieuwe ordes gesticht mochten worden.
Zerbolt wist evenwel een constructie te bedenken waarmee dit verbod omzeild kon worden:
de ‘gezinsgemeenschap’ van vrome lieden (vaak
leken), waarin de pater familias regels stelt, zonder
dat er bindende geloften werden afgelegd.9 Na
veel juridisch gesteggel gaf de bisschop in 1401
toestemming voor de leefwijze van de Zusters en
Broeders van het Gemene Leven; zonder kloosterregels maar met vastgelegde huisgewoonten.
Zij bezaten alles gemeenschappelijk
Het hebben van eigen bezit is door de eeuwen
heen een heikel punt voor de christelijke kerk
geweest. Had Jezus niet tegen de rijke jongeling
gezegd dat, wilde hij een echte volgeling zijn, hij
zijn bezit moest verkopen en dat aan de armen
moest geven? Ondanks die aansporing was de
kerk in de loop van haar bestaan druk bezig
geweest om enorme schatten op aarde te verzamelen. Het was tegen deze geest dat Geert Grote
ten strijde was getrokken. In de eerste christengemeente hadden de gelovigen toch ook geen
eigen bezit? Vooral de proprietarii, monniken
met eigen bezit, waren hem een doorn in het oog.
Omdat bezit, de zorg voor het bezit en de wens
steeds meer te bezitten, mensen onvrij maakt en
het innerlijk daardoor wordt verwaarloosd, is het
in de nieuwe frater- en zustergemeenschappen uit
den boze. Niet alleen in de frater- en zusterhuizen, maar ook in de aan Windesheim verbonden
kloosters werd er scherp op gelet of er inderdaad
geen bezit werd achter gehouden. Als bij het overlijden bleek dat iemand toch eigen bezit had dan
werd hij niet op het kerkhof begraven en als die
doodzonde pas later aan het licht kwam, dan werd
niet geschroomd het lichaam op te graven en buiten het gewijde kerkhof een plek gegeven.10
De eis dat je afstand deed van alle bezit werd in
de statuten van de frater- en zusterhuizen opgenomen. Als iemand opgenomen wenste te worden in
een dergelijk huis dan werd in het bijzijn van een
notaris vastgelegd dat alle goederen en inkomsten
aan de gemeenschap vervielen. Om later claims
van familie bij het overlijden van de nieuwe frater
voor te zijn, werd ook al een testament opgesteld.
Wie voortijdig vertrok, mocht alleen zijn eigen
kleren meenemen. Kasten, tafel en geldbuidel
waren gemeenschappelijk. Er waren fraterhuizen waarin zelfs niet van ‘mijn’ tuniek gesproken
mocht worden. Niet ‘mijn’ maar ‘onze’ tuniek.11
Het loslaten van eigen bezit was een eerste stap
om de eigen wil te breken. De fraters moesten zich
laten welgevallen dat aan het begin van de vastenZHT3 2016.indd 7 21-9-2016 12:32:09
136 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
tijd de rector alle kamers grondig kwam inspecteren. Onder geen beding mocht iemand geld
bij zich hebben. Om de gemeenschappelijkheid
te bevorderen, mocht niemand aanstoot geven
of met iemand de spot drijven. Speciale vriendschappen waren niet toegestaan. Verwacht werd
dat je voor iedereen even aardig was. Het streven
was er echt op gericht om ‘een van hart en ziel’ te
zijn, zoals men dat in de eerste gemeente geweest
zou zijn.
Niet voor iedereen stond de deur uitnodigend
open. Zo werd aan pas gescheiden mannen en
aan priesters die het wat rustiger aan wilden doen
de toegang geweigerd.12 Eventuele kandidaten
werden beoordeeld op hun gezondheid, leeftijd,
wat ze eerder hadden gedaan en of ze een nuttige
bijdrage konden leveren. Na een proefperiode van
een jaar werd in een toelatingsgesprek getracht
er achter te komen wat de intenties waren. Veel
waarde werd er aan gehecht dat de kandidaat
bereid was zich te laten corrigeren en kritiek te
accepteren. Of anders gezegd: hij moest kneedbaar zijn, dat wil zeggen bereid zijn zichzelf te
vernederen, zich te gedragen als de minste van
allen, het slechtste goed genoeg voor zich te achten, het zwaarste te doen, het minst te nemen, het
onooglijkst gekleed te gaan en zich alles te laten
welgevallen.13 Heel belangrijk was ook de bereidheid om open en eerlijk over eigen zwakheden en
zonden te praten.
Je moest veel van ‘jezelf laten zien’ en je moest
‘feedback’ kunnen geven en kunnen ontvangen.
De zogenaamde correctio fraterna. Je moest bereid
zijn je eigen ik op te geven, het als het ware poreus
maken waardoor het ik in de gemeenschap uit kon
vloeien en de gemeenschap de plek van het ik in
kon nemen.14
Na een dergelijk gesprek werd er gestemd over
toelating. Eenmaal aangenomen werd hun geleerd
hoe je je moest gedragen: hoe je stem te gebruiken, een nederige houding aan te nemen, je de
juiste oogopslag eigen te maken, wanneer je hardop, wanneer je stil moest bidden. De oude manieren moesten ze afleren, openlijk schuld belijden,
zich verootmoedigen, zich laten vernederen, leven
in volslagen gemeenschappelijkheid, nooit over
anderen oordelen en je niet met andermans zaken
bemoeien. Voortaan was het leven geheel in dienst
van God gesteld.15
Wat deze gemeenschappen zo bijzonder maakte,
was dat er zo veel waarde aan goed overleg en
het bereiken van consensus werd gehecht. Geert
Grote had voor het fraterhuis bepaald dat er
maandelijkse vergaderingen waren waar elk lid
van de gemeenschap punten aan de orde kon
stellen. Over zaken als het benoemen van een
rector of een provisor, het aannemen of weigeren
van nieuwe leden, het kopen van land of iemand
opdragen zich tot priester te laten wijden. Als
men het onderling niet eens kon worden dan kon
de rector de beslissing voor zich uit schuiven en
twee gerespecteerde broeders aanwijzen die hem
hielpen om een juiste beslissing te nemen. Aldus
functioneerde een dergelijke gemeenschap als een
mini-republiek waarin de leden er zich bewust
van waren dat ze op basis van vrijwilligheid een
organisatie vormden en in staat waren met stedelijke overheden afspraken te maken.16
‘Heylich is vanden handen te leven’
Met de opvatting dat fraters en zusters arbeid
moesten verrichten om in hun levensonderhoud
te voorzien, namen ze afstand van de praktijk van
de bedelmonniken. Verder werd de hoogst praktische gedachte gekoesterd dat het niet goed is om
altijd maar op geestelijke zaken gericht te zijn. In
de vrouwenhuizen werd door spinnen en weven
geld verdiend, in de fraterhuizen werden boeken
geproduceerd.
