Zwols Historisch Tijdschrift
Industrieel monument
van de wederopbouw
29e jaargang 2012 nummer 1 – 8,50 euro
2 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
Suikerhistorie
Café Stroomberg
In 1861 begon Marten Doggenaar, beurtschipper op Leeuwarden, een café op de hoek van de Thomas a Kempisstraat en de Brink waaraan hij de naam De Nieuwstad gaf. Met de naam ‘Nijstad’ of ‘Nieuwstad’ werd eeuwenlang het gebied aangeduid dat voor de Diezerpoort lag. Egbert Stroomberg nam rond 1885 het café over. Naast tapper was hij ook scheepstimmerman. Het café mocht zich verheugen in een grote belangstelling van ondermeer (turf)schippers, tramreizigers en bezoekers van de paardenmarkt, die rond de Brink en in de Thomas a Kempisstraat werd gehouden. Vanaf circa 1930 verdween de tram uit het straatbeeld en deed de autobus zijn intrede. De paarden werden vanaf 1 april 1931 op de nieuwe Veemarkt verhandeld.
Na twee generaties Stroomberg kwam het pand in 1955 in bezit van Gerrit Mensink. Het bleef café Stroomberg heten. Café annex slijterij zijn nog steeds in handen van de familie Mensink.
Café Stroomberg heeft in de loop der jaren een grote vaste klantenkring opgebouwd. Ook schakers, kaarters en biljarters vinden hier hun thuishonk. Boven wordt er heel wat af vergaderd. Ook na honderdvijftig jaar is het bij Stroomberg nog altijd goed toeven, zowel in het café als in de glazen uitbouw. Je kunt er genieten van een lunch, van een kop koffie of wat sterkers. Boven de bar hangt het devies: ‘Drinck als regel maetig, maer dan wel regelmaetig’. Elke stamgast zal het daarmee eens zijn.
(Collectie ZHT)
Stroomberg in 2011. (Foto Jan van de Wetering)
zwols historisch tijdschrift 3
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans2
Bedrijfshal IJzerleeuw
gemeentelijk monument
Annèt Bootsma – van Hulten4
Vriendinnetje van Leo Major
heeft een gezicht gekregen
Steven ten Veen12
Van Bonifaciusschool
via De Schalm naar Facet
Katholiek speciaal onderwijs 50 jaar geleden gestart tussen gevangenis en gasfabriek
Willem Damman17
De Molukkers van Zwolle
en hun achtergrond
Herman Aarts27
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 6: Het jaar van de zebra
(1961-1962)
Jan van de Wetering37
Boekbespreking40
Mededelingen41
Auteurs42
Redactioneel
Voor u ligt de gloednieuwe editie van het Zwols Historisch Tijdschrift, het eerste nummer van 2012, weer met een verscheidenheid aan boeiende historische gebeurtenissen.
Wij presenteren het eerste Zwolse industriële gemeentelijke monument van de wederopbouw aan u, de bedrijfshal van BV IJzerleeuw. Annèt Bootsma beschrijft dit nieuwe monument en geeft een schets van het bedrijf, zij gaat daarbij onder meer in op de tweehonderd jaar oude geschiedenis van het Zwolse moederbedrijf O. de Leeuw.
Met Bevrijdingsdag voor de deur komt Steven ten Veen met nieuwe feiten over de bevrijder van onze stad, Leo Major. Zijn Nijmeegse vriendinnetje heeft namelijk een gezicht en een naam gekregen, Antoinette Sliepenbeek.
Willem Damman schrijft over vijftig jaar geschiedenis van het rooms-katholieke speciaal onderwijs in Zwolle. In 1961 werd namelijk de Bonifaciusschool opgericht, later omgedoopt in De Schalm, een paar jaar terug in Facet. De school ontstond in een tijd waarin een term als ‘debiel’ nog gangbaar was. Damman beschrijft de veranderde visie op kinderen die ‘niet mee kunnen komen’ en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de ontkerkelijking.
Verder is er aandacht voor de Molukse gemeenschap in Zwolle, binnen het bredere kader van de Molukse geschiedenis. Herman Aarts verhaalt van het KNIL, woonoorden en de Molukse gemeenschap in Holtenbroek. In het onlangs door het HCO uitgegeven boekje Kenang Kenangang, herinneringen zijn interviews met de eerste en tweede generatie Molukkers in Zwolle te lezen. Veel jaren zestig in dit nummer, Jan van de Wetering verhaalt in zijn gelijknamige serie over nieuwerwetse zaken als de twist en het zebrapad. Al deze teksten, aangevuld met het suikerzakje en een boekbespreking, bieden weer uren leesplezier!
Omslag: De tot naoorlogs industrieel monument aangewezen bedrijfshal van BV IJzerleeuw,
met het over de haven reikende dak, 2010.
(Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
4 zwols historisch tijdschrift
Bedrijfshal IJzerleeuw gemeentelijk monument
Eind maart van dit jaar is een bedrijfspand van BV IJzerleeuw door het college van
B en W aangewezen als gemeentelijk monument van de wederopbouw. IJzerleeuw is daarmee de eerste Zwolse onderneming die met een naoorlogs bedrijfspand de status van beschermd monument op de gemeentelijke monumentenlijst heeft verkregen. Het betreft de bedrijfshal van IJzerleeuw aan de Gasthuisdijk 15, die dateert uit 1961-1962 en die nu is aangemerkt als een bouwwerk van architectuurhistorisch belang en als goed bewaard gebleven voorbeeld van naoorlogse bedrijfsmatige bouw.
O. de Leeuw
IJzerleeuw is een voorraadhoudende groothandel in staal. Het bedrijf werd opgericht in december 1955, maar maakt onderdeel uit van een al veel ouder geheel. IJzerleeuw ontstond als zelfstandige werkmaatschappij van de Zwolse onderneming O. de Leeuw. De geschiedenis van O. de Leeuw gaat ruim tweehonderd jaar terug naar het begin van de negentiende eeuw. In 1810 begon Hendrik Wijnekes in het pand Diezerstraat 72 een handel in ijzerwaren, onder het uithangbord ‘In den blauen saegh’. Wijnekes overleed in 1844. Vervolgens ging de ijzerwarenzaak in eigendom over op Hendrik J.J. Bolte, zijn weduwe Johanna H. Bolte-Stroink en tenslotte op haar broer Johan H.H. Stroink. In 1869 verscheen de jonge Groninger Oeds de Leeuw (1846-1916) ten tonele. De Leeuw werd in 1872 medefirmant. In 1892 kocht hij Stroink uit en zette het bedrijf onder zijn eigen naam voort: firma O. de Leeuw. Het bedrijf telde toen negen medewerkers, waaronder één reiziger.
In het laatste kwart van de negentiende eeuw transformeerde de oorspronkelijke detailhandel zich tot een groothandel. Belangrijke afnemers waren smeden in het noordoosten van het land en het aangrenzende deel van Gelderland. Interessant is dat veel van deze smeden uitgegroeid zijn tot constructiebedrijven, machinefabrieken, carrosseriebedrijven en landbouwmechanisatiebedrijven, die tegenwoordig nog altijd hun goederen betrekken van de zeven bedrijven die onder de huidige O. de Leeuwgroep ressorteren. In die zin is O. de Leeuw meegeëvolueerd met haar klanten.