Vooral in Zwolle ontwikkelde de boekproductie zich tot een bloeiende onderneming. In
tegenstelling tot de productie van de vrouwenhuizen die voor de gilden een bedreiging vormden,
was de productie van boeken een onderneming
die door de stedelijke overheid zeer op prijs werd
gesteld, zozeer zelfs dat ze de officiële kopiisten
van de stedelijke wetsdocumenten werden.
Veel van wat de devote mannen en vrouwen
geschreven hebben, is verloren gegaan, maar op
basis van wat resteert komt Frits van Oostrom tot
de schatting dat de totale productie op ongeveer
600.000 exemplaren moet worden geschat.17
Volgens Van Oostrom zijn de devoten op één terZHT3 2016.indd 8 21-9-2016 12:32:09
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 137
rein echt vernieuwend geweest. Vanaf het begin
hebben ze zich gericht op tweetalige verspreiding
van hun geschriften. Ze hebben daarmee ingespeeld op een groeiende behoefte aan stichtelijke
literatuur bij de stedelijke bevolking. De devotiebeweging heeft met haar geschriften de grens
gepasseerd die er tussen geestelijkheid en leken
bestond, namelijk tussen het Latijn en de volkstaal. Daarmee hebben de devoten onbedoeld een
weg gebaand voor de latere Reformatie. Ik zeg
onbedoeld omdat de devoten trouwe katholieken
waren die geen moment het gezag van de paus in
twijfel hebben getrokken, streng aan de leer van
de kerk vasthielden, in de werking van aflaten
geloofden en met een sterk geloof aan heiligen.18
Naast de zorg voor de eigen ziel, hadden de
broeders van de fraterhuizen veel oog voor het
zielenheil van anderen. Op zon- en feestdagen
hielden ze vermanende toespraken voor belangstellende burgers. Er werd dan een tekst in de
volkstaal voorgelezen met sterk moraliserende
trekken die meestal over zonden en deugden ging
en over de hellestraffen als je in je zondig leven
bleef volharden.19
Er was één groep die hun speciale aandacht
had: de leerlingen van de Latijnse school. In Zwolle en Deventer waren Latijnse scholen gevestigd
die grote bekendheid genoten. In Zwolle was het
Joannes Cele – een vriend van Geert Grote – die
de school op een hoog niveau had weten te brengen. Vanuit de verre omtrek waren de leerlingen
afkomstig.
Er waren jaren dat de school wel door achthonderd leerlingen bezocht werd. Op een inwonertal van rond de vijfduizend bracht dat heel wat
organisatie met zich mee. Het valt te begrijpen
dat er nog wel eens het nodige mis kon gaan en de
jongens konden gemakkelijk slachtoffer van uitbuiting worden. Zowel in Deventer als in Zwolle
waren er meelevende burgers die zich over deze
jongens ontfermden en voor onderdak, voeding
en veiligheid zorgden. Ook de fraters hebben zich
om deze jongens bekommerd. Voor onbemiddelde jongens werd het zogenaamde ‘arme fraterhuis’
opgericht en voor de leerlingen die wél konden
betalen het ‘rijke fraterhuis’. De stadsbesturen van
Zwolle en Deventer waren zeer ingenomen met
deze initiatieven. De fraters zorgden voor wat je
‘naschoolse opvang’ zou kunnen noemen. Het
huiswerk werd gemaakt en er was veel aandacht
voor het bijbrengen van de juiste mores. Ze moesten onder andere leren elkaar te bekritiseren. De
jongens waren in een leeftijd (12 tot 19 jaar) waarin seksuele gevoelens ontluiken. De fraters zagen
het als hun taak om ze ook op dit terrein mores te
leren. De zweep werd daarbij niet geschuwd.
Voor de fraters was de opvang van rijke leerlingen
niet alleen een interessante bron van inkomen, er
De boekproductie in
de fraterhuizen steeg
kwantitatief en kwalitatief tot grote hoogte.
Hier zielen in het vagevuur, het begin van de
Vigilie. (Sarijs handschrift, collectie HCO)
ZHT3 2016.indd 9 21-9-2016 12:32:11
138 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
speelde nog iets anders. Ze voelden zich namelijk
geroepen om al die opgroeiende jongens na te
laten denken over hun toekomst. Voor veel ouders
van deze jongens was de Latijnse school het voorportaal tot de universiteit of een carrière binnen
de kerk. In hun begeleidingsgesprekken met de
jongens probeerden ze die op andere gedachten
te brengen. Ze waarschuwden voor ijdele ambitie
en eenzijdige gerichtheid op carrière. ‘Ga niet
naar buiten, maar keer in tot jezelf, daar woont de
waarheid’ was hun advies aan de jongens in navolging van de voor de devoten zo belangrijke kerkvader Aurelius Augustinus (354-430). Wanneer ze
er in slaagden iemand van een wereldlijke carrière
af te houden dan waren ze zeer verheugd en dan
was het alsof ze net op tijd een ziel uit de klauwen
van de duivel hadden gered.20
Het oordeel over de opvoedingstaken van de
fraters is over het geheel genomen positief. Het
vermelden waard is echter wel de hoogst negatieve
waardering van Erasmus voor het onderwijs van
de devoten. Op 26-jarige leeftijd kwam hij op het
Collège Montaigu in Parijs dat door de devoot Jan
Standonck geleid werd. Hij deed dat met harde
hand: slecht voedsel, slecht onderdak, slaag en
vernedering van de leerlingen die in het hospitium voor arme studenten leefden. Dertig jaar
later dacht Erasmus nog altijd met afschuw aan
die periode. Binnen het jaar was hij weg uit die
instelling, waar volgens hem de wanden een theologengeest bezitten.21
Gerard Zerbolt (1367-1398)
Innerlijke vernieuwing; daar was het de devoten
om te doen. Ze waren niet de enigen die aan het
eind van de veertiende eeuw door dit ideaal gedreven werden, maar wat zo specifiek voor de door
Geert Grote gestichte ‘gezinsgemeenschappen’
was, was dat het boek zo’n prominente rol speelde
in de dagelijkse praktijk. Het dagelijks ritme van
de fraters en de zusters werd van ’s ochtends vroeg
tot ’s avonds laat beheerst door boeken en nog
eens boeken. Kenmerkend was dat ze niet, zoals
in de bestaande kloosterordes, gebonden waren
aan een verplichte lijst maar de ruimte kregen om
naar eigen behoefte literatuur te verzamelen en te
bestuderen.22 Van iedereen werd namelijk naar
De broeders aan het
werk, hier twee keer
verbeeldt in de persoon
van Thomas a Kempis.
Miniatuur in een handschrift van de Imitatione Christi, 1576.(www.
literatuurgeschiedenis.
nl/middeleeuwen/literatuurgeschiedenis)
Het eerste fraterhuis in
Zwolle. Later herbouwd
als onderkomen voor de
rijke, betalende, scholieren van de Latijnse
school. (Collectie HCO)
ZHT3 2016.indd 10 21-9-2016 12:32:11
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 139
het voorbeeld van Geert Grote’s propositum, een
persoonlijk religieus ontwikkelingsplan verwacht.
Bij het lezen ging het niet om vergaren van kennis,
maar om geestliker tymmeringe (geestelijk timmerwerk).23 Wederopbouw van het zelf, groeien
in de deugden; daar was het om te doen. Nauwgezet je eigen ontwikkeling en die van anderen in
de gaten houden. Een belangrijk middel in je weg
naar zo groot mogelijke perfectie was het noteren
in zogenaamde rapiaria van uitspraken die je
raakten en die zo vaak als dat kon te herkauwen
(ruminare).
Om een idee te krijgen van het soort teksten
waarin de fraters aan de Praubstraat zich verdiepten loont het de moeite de De Spiritualibus Ascensionibus (Over Geestelijke Opklimmingen) van
Gerard Zerbolt te lezen. Dat we sinds enkele jaren
toegang tot deze heel bijzondere tekst hebben,
is te danken aan de vertaling en toelichting van
Rudolf van Dijk. Geestelijke opklimmingen is een
op morele verbetering gericht oefenboek. Het uitgangspunt is dat de devoot met de uiterlijke mens
die in de innerlijke mens heerst de strijd aan moet
binden. Deze strijd moet op systematische wijze
worden aangepakt. Het startpunt is dat moet worden ingezien dat de vermogens van de ziel door de
erfschuld ontwricht zijn waardoor de ondeugden,
zonden, vrij spel hebben. Deze ondeugden hebben onder leiding van hun koningin hoogmoed
hun legertenten in de vermogens van de ziel opgeslagen.24 Het uiteindelijk doel van de geestelijke
opklimming is het in relatie treden met Jezus om
zodoende aan een god-menselijke werkelijkheid
deel te krijgen. Die weg naar boven vraagt veel
geduld en doorzettingsvermogen. Er moet namelijk voortdurend strijd worden geleverd. Zo kom
je onderweg de ondeugd van de hebzucht tegen
met haar dochters verraad, bedrog, ronddwalen,
meineed, onrust, verharding van het hart. Om
de hebzucht te overwinnen moet de deugd van
de armoede worden nagestreefd, wat plaatsvindt
op een drietal niveaus. Als beginneling moet je
streven naar tevreden zijn met het rechtmatige,
als gevorderde tevreden met het hoognodige en
op het niveau van de volmaakte wil je niets meer
bezitten.25 En zo moet dan de geestelijke bergbeklimmer eveneens de resterende zes ondeugden
met evenzovele waarachtige deugden bestrijden.
Als de aandacht mocht verslappen dan moet
motivatie worden geput uit het overpeinzen van
de vier uitersten: dood, oordeel, hel en hemel.
Sowieso was opwekking tot ‘schrik voor den dood,
tot vrees voor het oordeel, tot angst voor de hel en
De heilige Augustinus
in contemplatief gebed,
fresco rond 1480 door
Sandro Botticelli,
Florence. (Internet)
ZHT3 2016.indd 11 21-9-2016 12:32:12
140 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
tot liefde voor het hemelsch vaderland’ erg geliefd.
Zo werd tijdens de gezamenlijke maaltijd in het
klooster Windesheim veelvuldig uit het Cordiale
van Gerard van Vliederhoven voorgelezen dat
heel gedetailleerd de helse folteringen beschrijft.26
Gerard Zerbolt is voor de Moderne Devotie van
grote betekenis geweest. Niet alleen door zijn
geschriften op het terrein van systematische meditatie heeft hij zich verdienstelijk gemaakt, maar
ook door zijn grondige kennis van het canonieke
en het Romeins recht. Door het bestaan van de
fraterhuizen juridisch te legitimeren heeft hij het
voortbestaan ervan veilig weten te stellen.
Dat Gerard Zerbolt soms wel heel sterk op het
innerlijk was gericht, komt naar voren in de volgende anekdote. Als hij naar de kerk ging kon hij
zo in zichzelf gekeerd zijn dat hij voorbijgangers
gewoon niet zag. Toen iemand hem eens vroeg
of die voorbijgangers hem niet hinderden, was
zijn reactie: ik zie wel iets maar ik denk dan altijd
er een kudde zwijnen passeert. Wat gaat mij het
uiterlijk van mensen toch aan.27
Gerlach Peters (1378-1411)
Voor veel devoten werd het aardse bestaan
als een verblijf in een vreemd, vijandig land
beschouwd, waarin men gemakkelijk de weg
kwijt kon raken en bekoord kon worden door
allerlei verlokkingen waardoor men van het
eigenlijke doel van het leven – terugkeer naar
het hemels vaderhuis – uit het oog kon verliezen.
Omdat dit streven vaak gericht was op een zeer
intieme ontmoeting met God kan de Moderne
Devotie onder de rubriek van de mystiek worden
gerangschikt. Talloos zijn de beschrijvingen van
broeders en zusters die tijdens hun droevige
pelgrimage in het aardse tranendal al een voorproefje hebben van eenwording met God. Zo
heeft zuster Stijne Zuetelinks uit Deventer het
over ‘het vastgeplakt worden aan God’ als een
ultieme ervaring.28 Ook plastische uitdrukkingen als ‘het rusten in de wonden van onze lieve
Heer’, ‘overstort te zijn met het hete, dierbare
bloed van Christus’, ‘verenigd te zijn met Hem’
en ‘verslonden in Hem’ duiken regelmatig op in
allerlei beschrijvingen.29
Mystiek van een beduidend hoger niveau is
te vinden in het werk van Gerlach Peters die via
Florens Radewijnsz in het klooster Windesheim
terecht was gekomen. Volgens de overlevering
moet hij een allerbeminnelijkst mens zijn geweest
en het kon zomaar tijdens een wandeling met
medebroeders in de boomgaard gebeuren dat
er een ‘hogere bezieling’ in hem opkwam. Hij
verontschuldigde zich dan met woorden als
‘Broeders, ik moet naar mijn cel, daar wacht
mij iemand.’ De vrucht van die ontmoetingen
vertrouwde hij toe aan stukjes lei, strookjes perkament en papier. Na zijn dood werden al die
fragmenten verzameld en gebundeld onder de
titel Soliloquium (Alleenspraak). Het Soliloquium
is een op de mystieke vereniging gerichte verhandeling. Een goede samenvatting geeft het volgende
citaat uit genoemd werk:
‘Tenslotte zal ik met mijn vernieuwde wil al
wat mij te doen staat wakker en gezwind aanpakken. Mijn ziel zal er zich dagelijks toe inspannen
vorderingen te maken in God, zich te ontdoen van
zichzelf, en zich geheel te verliezen, om zichzelf
nooit meer te kunnen terugvinden, en te komen
tot die diepe vernietiging of verwerping van zichzelf, zodat zij zichzelf en alle dingen afsterft in
God, uit God leeft en alles door Hem volbrengt.’30
Peters is er van overtuigd dat als de ziel uit de
verwarrende wereld wil vertrekken naar het
gebied van de vrede er geen andere weg is dan
die van het kruis van Christus. Hij wil er daarom
naar streven om verborgen en verworpen te zijn,
van geen betekenis, arm en verachtelijk. Slechts