In de jaren negentig van de negentiende eeuw begon De Leeuw naast ijzerwaren ook kachels, wasmachines en landbouwwerktuigen te verkopen. De landbouwmachines werden geïmporteerd uit Duitsland, Engeland en Amerika (Deering). Speciaal daarvoor werd in het begin van de twintigste eeuw een nieuw magazijn gebouwd op het Rodetorenplein. Dit grote bakstenen gebouw is eind jaren negentig van diezelfde eeuw afgebroken om plaats te maken voor het Maagjesbolwerk.
In 1895 werd de firma bij het bezoek aan Zwolle van koningin-moeder Emma en de jonge koningin Wilhelmina voor de eerste keer het predicaat ‘hofleverancier’ verleend. In die tijd werden er ook daadwerkelijk leveranties aan de kroon-domeinen in Apeldoorn gedaan, zoals puntdraad en gereedschappen. Het predicaat hofleverancier is door alle volgende koninginnen verlengd, waardoor O. de Leeuw deze onderscheiding nu al 117 jaar onafgebroken heeft mogen voeren. Daarmee is de onderneming de oudste, nog bestaande, hofleverancier van Overijssel.
De bedrijfsactiviteiten van O. de Leeuw waren tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw gestoeld op vier pijlers: landbouwwerktuigen, ijzerwaren, huishoudelijke apparaten en ijzer en staal. Daarna is de onderneming zich steeds meer gaan toeleggen op staal, ijzerwaren en gereedschappen en technische producten en werd het een succesvolle toeleverancier voor bedrijfsmatige afnemers. De groothandel in consumentengoederen werd dan ook afgebouwd en de afdeling landbouwwerktuigen werd in 1993 omgevormd tot een importhandel voor tuin- en parkmachines.
IJzerleeuw
Vanaf eind jaren vijftig begon de verzelfstandiging van de verschillende bedrijfsafdelingen van O. de Leeuw en de verhuizing naar moderne panden op onder meer het nieuwe industrieterrein Voorst A (Gasthuislanden) aan de rand van de stad. De uittocht uit de Zwolse binnenstad, waar de bedrijfsactiviteiten in de loop der jaren over vele panden versnipperd waren geraakt, werd ingeluid in 1955 met de oprichting van IJzerleeuw en de daadwerkelijke vestiging (1956) van dit nieuwe bedrijf aan de Hasselterdijk in Frankhuis, op een van de gemeente gehuurd terrein van zo’n 17.000 m2. Dit betrof een voorlopige vestiging, bij de oprichting had men zich al verzekerd van een toezegging van de gemeente voor de aankoop van een vergelijkbaar terrein in de Gasthuislanden, welk gebied was aangewezen als nieuw industrieterrein en dat zou komen te liggen aan het nieuw te graven verbindingskanaal tussen het Zwartewater en de IJssel, het Zwolle-IJsselkanaal. Dit grootschalige project paste in het naoorlogse beleid om de stad door allerlei infrastructurele aanpassingen beter bereikbaar te maken. Het kanaal, waarbij ook insteekhavens naar nieuwe industriegebieden inbegrepen waren, zou een belangrijke stimulans gaan vormen in de ontwikkeling van de Zwolse economie.
De oprichting van IJzerleeuw was een ambitieus plan. Dat paste enerzijds goed bij de tijdgeest en de visie van de toenmalige directeur
Tj. Bootsma, schoonzoon van directeur O. de Leeuw jr. (1875-1954), maar het betekende voor het moederbedrijf toch een erg grote investering. Bootsma zocht daarom een landelijke partner om zijn plannen te verwezenlijken en vond die in de NV IJzerhandel Van der Vliet en De Jonge uit Amsterdam. Het doel van de gezamenlijke dochter vormde de handel in walserijproducten (ijzer en staal) in de meest uitgebreide zin, zoals balken, platen, profielbuizen en bouwstaalmatten. O. de Leeuw telde in die tijd ruim honderd personeelsleden, het bedrijf had in tien jaar tijd een enorme groei doorgemaakt.
In 1960 werd gestart met de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal. Kort daarna kwam de koop door IJzerleeuw van het nieuwe bedrijfsterrein aan de Gasthuisdijk definitief rond en kon worden begonnen met de aanleg van het nieuwe bedrijfscomplex.
Men kan wel zeggen dat de opzet voor het nieuwe bedrijf de toenmalige Zwolse maat ruim oversteeg. Het complex was een ontwerp van het bouwbureau van Van Leer’s Vatenfabrieken uit Amstelveen. Dit bedrijf was onder meer gespecialiseerd in de bouw (en exploitatie) van vatenfabrieken. Van Leer werd voor de nieuwbouw van IJzerleeuw ingeschakeld omdat partner Van der Vliet en De Jonge een dochteronderneming van dit bedrijf was. Tegelijkertijd werden ook het in Essen (Duitsland) gevestigde Architektur- und Ingenieurbüro ‘Silberkuhl’ en de firma ‘Montageschaaldak’ uit Zwijndrecht bij het project betrokken.
Het nieuwe bedrijf werd via een insteekhaven (Katwolderhaven) aangesloten op het Zwolle-IJsselkanaal. De bedrijfshal werd zodanig opgezet dat deze aan een kant open was en het dak over de haven reikte. Zodoende konden, met aan het dak bevestigde kranen, goederen rechtstreeks in en uit een schip worden geladen. Deze situatie werkte prima en bestaat nog altijd, nadeel is alleen dat het door het open karakter voor de magazijnmedewerkers behoorlijk koud in de hal kan zijn.
Een betonskelet vormde de hoofdconstructie van de bedrijfshal, waar overheen zich aan de havenzijde een ‘gevouwen’ betonnen schaaldak bevond. Verder bestond het dak uit tien betonnen ‘sheddaken’* met stalen gordingen en spanten. Genoemd bureau uit Essen ontwierp het dak, het montagebedrijf uit Zwijndrecht voerde het uit. De stalen gordingen werden ter plekke gebogen en gelast. De bedrijfshal werd door het bouwbedrijf der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij voor Havenwerken NV uit Amsterdam gefundeerd op gewapend betonpalen. Al met al een bijzondere betonnen constructie, die nu geldt als van grote typologische waarde. De overkapping doet denken aan die van de uit hetzelfde jaar stammende hal van het Amsterdamse RAI-gebouw.
Bij al dit buiten-Zwolse bouwgeweld maakte directeur Bootsma zich indertijd wel zorgen of dit niet de in de loop der tijd zorgvuldig opgebouwde en goede relaties met Zwolse aannemers zou verstoren. Maar er werden wel Zwolse bedrijven als onderaannemer ingeschakeld en er was nog een ander Zwols element, het kantoorgebouw aan de straatzijde. Chr. Stoel, ingenieur-adviseur voor bouwconstructie in Zwolle, ontwierp dit gebouw als een staalskelet in een modern-functionalistische stijl, met een plat dak met betonplaten.