door uiterlijke gelijkvormigheid aan de armoede
en de eenvoud van de Heer Jezus bestaat dan de
mogelijkheid dat God in ons gemoed komt zetelen.31
De Imitatione Christi
Waar De Imitatione Christi (De Navolging van
Christus) wordt gelezen, werkt de Moderne
Devotie door, aldus de kerkhistoricus Otto de
Jong. Inderdaad, De Navolging kan met recht het
kroonjuweel van de Moderne Devotie worden
genoemd. De status van dit boek is onaantastbaar. Er bestaan meer dan 3000 verschillende
ZHT3 2016.indd 12 21-9-2016 12:32:13
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 141
edities van dit werk en het behoort tot de meest
vertaalde en meest gedrukte boeken. Zelfs Johan
Huizinga die in zijn Herfsttij der Middeleeuwen de
devoten als een groep ‘eenvoudige mannetjes en
vrouwtjes wier grote hemel zich welfde boven een
minuscuul wereldje ’ had weg gezet, had een grote
bewondering voor de Navolging. Het eentonige
ritme van de tekst maakt op hem de indruk ‘als de
zee op een zachten regenavond of het zuchten van
den wind in de herfst.’32
De tekst is niet van één persoon, maar is een
bundeling van stichtelijke overdenkingen, rapiaria, die in kringen van devoten circuleerden
en uiteindelijk door Thomas a Kempis geredigeerd en gebundeld zijn. Net als bij de hierboven
behandelde geschriften van Zerbolt en Peters is
de grondgedachte dat de wereld waarin we leven
beheerst wordt door ijdelheid. Deze wereld moet
daarom veracht worden.33 Niet alleen de wereld
moet veracht; ook wie zichzelf goed kent, wordt
in zijn ogen een waardeloos wezen.34 In navolging
van Peters moet er serieus werk van het ‘uitwieden
van ondeugden’ worden gemaakt.35 Ook de banden met vrienden en bekenden moeten worden
losgemaakt.36 Uiteindelijk gaat het om de bereidheid om het kruis te dragen, wat inhoudt dat alle
tegenslagen, vijandschap, ongemakken, smaad en
ellende geduldig worden ondergaan. Om met God
één te worden in een altijddurende liefde moet
‘de koninklijke weg van het heilig kruis’ betreden
worden:37
‘Want God wil, dat gij beproevingen leert
dragen zonder vertroosting, en dat gij u algeheel
aan Hem onderwerpt en door de beproeving
nederiger wordt. Niemand ervaart zo hartgrondig
het lijden van Christus als degene aan wie soortgelijk lijden overkomt. Het kruis staat dus altijd
gereed en het wacht u overal. Gij kunt er niet aan
ontvluchten, waar gij ook heen rent, want overal
waar gij komt, draagt gij uzelf mee en zult gij altijd
uzelf vinden. Wend u naar boven, wend u naar
beneden, wend u naar buiten, wend u naar binnen; altijd en overal vindt gij het kruis en gij moet
overal uw verduldigheid bewaren, indien gij de
innerlijke vrede wilt hebben en de eeuwige kroon
wilt verdienen.’38
Noli foras ire
Noli foras ire. Ga niet naar buiten, maar keer
in jezelf, daar woont de waarheid. De devoten
zijn altijd trouw gebleven aan dat advies van de
kerkvader Augustinus. Het sleutelwoord van het
Incipit tractatus devotus de reformatione
virium animae (Hier
begint het tractaat
gewijd aan de hervorming van de ziel), de
eerste pagina van een
geschrift van Gerard
Zerbolt. (Internet)
ZHT3 2016.indd 13 21-9-2016 12:32:13
142 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
verhaal van de Moderne Devotie is dan ook verinnerlijking. Je moet innerlijk vorderingen (profectus) maken, wat je met een aantal gelijkgestemden
– mannen en vrouwen strikt gescheiden – in een
communeachtig verband doet. Om de stedelingen
te tonen dat alleen het innerlijk er toe doet, draag
je opzettelijk kleding en schoeisel van inferieure
kwaliteit.39 Door alles gemeenschappelijk te hebben en van de eigen arbeid te leven, doe je de geest
van de eerste christengemeente herleven.
Titus Brandsma (1881-1942), de grote kenner
van de Nederlandse mystiek, wist in zijn rede ter
gelegenheid van de Geert Grote-herdenking in
1940 in Deventer de kern van de Moderne Devotie nog iets pregnanter te formuleren als ‘een keer
naar den Heer’. Voor Brandsma was Geert Grote
en daarmee de Moderne Devotie ‘een lichtend
voorbeeld ook voor dezen tijd, waarin ook al te
ver doorgevoerd zingenot en al te hooger waardering van het geld opnieuw roepen om “een keer
naar den Heer”.’40
In het rapport van LAGroup spelen deze aspecten
in ‘het overkoepelend Verhaal’ geen enkele rol.
Wel worden als kernwaarden ‘soberheid, gehoorzaamheid en kuisheid’ genoemd, maar wat men
daar precies mee wil, blijft onduidelijk. Het kan
natuurlijk zijn dat gehoorzaamheid en kuisheid in
het Zwolse DNA zit, daar wil ik van af zijn.
Geen verinnerlijking, geen keer naar de Heer,
maar wel zorg en tolerantie spelen een rol in het
verhaal van de citymarketeers. Ja, zorgen dat
deden de fraters en zusters wel voor elkaar, maar
zorgen was niet hun primaire streven. LAGroup
adviseert initiatieven op het terrein van het zorgen
te ontplooien om zo een dam tegen moreel verval
op te werpen. Het is onduidelijk wat de lezer zich
hierbij voor moet stellen.
En wat wordt er in die snelle elevator pitch
eigenlijk met het ‘tolerante’ karakter van de Zwolse gemeenschap bedoeld? In de Oudheid en de
Middeleeuwen betekent het Latijnse werkwoord
tolerare zoveel als het verdragen van lichamelijk
en psychisch onrecht in de vorm van foltering,
pijn of natuurrampen. Pas later kreeg het de betekenis van verdraagzaamheid jegens andersdenkenden. De Zwollenaar zou een tolerant karakter
hebben. Uit zich dat soms in dragen zonder klagen of in het openstaan voor mensen met radicaal
andere opvattingen?
In het begin van dit artikel werd de vraag
geponeerd of het door de citymarketeers van de
LAGroup gepresenteerde verhaal van de Moderne
Devotie de toets der kritiek kan doorstaan. Het
antwoord luidt: nee. De gecommuniceerde identiteit komt niet overeen met de feitelijke identiteit. Het verhaal rammelt omdat de devoten een
modern jasje krijgen aangemeten dat hun niet
past. Dat valt te betreuren omdat het verhaal van
de Moderne Devotie een ijzersterk verhaal is. De
Gravure van Thomas a
Kempis, door T. Mensinck, eind zeventiende
eeuw. In de rand staat
een zinspreuk van Thomas: In omnibus quasivi, et nusquum inveni,
nisi in angello cum
libello (Ik heb overal rust
gezocht en het nergens
gevonden, behalve in een
hoekje met een boekje).
(Foto collectie HCO)
ZHT3 2016.indd 14 21-9-2016 12:32:13
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 143
devoten hebben met hun frater- en zusterhuizen
op een inventieve wijze getracht de kerk van binnen uit te hervormen. Hun streven naar innerlijke
vernieuwing heeft voor een grondige kloosterhervorming gezorgd en een voortzetting gevonden
in de spiritualiteit van de Jezuïeten. En zo is de
erfenis van Geert Grote, Gerard Zerbolt, Gerlach
Peters en Thomas a Kempis wel degelijk iets om
als stad trots op te zijn. ‘Een keer naar de Heer’
ligt uiteraard niet op de weg van de gemeentelijke
overheid. Wat wel tot haar taak gerekend mag
worden is het koesteren van wat van deze beweging in de vorm van gebouwen en kostbare handschriften resteert en deze op een zo aantrekkelijk
mogelijke manier voor een geïnteresseerd publiek
te presenteren.
Literatuur
Acquoy, J.G.R. (1984) Het klooster te Windesheim en zijn
invloed. Deel 1, I en II). (Herdruk van de uitgave
Utrecht 1875-1880).Leeuwarden: Gerben Dijkstra.
Augustijn, C. (1988). ‘Erasmus en de Moderne Devotie’.
In: P. Bange (red.), De doorwerking van de Moderne
devotie : Windesheim 1387-1987. Hilversum: Verloren.
Delprat, G.H.M. (1830). Verhandeling over de Broederschap van Geert Groote en over den invloed der
fraterhuizen op den wetenschappelijken en godsdienstigen toestand voornamelijk van de Nederlanden na den XIV. Eeuw. Utrecht: Joh. Altheer.
Dijk, R. van (2002). De Moderne devotie. Haar invloed
in de negentiende en twintigste eeuw, In: Overijsselse Historische Bijdragen 117 (2002) 7-50.
Enghen, J. van (2008). Sisters and Brothers of the Common life. The Devotio Moderna and theWorld of
In het Zwolse fraterhuis
vervaardigd handschrift, tweede helft
vijftiende eeuw. (Sarijs
handschrift, collectie
HCO)
ZHT3 2016.indd 15 21-9-2016 12:32:16
144 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
the Later Middle Ages. Pennsylvania: University of
Pennsylvania Press.
Goudriaan, K. (red.) (2008). Vernieuwde innigheid.
Over de Moderne Devoten, Geert Grote en Deventer.
Nieuwegein: ARKO
Huizinga, J. (1963) tiende druk. Herfsttij der Middeleeuwen. Haarlem: Tjeenk Willink en zoon.
Jong, O.J. de (1988). In: P. Bange (red.), De doorwerking
van de Moderne devotie : Windesheim 1387-1987.
Hilversum: Verloren.
Joosse, U. (2007). Van de (vier) Uitersten. Een onderzoek
naar de functie van de tekst ‘Van de (vier) Uitersten
aan de hand van een analyse uit het handschrift LTK
268 uit de Universiteitsbibliotheek in Leiden. Doctoraalscriptie Mediëvistiek. Universiteit Utrecht.
Kempis, Thomas a (1985). De navolging van Christus.
Vertaald door Gerard Wijdeveld. Antwerpen: De
Nederlandse Boekhandel; Kampen: Kok Agora.
Lücker, M.A. (1950). Meister Eckhart und die Devotio
Moderna. Leiden: E.J. Brill.
Oostrom, F. van (2013). Moderne devoten in tekst en
context. 7e Thomaslezing gehouden op 12 december 2013. http://thomasakempis.nl
Post, R.R. (1967). Geert Grootes Tractaat ‘Contra Turrim Trajectensem’ teruggevonden. ’s Gravenhage:
Martinus Nijhoff.
Post, R.R. (1968). The Modern Devotion. Confrontation
with Reformation and Humanism. Leiden: Brill.
Romein, J. en A. (1959). Erflaters van onze beschaving.
Nederlandse gestalten uit zes eeuwen. AmsterdamAntwerpen: Wereldbibliotheek.
Swart, K. en P. Koppen (2015). Gemeente Zwolle. Versterking en samenwerking cultuur historisch domein
(Concept). Amsterdam LAGroup.
Vos, C.F. (1866). De leer der vier uitersten. Academisch
proefschrift. Hoogeschool te Utrecht. Amsterdam:
Y. Rogge
Zerbolt van Zutphen, Gerard (2011). Geestelijke opklimmingen. Een gids voor de geestelijke weg uit de vroege
Moderne Devotie. Vertaald, ingeleid en toegelicht
door R.Th.M. van Dijk O. Carm. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Noten
1. Swart en Koppen 23
2. www.citymarketingonline.nl/ wat is citymarketing
3. Zerbolt
4. Acquoy 26
5. Acquoy 27
6. Post (1967)
7. Acquoy (I) 53
8. Romein 39
9. Van Enghen 305
10. Acquoy 281
11. Van Enghen 174
12. Van Enghen 174
13. Acquoy (II) 284
14. Van Enghen 186
15. Van Enghen 196
16. Van Enghen 199
17. Van Oostrom 3
18. Acquoy (II) 262
19. Van Enghen 284, 285
20. Van Enghen 151
21. Augustijn 73
22. Van Enghen 278
23. Van Enghen 301
24. Zerbolt 123
25. Zerbolt 129
26. Joosse 37
27. Lücker 58
28. Van Enghen 304
29. Acquoy (II) 307
30. Weiler 42
31. Weiler 43
32. Huizinga 238
33. Kempis I,1,12
34. Kempis I,2,3
35. Kempis I,3,24
36. Kempis I,20,30
37. Kempis I,3,10
38. Kempis II, 12, 18-23
39. Van Enghen 269
40. De Jong 289
ZHT3 2016.indd 16 21-9-2016 12:32:16
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 145
Wim Buurlage: organisator en stadsomroeper
Jos Buurlage Een zwoele zomeravond in het begin van de
jaren zestig. Een vol plein in Zwolle. Dat
kan het Nachtegaalplein zijn, het Assendorperplein, het Rodetorenplein, maar ook een
locatie in een nieuwe wijk, zoals het Simon van
Slingelandtplein in Dieze-Oost. Jonge wielrenners duwen hun fietsen met dikke banden door
de menigte, op weg naar huis. Ze hebben na de
etappe van de Ronde rond Zwolle even moeten uithijgen. Gewoontegetrouw is het tempo beschaafd,
totdat de grens van Zwolle in zicht komt. De rondeleider formeert een kopgroep van vijf renners,
die met de tong op het stuur moeten proberen
in de Zwolse straten het razende peloton voor te
blijven.