Gestage groei
De bouw van het bedrijfspand vond plaats in 1961-1962. De voorlopige vestiging aan de Hasselterdijk en de mogelijkheid om daar veel meer voorraad te houden en, zeer belangrijk, veel grotere balken en staven op te slaan dan voordien mogelijk was, hadden direct al in een belangrijke behoefte voorzien. De zaken waren daar dan ook naar tevredenheid verlopen. Maar eenmaal gevestigd in het nieuwe onderkomen aan de Gasthuisdijk ontwikkelde IJzerleeuw zich zonder meer voorspoedig. Logisch gevolg daarvan was een dringende behoefte aan meer opslagruimte. In 1971 werd de verwerkings- en opslagcapaciteit van het bedrijf verdubbeld door de functionele ingebruikname van het naast de hal gelegen buitenterrein. Het kwam voor IJzerleeuw goed uit dat het schuin tegenover hen aan de Rieteweg gelegen voormalige bedrijfspand van NV Wispelwey medio 1973 te koop kwam. Met de aankoop van dit pand beschikte het bedrijf over een totale oppervlakte van 25.000 m2, waarvan 10.000 m2 bebouwd was. Hiermee was de behoefte aan ruimte voorlopig gestild. De nieuw aangeschafte hal aan de Rieteweg werd binnen het bedrijf aangeduid als hal 3, het buitenterrein naast de hoofdhal als hal 2. Deze hal 2 werd eind jaren tachtig ook overdekt.
De meest recente uitbreiding vond plaats in 2004. Na jarenlange onderhandelingen kwamen directeur van de O. de Leeuwgroep Marnix Bootsma (zoon van Tj. Bootsma) en directeur Rinse Valk van de aangrenzende voedingsproducent Abbott Laboratories tot overeenstemming over een grondruil. Dat leverde voor IJzerleeuw en Abbott allebei een belangrijke ruimtewinst op. Het perceel van de in 1973 aangekochte hal 3 werd geruild met een schuin daartegenover, aan de Gasthuisdijk gelegen terrein. Daarop verrees een nieuwe, tweemaal zo grote en volledig geconditioneerde hal 3, die op 20 mei 2005 feestelijk geopend werd door burgemeester Meijer. Bij die gelegenheid werd tevens het vijftigjarig jubileum van IJzerleeuw gevierd.
Medewerkers
IJzerleeuw maakt deel uit van de O. de Leeuwgroep en heeft daarmee nog steeds het karakter van een familiebedrijf. Familiebedrijven opereren doorgaans meer op lange-termijn basis, ze zijn solide en hebben een betrokken relatie met hun medewerkers. Veel medewerkers bij IJzerleeuw kunnen bogen op een lang dienstverband, er wordt regelmatig een vijfentwintig- of zelfs veertigjarig bedrijfsjubileum gevierd. In dit verband moeten de heer en mevrouw Dick en Nelly van Brink-van Beek genoemd worden. Zij hebben beiden erg veel bijgedragen aan de opbouw van IJzerleeuw en hebben beiden hun vijftigjarig jubileum bij de O. de Leeuwgroep gevierd. Zij werden voor hun verdiensten voor het bedrijf in respectievelijk 1993 en 1995 koninklijk onderscheiden. In 2005 werd ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van IJzerleeuw het voltallige personeel met partners een lang weekend naar Praag aangeboden. Verder wordt er regelmatig iets voor (en door) de medewerkers georganiseerd, waarbij de gepensioneerden niet vergeten worden. IJzerleeuw telt momenteel circa dertig medewerkers en biedt ook werkgelegenheid aan een zevental chauffeurs van het voormalige transportbedrijf Van der Weerd, nu onderdeel van de Pax Transport Groep.
Vandaag besteld, morgen geleverd
IJzerleeuw vormt tegenwoordig samen met Teham Pongers te Hengelo en Geertsema Staal in Winschoten (deze bedrijven werden in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw overgenomen) de staalhandelsdivisie binnen de O. de Leeuwgroep. Klantgericht denken en handelen staan bij de hele groep voorop. IJzerleeuw heeft in de loop der jaren een solide reputatie opgebouwd als voorraadhoudende staaltoeleverancier. In het lange en rijke verleden is veel product- en marktkennis opgebouwd. Daardoor kan de vraag van de klant bijna altijd direct worden beantwoord. Het bedrijf heeft zich toegelegd op deskundige advisering, zorgvuldige en snelle uitvoering van orders en uitgebreide service. De laatste jaren heeft IJzerleeuw geïnvesteerd in een moderne boorzaagstraat met daaraan verbonden een straalmachine. Zo kan ingespeeld worden op de wens van de klant om bewerkt materiaal snel toegeleverd te krijgen. Onder het motto ‘vandaag besteld, morgen geleverd’ rijden er dagelijks vrachtwagens door Noord-, Oost- en Midden-Nederland. Het klantenbestand loopt van de grote metaalverwerkende industrie tot de ambachtelijke siersmid. Zoals de in de jaren zestig en zeventig bekende Zwolse siersmid Willem Veltien, die vele uithangborden in het centrum van Zwolle heeft gemaakt. Natuurlijk hebben de bedrijfsresultaten in de loop der jaren wel gefluctueerd, maar het bedrijf heeft nooit rode cijfers hoeven schrijven. Een mooi resultaat voor een echt Zwols bedrijf, dat nu ook kan bogen op een bedrijfshal van cultuurhistorische waarde.
* Een sheddak, zaagdak of zaagtanddak is een dakvorm die vooral bij uitgestrekte fabriekshallen werd toegepast. Bouwkundig gezien betreft het een reeks evenwijdige zadeldaken met ongelijke schilden. De nokken zijn oost-westgericht. De schilden zijn voorzien van vele ramen. Het op het noorden gerichte schild is veel steiler dan het op het zuiden gerichte schild. Het gevolg van dit alles is dat de gehele hal gelijkmatig verlicht wordt. (Bron: Wikipedia)
** Dit artikel is gebaseerd op gegevens uit de bedrijfsarchieven van O. de Leeuw BV en BV IJzerleeuw, en de toelichting bij het besluit van B en W om de bedrijfshal aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Annèt Bootsma –
van Hulten
De tot naoorlogs industrieel monument aangewezen bedrijfshal van IJzerleeuw uit 1961-1962, in 2005. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
zwols historisch tijdschrift 5
Een factuur van
O. de Leeuw uit 1952, een paar jaar voor de verzelfstandiging van de diverse bedrijfsafdelingen. IJzerleeuw werd drie jaar later als zelfstandige dochter opgericht, maar de naam werd al wel gehanteerd voor de handel in staaf-, plaat-, band-, beton- en balkijzer. (Bedrijfs-archief O. de Leeuw)
6 zwols historisch tijdschrift
Het begin aan de Hasselterdijk kende een provisorisch karakter. Maar er was voldoende opslagruimte. Op de achtergrond, aan de overkant van het Zwartewater, zijn de nieuwe flats van Holtenbroek te zien. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
Oude logo van IJzerleeuw. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
zwols historisch tijdschrift 7
Maquette van de nieuwbouw, waarop de tien sheddaken en het gevouwen schaaldak aan de havenkant goed te zien zijn. (Bedrijfs-archief IJzerleeuw)
Luchtfoto van de IJzerleeuwhal met de karakteristieke dakconstructie. Begin jaren negentig. (Bedrijfs-archief IJzerleeuw)
8 zwols historisch tijdschrift
Boven: De hal gefoto-grafeerd vanaf de waterkant. Het licht-effect van de sheddaken is goed te zien. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
Onder: Het over de haven reikende dak van de hal, 2010. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
zwols historisch tijdschrift 9
Links: Een vrachtwagen wordt geladen in hal 1, 2005. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
Rechts: Het in modern-functionalistische stijl opgetrokken kantoor. Oorspronkelijk was er maar een verdieping, begin jaren zeventig werd het kantoor uitgebreid met een tweede verdieping, in 1996 volgde nog een facelift. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
Luchtfoto uit 2004, met de nieuwe hal 3 in aanbouw. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
Optreden van ‘levende’ standbeelden bij de festiviteiten rond de viering van het vijftigjarig jubileum en de opening van hal 3 in 2005. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
10 zwols historisch tijdschrift
Burgemeester Meijer opende op 20 mei 2005 tijdens een feestelijke bijeenkomst de nieuwe hal 3 met een symbolische druk op de knop. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
Onder de pannen bij O. de Leeuw
Tj. (Tjamko) Bootsma (1912-1993) was als schoonzoon van de toenmalige directeur Oeds de Leeuw jr. van 1946 tot 1991 betrokken bij O. de Leeuw, aanvankelijk als adjunct-directeur, en vanaf 1954 als directeur. Onder zijn leiding groeide O. de Leeuw uit tot een welvarende groep van groothandelsondernemingen in staal en buizen, ijzerwaren en gereedschappen, en technische artikelen. Op zijn tachtigste verjaardag in november 1992 werd hij daarvoor tot ridder in de Orde van Oranje Nassau benoemd. Hij werd geïnterviewd in de Zwolse Courant van 4 december 1992: ‘In de ruim 180 jaar van het bestaan van het bedrijf is slechts één keer met verlies gedraaid. Dat was in 1930, en dat was een verlies van niets. Maar mijn schoonouders kwamen er wel speciaal voor terug van vakantie, zo ging dat in die tijd. De goede resultaten zijn altijd mede te danken geweest aan de loyaliteit van veel medewerkers. We hebben altijd bijzonder trouw personeel gehad. Het klinkt patriarchaal, ouderwets, maar vroeger was je onder de pannen als je voor O. de Leeuw werkte.’
Tjamko Bootsma, 1912-1993.
zwols historisch tijdschrift 11
Boven: De heer en mevrouw Dick en Nelly van Brink-van Beek, eind jaren vijftig. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
Links: De medewerkers van IJzerleeuw in 2009. Enkele personen ontbreken, evenals de chauffeurs. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
Rechts: Opname uit het magazijn, 2005. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
Vrachtwagen voor hal 3, 2012. (Bedrijfsarchief IJzerleeuw)
12 zwols historisch tijdschrift
Vriendinnetje van Leo Major
heeft een gezicht gekregen
Leo Major, de in 2008 overleden bevrijder van Zwolle, vertelde tijdens een van zijn vele bezoeken aan die stad dat hij ook had meegeholpen aan de bevrijding van Nijmegen. ‘Ik had daar een vriendinnetje. Toen ik verder trok zei ik: “Ik ga voor jou een stad bevrijden.” Nou, ik heb woord gehouden.’ Dat vriendinnetje, Antoinette Sliepenbeek, heeft na de oorlog vrijwel niets gezegd over de relatie die zij met de Canadese soldaat heeft gehad. Maar foto’s waarop zij samen met Leo Major stond, heeft zij altijd bewaard. Jan Kramer, haar oudste zoon die als klein kind graag in oude foto’s zat te snuffelen, vond ze in een schoenendoos. ‘Die man met dat ooglapje, Leo Major dus, trok me en ik vroeg er steeds naar. Maar mijn moeder heeft mij zo goed als niets verteld over haar persoonlijke belevenissen met Major in de oorlog. Ook niet later in haar leven.’
Familie Sliepenbeek
Die foto’s, aangevuld met enkele brieven, heeft Jan Kramer op 23 maart van dit jaar aan het Historisch Centrum Overijssel (HCO) geschonken. Het Zwols Historisch Tijdschrift heeft de primeur (bijna al) deze foto’s aan u te kunnen tonen, ze staan bij dit artikel afgedrukt. De foto’s vormen een belangwekkende aanvulling op de vele verhalen die over Leo Major zijn geschreven. Vooral omdat de Nijmeegse vriendin van de bevrijder van Zwolle nu een gezicht heeft gekregen. Antoinette Wilhelmina Pancratia Maria Sliepenbeek (1924) was het derde kind uit het gezin van Gerardus Johannes Maria Sliepenbeek (1887-1970) en Hendrika Johanna Maria Roelofs (1887-1962), dat tijdens de oorlog op de Sterreschansweg 82 in Nijmegen woonde. De andere kinderen waren Peter (1921-1983), Jos (1925-1999), Rikie (1926-2005) en Gerard (1928-2012). Antoinette trouwde na de oorlog op 29 december 1954 in Nijmegen met Gerardus Aloysius Kramer (1926). Zij overleed op 11 mei 1999 op 75-jarige leeftijd in Deurne. Haar man was al in 1984 gestorven.
Dat Leo Major tijdens een van zijn vele bezoeken aan Zwolle vertelde dat hij in Nijmegen een vriendinnetje had gehad, bewijst dat het meer was geweest dan zo maar een vluchtige relatie. Kort voor zijn terugkeer naar Canada heeft hij Antoinette zelfs gevraagd om mee te gaan naar zijn vaderland, maar die stap wilde of durfde ze niet te zetten. Vanuit Canada stuurde Major ondermeer een foto naar zijn Nederlandse vriendin waarop hij samen met zijn nichtje Jenine stond. Later tijdens een van zijn vele bezoeken aan ons land, heeft Major zijn vroegere vriendin nog bezocht. ‘Zij heeft daar bijna niets over verteld’, herinnert zoon Jan zich. ‘Zij vond het leuk om hem weer te zien, maar vond het nog steeds verstandig dat ze niet met hem mee naar Canada was gegaan.’
Gerard Sliepenbeek, de jongste telg uit het Nijmeegse gezin, heeft nog jarenlang contact gehouden met Leo Major. Twee keer heeft Major samen met zijn vrouw Pauline (zij trouwden in 1953) bij hem in Venlo gelogeerd. Voor Sliepenbeek, die op 2 maart dit jaar op 83-jarige leeftijd is overleden, was Leo een echte held. ‘Hij bewonderde hem’, vertelt Jan Kramer. ‘Niet voor niets is hij na de oorlog naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda gegaan. Hij is ongeveer negen jaar beroepsmilitair geweest.’
In Zwolle werd Leo Major pas in 1970, vijfentwintig jaar na de bevrijding, een held. Dat een Canadese soldaat, lid van het Regiment de la Chaudière, een heldenrol had gespeeld tijdens de bevrijding van de stad was wel bekend, maar hoe hij heette en of hij nog leefde, wist vrijwel niemand. Tot hij in 1968 werd opgespoord door Zwollenaar Frits Kuipers en twee jaar later de uitnodiging kreeg om in Zwolle de herdenking van de bevrijding bij te wonen.
Onverschrokken
Op 6 juni 1944, D-Day, landde Leo Major op een Normandisch strand. Het werden zijn eerste gevechtshandelingen, na drie jaar in trainingskampen in Engeland doorgebracht te hebben. Een paar dagen na de invasie raakte hij door een fosforgranaat zwaar gewond aan zijn linkeroog. Zijn commandant wilde hem naar huis sturen, maar daar peinsde hij niet over. ‘Ik kan met één oog nog prima een geweer richten, misschien zelfs beter’, zou hij hebben gezegd. Die onverschrokkenheid toonde Leo Major ook in de gevechten die zijn regiment met de Duitsers uitvocht tijdens de opmars richting Nederland. In de Slag om de Schelde, bedoeld om de haven van Antwerpen te ontsluiten voor bevoorradingsschepen, rekende hij volgens de overlevering in zijn eentje 93 Duitsers in. Hij kreeg er de Distinguished Conduct Medal voor, de op een na hoogste onderscheiding voor militairen van het Britse Gemenebest. Major zou er later, tijdens de Korea-oorlog (1950-1953), nog een krijgen.