Als zij arriveren, is het publiek door de commentator al opgewarmd. De rondeleider neemt
naast hem op het podium plaats. De leiders in de
klassementen krijgen een frisse trui en een kus
van de rondemiss. Maar daar is het merendeel van
de toeschouwers niet voor gekomen. Zij zien uit
naar de prijzenregen. Medewerkers van de ronde
mengen zich onder het publiek. Zij fungeren als
Mister X. De rondeleider geeft instructies. ‘Mister
X, u zet drie passen naar voren, nu gaat u twee
passen naar rechts en u geeft een envelop aan de
dichtstbijzijnde dame aan uw rechterhand. Mister
X, u huppelt nu vier passen vooruit; de envelop is
voor de meest nabije heer met een hoed voor u.’
Na ongeveer tien minuten komen de gelukkigen met de enveloppen op het podium. De rondeleider bekijkt de inhoud. Een deel van de winnaars
krijgt de prijs meteen. Dat kan een schemerlamp
zijn of een bon voor een pakket levensmiddelen.
De rondeleider heeft beroepshalve zoveel theatervoorstellingen bijgewoond, dat hij perfect
weet hoe hij de spanning kan opbouwen. Andere
winnaars krijgen daarom het verzoek even te
wachten. Die worden benijd door het publiek.
Hun wacht een grote prijs. Dat kan een radio zijn,
een gashaard, een reis (zes dagen naar de Moezel),
maar het meest begerenswaardig is in die dagen
de wasmachine.
Die rondeleider, Wim Buurlage, is een bekende Zwollenaar. Men kan hem kennen van de vele
bals die hij leidt. Van de sportevenementen die
hij van commentaar voorziet. Van de tentoonstellingen, waar hij de dagelijkse leiding heeft. Van het
door hem gepresenteerde Oranje-koffie-uurtje op
het Grote Kerkplein op Koninginnedag. Ook van
zijn winkel in de Luttekestraat, waar hij televisies
verkoopt met een onovertroffen beeldkwaliteit.
En natuurlijk van zijn geluidswagen, waarmee hij
vaak door Zwolle rijdt, om bijvoorbeeld een concours hippique of een operettevoorstelling aan te
kondigen.
Jeugd
Wim Buurlage werd in 1923 geboren in Groningen, in een goed katholiek gezin. Zijn beste
vriend was Gerard Veringa, later minister van
Onderwijs en Wetenschappen. Samen waren ze
misdienaar. Samen waren ze ook bij de padvinderij. Vader Joost Buurlage was filiaalhouder van
de VELO, een bedrijf dat wasmachines maakte en
die in eigen winkels verkocht, samen met fietsen,
radio’s, speelgoed en huishoudelijke artikelen. In
1938 waren er al honderd van deze kleine warenhuizen. Zo’n filiaalhouder leidde het bestaan
van een moderne nomade. Joost werd in 1926
overgeplaatst naar Assen. Op zondag zette hij vijf
stoelen in zijn motorbakfiets, waar echtgenote en
kinderen op plaatsnamen, en zo reed het gezin
naar Groningen voor familiebezoek. Later mocht
hij opnieuw een filiaal in de Martinistad leiden.
Maar niet voor lang. De volgende halte was in
1937 Kampen; het eindstation werd in 1938 de
Diezerstraat (nr. 57) in Zwolle.
ZHT3 2016.indd 17 21-9-2016 12:32:16
146 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Wim bezocht hier de St. Antonius MULO aan
de Grote Baan. Hij had de capaciteiten om door
te stromen naar de HBS. Zwolle had echter nog
geen katholieke HBS, zodat die optie verviel. Hij
ging aan de slag als laborant in de azijnfabriek van
Schaepman. Niet voor lang. De VELO stond het
filiaalhouders toe naast hun werk een eigen nering
te drijven. De voorganger van vader Buurlage had
een radiowinkel geopend, die zo goed liep dat
hij volledig kon overstappen. Door dit voorbeeld
geïnspireerd huurde Joost Buurlage in 1939 een
winkelpand op de hoek van de Kamperstraat en
de Van Hattumstraat, nu in gebruik bij Olland.
Zijn radiowinkel vernoemde hij naar zoon Wim.
De combinatie van de eerste twee letters van vooren achternaam leidde tot Radio Wibu.
Zo werd de zestienjarige laborant winkelier,
op het hoogtepunt van de economische crisis.
Hij was het gezicht van de winkel. Zijn vader was
vooral op de achtergrond actief. Diens belangrijkste bezigheid bleef het leiden van het VELOfiliaal. Wim verkocht luxeartikelen als radio’s en
grammofoons. Maar ook onderdelen voor de vele
radioamateurs en goede tweedehands apparaten
voor mensen met een smalle beurs. Bovendien
ontwikkelde Wim zich door cursussen al snel
tot een bekwaam reparateur. Geluidsversterkers
waren destijds schaars. Toch slaagde hij erin een
Philips-versterker met een uitgangsvermogen van
40 watt te verwerven, die hij met microfoons, luidsprekers, een grammofoon en een collectie platen
ging verhuren. Vooral orkesten waren geïnteresseerd. Doordat de solisten nu achter een microfoon konden plaatsnemen, hoefden de musici hun
volume niet meer te dempen.
Sport was voor de familie Buurlage belangrijk.
Vader Joost voetbalde in zijn jonge jaren bij GVAV
Rapiditas, voorloper van FC Groningen. Hij nam
ook deel aan motorraces. Zoon Wim deed aan
atletiek bij PEC. Hij blonk uit in hardlopen en
bezat zeer lange tijd het clubrecord verspringen.
Hij was een belangrijke kracht in het estafettekwartet. Zijn fascinatie voor sport zou hem niet
meer loslaten.
Oorlog en bevrijding
In het midden van de oorlog verhuisde de winkel
naar Luttekestraat 30, het pand van sigarenwinkelier Pieper. Die had nauwelijks nog iets te verkopen en besloot het pand te verhuren. Aan het
fraaie winkelinterieur, een combinatie van Art
Nouveau en Art Deco, mocht de huurder niets veranderen. Daardoor beschikte Wim waarschijnlijk
als enige radiowinkelier over een hoge droogkast
Radio Wibu op de hoek
van de Kamperstraat en
de Van Hattumstraat,
1939. (Collectie HCO)
ZHT3 2016.indd 18 21-9-2016 12:32:17
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 147
voor sigaren. Niet alleen in de sigarenhandel, ook
in de radiobranche waren de goederen schaars.
Dat blijkt uit het relaas van Hennie Meijer, later
bekend als jazzgitarist en als schrijver, onder het
door Gerard Reve bedachte pseudoniem Henk
Romijn Meijer. In de oorlog behoorde Meijer als
scholier tot de klantenkring van Radio Wibu.
Hij haalde herinneringen aan die tijd op in zijn
bundel Een blauwe golf aan de kust (1986). Onze
gemakkelijk te herkennen hoofdpersoon heet
hier ‘Willem Muiswinkel’, zijn bedrijf ‘Wilmuis’.
Een deel van de beschreven activiteiten blijkt te
bestaan uit ruilhandel. Een goede Amerikaanse
jazzplaat is bijna onbetaalbaar. Maar Muiswinkel is bereid zo’n plaat te ruilen tegen twee door
de klant meegebrachte platen, mits hij die kan
gebruiken.
In 1943 maakte de bezetter een hardhandig
einde aan de handelsactiviteiten van Radio Wibu.
Wim Buurlage werd opgepakt, voor de Arbeitseinsatz. De winkel werd dichtgetimmerd. Wim
belandde in Duitsland eerst in de gevangenis en
later werd hij tewerkgesteld op een boerderij.
Vooral de ervaringen in gevangenschap werkten
traumatiserend. Ze lieten levenslang sporen na.
De buitenwereld merkte daar echter weinig tot
niets van. In mei 1945 keerde hij terug in Zwolle
en meteen ging hij energiek aan de slag. Op 12 mei
1945 liet hij in het Zwols Nieuws- en Advertentieblad weten: ‘Radio Wibu zet haar bedrijf met 100
procent capaciteit voort.’ Die capaciteit benutte hij
aanvankelijk vooral bij het verhuren van geluidsinstallaties. De Canadese bevrijders zorgden voor
veel werkgelegenheid. Voor een grote manifestatie op het Gemeentelijk Sportpark leverde hij de
apparatuur, die door de militairen werd geïnstalleerd. Op de tribune bekeek hij tevreden hoe ze de
luidsprekers ophingen, genietend van een door de
bevrijders aangeboden rokertje. Hij had wel andere ervaringen opgedaan met mannen in uniform.
Befaamd waren de feesten van de Canadezen
in hotel Van Gijtenbeek aan het Stationsplein.
Terwijl voedsel nog zeer schaars was, konden de
gasten daar genieten van een buffet dat ook nu
nog het predicaat luxe zou verdienen. De muziek
werd verzorgd door jonge Zwolse jazzmusici, met
saxofonist Jan Voerman voorop. Die muziek kon
natuurlijk niet zonder geluidsversterking. Die
werd in hotel Van Gijtenbeek, ook in de decennia daarna, altijd verzorgd door Wibu. Musici
en geluidstechnicus prikten uiteraard graag een
vorkje mee van de buffetten.
De atletiek pakte Wim niet meer op. Hij ging
nu voetballen bij PEC. Veel tijd had hij daar overigens niet voor, want in zijn bedrijf was hij in de
jaren na de oorlog creatief en dynamisch bezig.
Omdat er maar weinig radiotoestellen op de
markt kwamen, besloot hij die zelf te gaan fabriceren. Het pand aan de Luttekestraat was smal,
maar diep. Achter de winkel en de werkplaats was
er een derde ruimte, waar vier werknemers de hele
dag radio’s bouwden. De radiomeubels kwamen
van de firma Brandsteder uit Amsterdam, later de
importeur van Sony. De onderdelen hoofdzakelijk
van Amroh uit Muiden.
Wim zag in die naoorlogse jaren volop kansen.
Zo besloot hij wasmachines te gaan verhuren.
’s Morgens gebracht, tegen de avond opgehaald.
Wim Buurlage rond
1950. (Particuliere collectie)
ZHT3 2016.indd 19 21-9-2016 12:32:17
148 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
Aanvankelijk vervoerde hij ze zelf op een transportfiets. Later ging de jongste bediende daarvoor
met een bakfiets op pad. Op zaterdagmiddag reed
Wim met een geluidswagen op en neer door de
Luttekestraat. Voor tien winkeliers uit die straat
maakte hij reclame. Korte, pakkende boodschappen. Elke winkelier betaalde daarvoor een rijksdaalder.
Toen er veel militairen in Nederlands-Indië
waren gelegerd, trok Wim de provincie in om
platen op te nemen, waarop familieleden aan het
woord kwamen. Die werden naar Indië gezonden.
Na de opname liet hij via een geluidsinstallatie
een stukje horen. Op die trips liet hij zich graag
vergezellen door zijn verloofde, Willy van Zon.
Haar taak was het de plaat in een hoesje te doen en
die met een brede glimlach aan de klant te overhandigen. Later, toen ze getrouwd waren, had zij
binnen de firma haar eigen handel. Platen die bij
verversing van het repertoire in jukeboxen waren
verwijderd, kocht zij op. Ze verkocht ze voor een
aantrekkelijke prijs.
Geluidsinstallaties
Voor en kort na de oorlog verhuurden veel Zwolse
radiohandelaren geluidsinstallaties. De meesten stopten er na enkele jaren mee. Wibu kocht
van enkele gestopte collega’s de apparatuur. De
klantenkring groeide. In de jaren vijftig waren er
op hoogtijdagen als 30 april en 5 mei wel twaalf
installaties in bedrijf, niet alleen in Zwolle, maar
ook in Kampen, Oldebroek, Dalfsen, Epe en
Zwartsluis. Zaalhouders vormden een flink deel
van de klantenkring. Die beschikten toen over het
algemeen nog niet over eigen geluidsinstallaties.
Om het sjouwen met apparatuur te beperken,
bracht Wim Buurlage vaste luidsprekers aan in de
Buitensociëteit, Odeon, Parovita (parochiehuis
van de St Jozefparochie in de Assendorperstraat),
De Dageraad (Molenweg), Suisse (Blijmarkt) en
zaal Donker (hoek Oude Vismarkt – Gasthuisstraat, eerste etage). Vader Joost was de eerste
jaren vaak achter de knoppen van een geluidsversterker te vinden. Tot hij in 1952 werd getroffen
door een hartaanval. Hij verliet de VELO, beperkte zijn werk voor Wibu tot assistentie in de winkel
en startte een handel in regenkleding.
Een eervolle klus voor Wibu was de verzorging van het geluid in het Openluchttheater in
het Engelse Werk. De eerste versie daarvan werd
geopend in 1949. Na enkele verplaatsingen en
uitbreidingen had het theater in 1952 zijn definitieve vorm, achter de uitspanning van Krisman.
Er waren 1000 zitplaatsen. Het spel was van tamelijk hoog niveau. Toneelspeler en regisseur Ton
Dalenoord, zoon van de banketbakker op de hoek
van de Roggenstraat en de Diezerstraat, legde
er de basis voor een loopbaan als beroepsacteur.
Tegenwoordig plakt men acteurs een microfoontje
op het hoofd. Toen moesten enkele zo onzichtbaar
mogelijk opgestelde microfoons het gesproken
woord registreren. Het geproduceerde geluid
moest een stevige avondbries kunnen weerstaan.
Het werd een specialisme van Wibu. In 1954
werden er in de speeltuin aan de Hortensiastraat
vier voorstellingen gegeven van de operette
Radio Wibu, Luttekestraat 30, in de tweede
helft van de jaren
vijftig. De lampen aan
weerzijden van de gevel
zijn typerend voor de
Art Deco bouwstijl.