Toen het Regiment de la Chaudière half september 1944 Nijmegen had bereikt, bleven ze daar steken omdat het de geallieerde troepen niet was gelukt om bij Arnhem de Rijn over te steken (operatie Market Garden). Veel soldaten werden bij inwoners van Nijmegen ingekwartierd. Vermoedelijk kwam Leo Major bij de familie Sliepenbeek terecht en heeft hij op die manier Antoinette leren kennen. De opmars werd vervolgens hervat naar Zeeland. Daar raakte Major begin oktober (Slag om de Schelde) ernstig gewond aan zijn rug door de klap van een antitankmijn. Hij werd in een gipsen korset gehesen, kreeg het advies om zich maar een tijdje buiten de strijd te houden en kwam toen voor de tweede keer bij de familie Sliepenbeek terecht, voor een wekenlange revalidatie.
Bevrijding van Zwolle
Toen Major was opgeknapt, voegde hij zich weer bij zijn regiment dat inmiddels de Rijn was overgestoken en optrok door het Rijnland. Begin maart 1945 was deze operatie voltooid. Het regiment keerde weer terug naar Nederland om zich te voegen bij de troepen die zich klaarmaakten voor het slotoffensief voor de Nederlandse bevrijding. Op 13 april was men tot Wijthmen bij Zwolle opgerukt. Vanuit het oosten was een ander Canadees regiment de stad genaderd. Omdat de Canadezen stevige gevechten rond Zutphen hadden moeten leveren, gingen zij er van uit dat de hoofdstad van Overijssel vanwege zijn strategische ligging aan spoor, wegen en water en de daar gevestigde hoofdkwartieren van Wehrmacht, Gestapo en Sicherheitsdienst fel zou worden verdedigd. Plannen om de stad met granaatvuur te bestoken lagen klaar, maar uit vrees voor burgerslachtoffers en schade aan de historische binnenstad werd besloten er twee vrijwilligers voor verkenning op uit te sturen. Dat werden Leo Major en zijn vriend Willy Arsenault. Zwaar bewapend gingen de twee laat op de avond van de dertiende april op pad, maar al na korte tijd werden ze bij Zalné door machinegeweren onder vuur genomen. Arsenault werd getroffen en was op slag dood. Major ging alleen verder en trok rond 1.00 uur het donkere Zwolle binnen. Bij de Sassenpoort liep hij Duitsers tegen het lijf. ‘Ik maakte lawaai voor een heel regiment. Zij mochten niet weten dat ik alleen was. Met mijn geweer heb ik er een paar neergeknald, de rest sloeg op de vlucht’, vertelde hij later aan een journalist van de Zwolse Courant. Het waren nog wat achterblijvers, de meeste Duitsers hadden die nacht de aftocht al geblazen. Teruggekeerd bij zijn regiment kon Major melden dat het verzet van de Duitsers in Zwolle weinig voorstelde en de volgende dag, 14 april, trokken de Canadezen de stad binnen, waar de bevrijding uitbundig werd gevierd.
Ereburger
Na 1970 is Leo Major samen met zijn vrouw Pauline nog vele malen in Zwolle geweest. In 1985 kreeg hij de erepenning van de stad en in 2005, zestig jaar na de bevrijding, werd hij tot ereburger benoemd. Op maandag 13 oktober 2008 stierf Leo Major op 87-jarige leeftijd aan kanker. Na zijn overlijden werd een straat naar hem vernoemd, de Leo Majorlaan. Major had graag begraven willen worden op de Canadese oorlogsbegraafplaats in Holten, naast zijn vriend Willy Arsenault. Die begraafplaats is echter alleen bedoeld voor militairen die tijdens de strijd zijn gesneuveld. Daarom ligt het graf van de bevrijder en ereburger van Zwolle in Canada.
Literatuur
– Amsman, Michael, ‘Bevrijder van Zwolle Leo Major: “Je doodt of je wordt gedood. That’s war”’, in: Zwolse Courant, 2000
http://www.home.wanadoo.nl/wijthmen/wijthmen/oorlogsverhaal.htm
– Bax, Wouter, ‘Leo Major 1921-2008’ in: Trouw, 29 oktober 2008
– Leo Major over de bevrijding van Zwolle, Engelstalige versie
http://www.destentor.nl/multimedia/archive/00912/Verslag_van_de_bevr_912578a.PDF
– Leo Major over de bevrijding van Zwolle, vertaling Wil Cornelissen.
http://www.obd.nl/bevrijdingskranten/dag/grafx/zwolle%20bevrijd.pdf
– Veenhof, Nicholas F., The Legendary Liberator of Zwolle. A biography of Léo Major. 2007
http://www.destentor.nl/multimedia/archive/00445/Het_complete_Leo_Ma_445231a.pdf
Steven ten Veen
Leo Major in het midden met ooglapje met vlnr. Antoinette Sliepenbeek, Gerard Sliepenbeek, Jos Sliepenbeek en een onbekende militair. De foto zal waarschijnlijk in 1944 in de omgeving van Nijmegen gemaakt zijn, met zelfontspanner. (Collectie Sliepenbeek, HCO)
Nog een foto van hetzelfde uitje, nu gemaakt door Gerard Sliepenbeek. Vlnr. Antoinette Sliepenbeek, Leo Major met ooglapje, Jos Sliepenbeek en een onbekende militair. (Collectie Sliepenbeek, HCO)
zwols historisch tijdschrift 13
Het complete gezin Sliepenbeek minus vader Gerrit, bij hun woning aan de Sterreschansweg in Nijmegen. De foto is na de oorlog genomen. Achteraan staat zoon Gerard in zijn KMA-uniform, in het midden vlnr. Antoinette, Jos, Rikie en moeder Sliepenbeek. Vooraan zoon Peter. (Collectie Sliepenbeek, HCO)
Leo Major in de kamer bij de familie Sliepenbeek, waarschijnlijk 1944. (Collectie Sliepenbeek, HCO)
14 zwols historisch tijdschrift
Vader en moeder Sliepenbeek met hun drie dochters, vlnr. Antoinette, vader, moeder, Rikie en Jos (staand). Vader Gerard was in zijn jonge jaren beroepsofficier bij de landmacht en werkte later bij landbouworganisaties. De foto is na de oorlog genomen.(Collectie Sliepenbeek, HCO)
Leo Major en een onbekende militair voor het huis van de familie Sliepenbeek aan de Sterreschansweg 82 in Nijmegen, waarschijnlijk 1944. (Collectie Sliepenbeek, HCO)
zwols historisch tijdschrift 15
Leo Major een half jaar na de oorlog weer terug in Canada, met naar eigen zeggen zijn nichtje Jenine. Antoinette Sliepenbeek schreef achterop de foto ‘winter Jan. 1946’. Major, een Franstalige Canadees die ook wel wat Engels sprak, schreef de overige tekst: ‘Ceci est une photo prise plus dernierement. Je suis avec ma cousine Jenine que tu connais deja assez bien. J’ai encore l’air un peux militaire malgré que je suis maintenant un civil, ne trouves tu pas. Your boy friend, Loves Leo.’ (Dit is een heel recent genomen foto. Ik sta er op met mijn nicht Jenine, die je inmiddels vrij goed kent. Ik zie er nog een beetje als een militair uit, ondanks dat ik nu een burger ben, vind je niet. Je vriendje, liefs, Leo).