(Particuliere collectie)
ZHT3 2016.indd 20 21-9-2016 12:32:17
zwols historisch tijdschrift jrg. 33 – nr. 3 | 149
Alpenzicht in Weissenthal. De eerste avond waren
er 1500 toeschouwers. De legendarische Zwolse
recensent Henri Th. Timmerman schreef dat de
geluidskwaliteit dankzij de door Wibu ‘goed opgestelde microfoons’ uitstekend was. Toen ze nog
maar nauwelijks op de markt waren, beschikte
geluidstechnisch bureau Wibu al over enkele
bandrecorders. Wim verzuimde uiteraard niet
toneelgezelschappen en verenigingen op de mogelijkheden te wijzen. Hij maakte veel opnames,
waarmee zij hun toneelvoorstellingen en revues
konden verlevendigen.
De meeste sportaccommodaties in Zwolle
en omgeving hadden rond 1950 evenmin eigen
installaties. Wibu verzorgde het geluid bij voetbal, hockey, motorraces, roeien, wielrennen,
tennis, zwemmen, skelteren en vele andere sporten. Aangezien de eigenaar beschikte over een
heldere stem, een zuivere dictie en enige kennis
van zaken, vroeg men hem vaak als microfonist
op te treden. Hij deed dat met genoegen, in het
bijzonder bij zijn oude liefde, atletiek. Op het
Gemeentelijk Sportpark zat hij, samen met enkele
organisatoren, achter een marktkraam, dichtbij
de sintelbaan. Hoewel hij de keus had uit een
groot aantal goede microfoons, gebruikte hij bij
die gelegenheden steevast een Shure 730, onder
kenners befaamd als de Billie-Holidaymicrofoon.
De gevierde jazzzangeres ging er enkele malen
mee op de foto. Het is een kristalmicrofoon met
cardioïde eigenschappen, die een heldere klank
produceert en nauwelijks omgevingsgeluid registreert, waardoor de kans op rondzingen beperkt
is.
Omroeper en balleider
Wim Buurlage was ook de omroeper bij allerlei
wedstrijden die zich in het grensgebied van sport
en amusement afspeelden. Artsen bijvoorbeeld
gingen op het voetbalveld de strijd aan met onderwijzers. Zwolse journalisten voetbalden tegen
leden van de gemeenteraad. In 1954 speelden
artsen tegen veteranen van Zwolse voetbalclubs,
ten bate van het Rode Kruis. De Zwolse Courant
roemde de ‘gloedvolle microfoon-verslaggever
Wim Buurlage’, die ‘spreekkoren en voetgestamp’
organiseerde. Gemeenteraadsleden van Zwolle
speelden in 1959 tegen collega’s uit Kampen. De
opbrengst was voor het Krotopruimingsfonds. De
Kamper Uien maakten de Blauwvingers in: 0-5.
Tot overmaat van ramp was er nauwelijks publiek.
De microfonist merkte schamper op dat van de
opbrengst misschien net één voordeur kon worden aangeschaft.
Zo’n ietwat komische rol speelde hij ook in
1952 in het kader van een actie om de financiële
positie van het Hopmanshuis te verstevigen. In
dat huis was Theater Lumière ingericht. Er werden
stomme films vertoond met muzikale begeleiding.
Onze hoofdpersoon was de ‘explicateur’, voor de
gelegenheid gekleed in een rokkostuum met een
hoge hoed. Een kundige grimeur had hem voorzien van een sierlijke snor. Volgens de Zwolsche
Courant wees hij de bijzonderheden op het filmdoek aan met een biljartkeu, maar op de bijbehorende illustratie van Teun van der Veen hanteerde
hij een klassieke Engelse wandelstok met knop,
die perfect past bij de dandyeske outfit.
De amusementswereld was Wim niet vreemd.
Kort na de oorlog overtuigde hij exploitant Massier van de uitspanning Urbana aan de Wipstrikkerallee ervan dat er een toekomst was voor
dansen bij een grammofoonplaat. Hij mocht voor
deejay gaan spelen. Het werd een groot succes.
In de eerste helft van de jaren vijftig bood zaal
Donker (hoek Oude Vismarkt – Gasthuisstraat)
Als omroeper op het
Gemeentelijk Sportpark, met de BillieHolidaymicrofoon.
(Particuliere collectie)
ZHT3 2016.indd 21 21-9-2016 12:32:17
150 | jrg. 33 – nr. 3 zwols historisch tijdschrift
mensen die op zondagavond niet vroeg naar bed
wilden, de gelegenheid het weekend op de dansvloer sfeervol af te sluiten. Wim Buurlage leidde
het dansen in goede banen en trad ook op als
conferencier. Hij was er zelfs prins Carnaval. In
het seizoen leidde hij tot het midden van de jaren
zestig elk weekend minstens één bal. Hij hield
orde, maar creëerde met spelletjes en ingewikkelde polonaises ook een uitbundige sfeer. Vond
zo’n bal in Odeon plaats, dan was de kans groot
dat hij voor het volgende bal een stropdas moest
aanschaffen. Gerant Nekkers had namelijk de
gewoonte om tijdens de nazit een schaar uit zijn
binnenzak te halen en aan de aanwezige heren te
vragen: ‘Is ’t te knijp?’ Na een bevestigend antwoord knipte hij ongeveer vijftien centimeter
onder de knoop de stropdas door. Je kon natuurlijk ontkennend antwoorden, maar dat stond
gelijk aan het weigeren van een duel in de negentiende eeuw.
Geluidswagen
Bij een groot publiek was Wibu bekend van de
geluidswagen. Hij kondigde vooral sportieve en
culturele evenementen aan. Maar hij werd ook
ingezet om bijvoorbeeld in perioden van droogte
de Zwollenaren te vragen zeer zuinig te zijn met
water. In de jaren vóór de fusie met Zwollekerspel
(1967) was het mogelijk, zelfs met het lage tempo
van een geluidswagen, in twee uur heel Zwolle te
doorkruisen. De mededelingen werden afgewisseld met vrolijke muziek. Was de schoolgaande
jeugd thuis, dan reed er een hele stoet kinderen
op fietsjes achter de wagen aan. Een ander ritueel
voltrok zich bij het binnenrijden van de Pierik. Als
de wagen stopte, kwam slager Bennie Poppe aangesneld met op de punt van zijn slagersmes een
sappig stukje leverworst voor de ‘stadsomroeper’.
Iemand met zo’n scala aan activiteiten moet
wel over organisatorisch talent beschikken. Dat
bleef niet onopgemerkt. Bij het Openluchttheater
was hij op dit vlak een gewaardeerde adviseur.
Dat gold ook voor de Actie Vakantiebesteding,
een activiteitenprogramma voor de jeugd in de
zomervakantie. De jongeren keken uit naar Jongensstad en Meisjesstad (met veel padvinderachtige activiteiten), de groots opgezette sportdag en
de zeepkistenrace op de Suikerberg. De Stichting
Vrienden van de Buitenschool vroeg hem in
1956 een centrale rol te spelen in de organisatie
van de jaarlijkse ker