(Collectie Sliepenbeek, HCO)
16 zwols historisch tijdschrift
‘I fought the war with only one eye and I did it pretty well’, zei Major later over zijn oogkwetsuur. Hier staat hij met ooglap op de Wipstrikkerallee tijdens de intocht van de Canadezen op 14 april 1945. Rechts onder zit gehurkt Frits Kuipers, de man die Major ruim twintig jaar later weer in Canada opspoorde en zijn naam en daden daarmee aan de vergetelheid ontrukte. (Collectie HCO)
In 1985 kreeg Leo Major de erepenning van de stad Zwolle. Hier staat hij met zijn vrouw Pauline tussen burgemeester Loopstra en oud-burgemeester Drijber. (Collectie HCO)
zwols historisch tijdschrift 17
Van Bonifaciusschool via De Schalm naar Facet
Katholiek speciaal onderwijs 50 jaar geleden
gestart tussen gevangenis en gasfabriek
De school voor speciaal basisonderwijs Facet bestond op 1 september 2011 exact vijftig jaar. Aan dit jubileum van een halve eeuw onderwijs aan kinderen, die om wat voor reden ook de basisschool voortijdig hebben verlaten, wordt in het voorjaar van 2012 aandacht besteed. Een receptie, reünie en een feestprogramma staan er dan op het programma. Daarmee wordt de stichting van deze rooms-katholieke school voor buitengewoon lager onderwijs (BLO) in 1961 aan het Assiesplein (Noordereiland) herdacht. In dat jaar besloot het destijds nieuwe schoolbestuur – de Theodoor Heerkensstichting als opvolger van de stichting Bijzonder Onderwijs ‘De Twee R.K. Parochiën van Zwolle’ – het gebouw van de oude naai- en breischool van de Armeninrichting uit 1885 in gebruik te nemen. Ondanks de povere staat van het gebouw luidde hier op 1 september 1961 voor het eerst de schoolbel voor katholieke leerlingen met een leerachterstand. Zuiderling de heer L.C. Maas van de fraterschool in Amersfoort – een dependance van de fraters van Utrecht – werd het eerste schoolhoofd. Zijn speciale hobby waren kippen. Die pikten wat extra graantjes mee op de speelplaats van de broodkorsten die de jeugd er achterliet, terwijl de gelegde eieren goed van pas kwamen in de kooklessen van de oudste meisjesgroep. Deze eerste katholieke school voor ‘buitengewoon’ onderwijs lag tussen de gevangenis (uit 1739) en de gasfabriek (uit 1848). Het taalgebruik van de gevangenen bij het luchten, de gaslucht van het naastgelegen complex en de specifieke geuren van specerijen en maalderijen langs de Thorbeckegracht leverden toen al diverse klachten op over een ongewenste en ongezonde leeromgeving. Al deze bedrijvigheid zou de leerlingen prikkelbaar maken, terwijl ze juist veel rust en ruimte nodig hadden. Toch zou het nog dertien jaar duren voordat een nieuwe school op een passende locatie kon worden geopend, aan de Palestrinalaan in Holtenbroek.
BLO-school
Alle tastbare herinneringen aan die begintijd op het Noordereiland zijn compleet verdwenen. Of het zouden nog een paar volgroeide bomen moeten zijn van de oude speelplaats, in de doorkijk van de straat naar De Spiegel. De destijds in het schoolbestuur flink vertegenwoordigde geestelijkheid (een deken, twee pastoors en een kapelaan) koos Bonifacius als schoolnaam, de Latijnse naam (toen nog met een -c-, later met een -t- geschreven) van de in 754 bij Dokkum vermoorde monnik, bisschop en martelaar. De naam betekent zoveel als ‘hij die het goede doet’, ook wel geïnterpreteerd als ‘hij die een goede toekomst heeft’. Dat kan van de school in die vijftig jaar tijd zeker gezegd worden, net als van de Hanzestad Zwolle met zijn middeleeuwse jaarmarkten rondom
5 juni, de kerkelijke feestdag van de H. Bonifatius.
Na de nieuwe Lager Onderwijswet Visser uit 1920 met ook een BLO-paragraaf1 en twee jaar later de financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs, kreeg de gemeente Zwolle tien jaar later pas de eerste BLO-school in de oude schippersschool aan de Vechtstraat. Het zou nog 31 jaar duren voor het katholieke onderwijs ook over zo’n schooltype beschikte. Het Zwolse stadsbestuur had toen nog de twijfelachtige reputatie van de Overijsselse gemeenten het minst uit te geven aan onderwijs (zeven procent tegenover gemiddeld dertien procent). Raadsstukken uit die tijd ademen de sfeer van handen op de knip en geen ‘uitgaven buiten proportie, waardoor onze stad in armoede zal vervallen’. Katholieke leerlingen die op de lagere school niet konden meekomen, waren destijds dan ook aangewezen op een openbare school. Sinds 1954 was deze gehuisvest in de Willem Barentszstraat (bij de Weteringbrug) onder de naam Casimirschool.2 De leerlingen van die school werden formeel als debielen en imbecielen betiteld. Termen die heden ten dage zeer negatief overkomen en als beledigend worden ervaren, maar die toen nog gewoon op het naambord op de gevel stonden.3
Mimi Steinebach
Voor het onderwijs aan katholieke leerlingen was na de oorlog op deze openbare BLO onder directeur Dronkers de Zwolse juf H.M. (Mimi) Steinebach aangetrokken. Zij gaf extra godsdienstonderricht, leerde de leerlingen de catechismus, bereidde hen voor op de eerste communie en het vormsel en nam ook roomse leesboeken met hen door. Extra oefenmateriaal met een altaartje, miskleedjes en kazuifels betaalde juf Mimi uit eigen zak. Daarnaast vervulde zij ook een actieve rol in het katholieke Mariagilde, de latere scouting- of verkennersgroep. Hoewel op de Zwolse katholieke lagere scholen (gescheiden jongens- en meisjesscholen) blijkens de inspectierapporten voortreffelijk werd lesgegeven door de fraters van Tilburg en de zusters van Liefde, waren in 1949 toch al 29 katholieke leerlingen op deze openbare school aangewezen. De nood groeide begin jaren zestig tot ruim vijftig aanmeldingen op de school aan de Willem Barentszstraat, zodat daar een leerlingenstop werd ingevoerd.
Mimi Steinebach (geb. 1916), tegenwoordig wonend in Zandhove, kan zich die tijd nog goed herinneren. ‘Ik ben niet de grondlegster van de Bonifacius, maar heb me in die tijd wel heel sterk gemaakt om deze BLO-school van onze eigen identiteit van de grond te krijgen. Het kostte veel inspanning om de Zwolse geesten daarvoor rijp te maken. Natuurlijk zat ik in een dubbelrol als katholieke leerkracht in gemeentelijke, openbare dienst. Uiteindelijk is de school er toch gekomen, maar ik moest een bittere teleurstelling wegslikken’, aldus Steinebach. Zij wees indertijd via onder meer diverse artikelen in de Zwolse Courant het toenmalige schoolbestuur, de gemeente en de wethouder meermalen op de nood van het ‘rooms-katholieke misdeelde kind’.
Ook sprak ze diverse katholieke standsorganisaties hierover toe. Ze kreeg destijds het advies van directeuren van katholieke BLO-scholen in Raalte en Hengelo om mee te solliciteren naar de functie van directeur. Haar eigen vakbond, waarvan ze bestuurlijk deel uitmaakte, stuurde in het voorjaar van 1961 een aanbevelingsbrief voor haar kandidatuur voor de directeursvacature. ‘Het sollicitatiegesprek, toen nog in het kantoor van de Theodoor Heerkensstichting aan het Gasthuisplein, was weinig eervol. Ik zou louter voor het geld hebben gesolliciteerd en één der bestuurders merkte op dat mannen toch echt niet onder een vrouw wilden werken. Ja, na al het ijveren voor die rooms-katholieke buitengewone school was ik daar zeer verbolgen over. Dat was mijn eer te na’, aldus Steinebach, die tot haar pensionering op de Casimir bleef werken op de VSO-afdeling (voortgezet speciaal onderwijs) voor meisjes. Emancipatie stond toen in de kinderschoenen en de geestelijkheid had het nog voor het zeggen. Ondanks een later aanbod om er alsnog als leerkracht te komen werken, was dat voor haar een gepasseerd station.
De Bonifaciusschool
De eer de Bonifaciusschool te hebben gesticht komt toe aan de heer H.A.M. Scholten, de eerste betaalde directeur en administrateur van de Th. Heerkensstichting, die na het Gasthuisplein 14a weldra onderdak kreeg aan de Wolweverstraat. In 1958 was al in de St. Aloysiusschool in de Koestraat gepionierd met twee hulpklassen voor leerlingen die achterbleven, waarvan een aantal in 1961 ook naar het Assiesplein kon overstappen. De heer Maas, het eerste schoolhoofd, kreeg in de Bonifaciusschool de zorg voor 26 katholieke leerlingen die van de Casimirschool waren gekomen. Hij ging echter ook bijna letterlijk de boer op om extra leerlingen te trekken voor de nieuwe katholieke streekschool voor speciaal onderwijs. Zo trok hij naar roomse scholen in Kampen en Dalfsen (ook geleid door de zusters van Liefde), Ommen, Vilsteren, Hoonhorst, Heino, Lierderholthuis, Wijhe, Wijthmen en Hattem. Zelfs katholieke scholen uit de Noordoostpolder verwezen zo af en toe een leerling door. Zo kon in 1961 met drie klassen met in totaal 74 leerlingen en drie leerkrachten worden gestart aan het
Assiesplein. Daarbij fungeerden twee later benoemde meesters ook nog als taxichauffeur van leerlingen uit Ommen en Dalfsen.
Het knusse negentiende-eeuwse schooltje vol oliekachels was in bouwkundig opzicht echter aan het eind van zijn Latijn. Tocht, lekkages, in de winter moeilijk te verwarmen lokalen en plafondplaten die af en toe losraakten en zelfs naar beneden kwamen, moest de nieuwe directeur Theo Hoogeveen toen al trotseren. Hij was in 1969 van Arnhem gekomen. Gekscherend werd zijn eerste werkplek (het halletje voor de toiletten) ook wel het ‘Ministerie van WC’ genoemd, vanwege het ontbreken van een echte hoofdenkamer. De katholieke BLO groeide als kool van drie naar zeven klassen. De intern gerealiseerde gymzaal moest ook weldra onderdak bieden aan een groep leerlingen, hetgeen tegen het zere been van zowel de inspectie als de gemeentelijke gymopzichter was.
De Schalm
Bonifacius kende dus letterlijk ruimtegebrek. Na een eerste optie op nieuwbouw langs de Kranenburgweg in Berkum, kon uiteindelijk in 1974 een fraai nieuw schoolgebouw voor speciaal- en voortgezet speciaal onderwijs voor 4- tot 18-jarigen aan de Palestrinalaan in Holtenbroek in gebruik worden genomen. De naam Bonifacius werd veranderd in De Schalm: symbool van een schakel in een ketting en tevens van een doorgaande lijn in opvoeding en onderwijs naar de volwassenheid. Symbool ook van een nieuwe tijd, want ondanks het protest van de deken van Zwolle tegen het laten vallen van de naam Bonifacius, was de invloed van de geestelijkheid op het onderwijs al sinds de kerkelijke omwenteling en vernieuwing in de eerste helft van de jaren zestig (Tweede Vaticaans Concilie in 1963) en volgende jaren tanende geweest. Het biechten was in de nieuwe Michaëlkerk (1964) aan de Middelweg, gebouwd na de afbraak van de oude kerk in de Roggenstraat, al afgeschaft. Weldra zou ook het biechthoren door de kapelaans Zegger en De Froe in een apart kamertje op school tot het verleden behoren.
Voor die tijd vervulde de nieuwe school aan de rand van Holtenbroek zowel regionaal als landelijk een voortrekkersrol qua nieuwe onderwijsmethodieken. De saamhorigheid zoals die tot uiting was gekomen in de oude school met vaste werkavonden voor het maken van leermiddelen en het samen sporten werd ook op De Schalm voortgezet. De nieuwe term voor moeilijk lerende kinderen (MLK) deed zijn intrede, waarbij zowel de didactiek als de pedagogiek een grote sprong voorwaarts maakten in de begeleiding van het ‘speciale’ kind. De hulpvraag van elk individueel kind kwam centraal te staan. Ook de term ‘buitengewoon onderwijs’ veranderde geleidelijk in ‘speciaal onderwijs’. Mede door een actieve KOV-vakbondsrol4 van directeur Hoogeveen, die contacten in Den Haag had, kreeg de orthodidactische component steeds meer vorm en inhoud.
Het was tevens Hoogeveens verdienste het team waar mogelijk extra bijscholing te geven, op cursus te sturen en in de subsectie MLK bij elkaar over de vloer te laten kijken. ‘Het team was zeer toegewijd en nam elk initiatief ter hand, waardoor het vooral ook een teamprestatie is wat er in mijn leidinggevende periode allemaal tot stand is gekomen. Het team kreeg steeds meer specialisten (onder meer een logopedist, orthopedagoge, jeugdarts, vakleerkrachten, schoolmaatschappelijk werker en remedial teachers) en ook het toelatingsgebied werd veel professioneler. Dat daarbij de vakbond een uitstekende steunpilaar was, staat buiten kijf’, aldus de gepensioneerde directeur, die zich in het CNV nog immer sterk maakt voor het onderwijs. Na 1974 werd het instructie-onderwijs (dat wil zeggen dat niet de leeftijd maar het niveau van lezen, spelling, rekenen-wiskunde en klokkijken bepalend is voor het bij elkaar plaatsen van leerlingen) geïntensiveerd en ook halfjaarlijks getoetst, waarvan ook de buitenwacht (basisscholen) haar profijt kon doen. Ook speciale projecten rondom sociaal gedrag, het picto-lezen, leerlijnen op het VSO voor praktijkonderwijs en rapportage kregen zelfs landelijke belangstelling en navolging. Thans is de methodiek van José Schraven, die 25 jaar als orthopedagoge op De Schalm werkte en twee jaar geleden verkaste, aan een landelijke opmars bezig. Haar Zo leer je kinderen lezen en spellen methodiek vindt alom intrede en wordt door Malmberg op de markt gebracht als een krachtige basis in het lees- en spellingsproces. Voorkomen is beter dan genezen, zo is de gedachte bij deze aan de Palestrinalaan ontwikkelde methodiek.
Directeur Hoogeveen werd per 1 juni 2000 opgevolgd door de heer Gé Mulder, oud-leerkracht van 1969 tot 1987 en na het directeurschap op een identieke school in Deventer weer op het oude nest teruggekeerd. Hij leidde de school de nieuwste tijd binnen. De voortgezette afdeling (13 tot 18 jaar) was na de nieuwe Wet op het Basisonderwijs (1998) overigens al in 1999 losgekoppeld en werd als locatie Oost van het Thomas a Kempiscollege voortgezet.5 Nog wel in hetzelfde gebouw, maar bestuurlijk elders ondergebracht. Tijdens de periode Mulder huisden er tijdelijk ook enige groepen van SBO De Sluis (voorheen de Casimirschool) en een fusie leek toen op termijn tot de mogelijkheden te behoren, waarmee de tijd van weleer (1930-1961) terug zou kunnen keren. Die vlieger ging na vele jaren overleg en ook wel kopzorgen echter niet op. Ontwikkelingen rondom het samenwerkingsverband SBO/BAO6 (‘Weer samen naar school’), een nieuw opgericht schoolbestuur (Catent), de Brede School en geïntensiveerd inspectietoezicht, waarbij leerlijnen en verantwoording ook schriftelijk nadere uitwerking vereisten, waren in de periode Mulder hoogst actueel. Daarbij kreeg De Schalm, na het vertrek van De Sluis, ook nog inwoning van de Taaltrein (opvang voor kinderen tot vier jaar met ernstige taal- en spraakproblemen) en een speciale buitenschoolse opvang binnen de poorten. Bij het afscheid van Mulder werd de schoolnaam omgedoopt in Facet, onder het motto ‘wij laten kinderen schitteren’!
Facet
Mathieu Bootsveld is na de heren Maas, Hoogeveen en Mulder de vierde directeur in successie. Aan hem de taak om Facet een prominente plaats te laten behouden in het proces Passend Onderwijs. Daarnaast moet hij onder meer het traject Handelingsgericht Werken (HGW), dat het schoolbestuur Catent de komende jaren op alle katholieke scholen onder zijn beheer introduceert, verder gestalte geven. Naast de zorg van Bootsveld voor alle zaken die al onder zijn voorganger in gang zijn gezet, wordt ook gaandeweg een compleet nieuw leerlingvolgsysteem ingevoerd. Met de viering van het gouden jubileum rust nog een extra taak op zijn schouders, maar de kersverse directeur is ook een kei in delegeren.
Facet draagt nog het predicaat rooms-katholiek, maar van kerkelijke bemoeienis is nauwelijks meer sprake. Alle Zwolse parochies zijn opgegaan in één geheel. De Michaëlkerk – waaronder de school oorspronkelijk ressorteerde – is gesloten, er zijn alleen wat losse contacten met de Verrijzeniskerk in Holtenbroek. Kerkelijke feesten worden niet meer op school voorbereid en zijn louter parochiële zaken geworden. Het biechten, de voorbereiding op de eerste communie en het vormsel zijn derhalve fenomenen uit de beginjaren. Catechese wordt echter nog steeds gegeven, in de vorm van de zogeheten projecten van ‘Hemel en aarde’, waarin ook Bijbelverhalen aan bod komen. Vaste vieringen zijn er rondom Kerstmis en Pasen, waarbij de Vastenactie een jaarlijks project is om kinderen bij noden elders op de wereld te betrekken. In dat kader bezoeken leerlingen soms nog een kerk. Respect, goede omgangsvormen, naastenliefde en oog voor de schepping en andere godsdienstige uitingen staan hoog in het vaandel in de visie en missie van Facet.
Al met al hebben in een halve eeuw rooms-katholiek speciaal onderwijs zo’n pakweg vijfduizend leerlingen in en rondom Zwolle hier onderwijs genoten. Het topjaar was ongetwijfeld 1983 met maar liefst 248 aan de inspectie opgegeven leerlingen op de SO- en VSO-afdeling samen. Reden om in het voorjaar van 2012 extra aandacht aan dit jubileum te besteden met onder meer een weerzien van oud-leerlingen en personeel. Twee Facet-teamleden hopen een prachtig jubileumboek van de persen te laten rollen met vele kiekjes uit de oude doos. Ook het huidige schoolbestuur Catent hoopt men in de feestvreugde te betrekken.
* Het jubileumboek Van Bonifaciusschool via De Schalm naar Facet, 50 Jaar katholiek speciaal onderwijs in Zwolle wordt op de reünie op dinsdag 26 juni a.s. gepresenteerd. Het boek kan daar aangeschaft worden. Daarna kan het boek gekocht en afgehaald worden op de administratie van Facet aan de
Palestrinalaan 915. De prijs is nu nog niet bekend.
Noten
1. De Lager Onderwijswet van 1920 noemde het buitengewoon onderwijs apart. Buitengewoon onderwijs was bestemd voor die kinderen die ‘wegens ziels- of lichaamsgebreken of uit maatschappelijke oorzaken niet in staat zijn het gewone onderwijs te volgen of wier gedrag het noodzakelijk maakt hun Buitengewoon Onderwijs te doen geven.’
2. Voluit de Professor dr. R. Casimirschool. Rommert Casimir (Kollum, 1877 – Voorburg, 1957) was een Nederlands opvoedkundige en onderwijsvernieuwer. Tegenwoordig heet de school SBO De Sluis en is gevestigd aan de Zwarteweg.
3. Visies in historisch perspectief op mensen met een handicap: – het separatiebeginsel (tot ongeveer eerste helft twintigste eeuw). Positief: de gehandicapte wordt liefdevol behandeld, negatief:de gehandicapte wordt buiten de maatschappij geplaatst;
– het normalisatieprincipe (na 1945). Positief: de gehandicapte wordt niet alleen verzorgd, maar moet zich ook aanpassen aan de eisen van de maatschappij. Negatief: er bestaat het gevaar van schijnaanpassing, de gehandicapte wordt overvraagd;
– het integratieprincipe (vanaf 1970). Positief: meer gelijkwaardigheid tussen mensen met en zonder handicap. Negatief: overaccentuering van de eigenheid van het kind, zonder rekening te houden met de eisen van de maatschappij.
4. KOV: katholieke onderwijs vakvereniging.
5. Met de Wet op het Basisonderwijs (1998) verdwenen de speciale scholen voor moeilijk-lerende kinderen (SO-MLK) en de speciale scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (SO-LOM) als naam uit de wet. Beide schooltypen zijn samengevoegd en gaan verder onder de naam: Speciaal Basisonderwijs (SBO). In deze wet is het niet meer geoorloofd als SBO-school een voortgezette afdeling (VSO-MLK) te voeren. Men kreeg drie jaar de tijd om de VSO-afdeling af te stoten. Met ingang van het schooljaar 1999-2000 is de VSO-afdeling overgedragen aan het Thomas a Kempiscollege en deze draagt nu de wettelijke naam: School voor Praktijkonderwijs.
6. SBO/BAO: speciaal basisonderwijs / basisonderwijs.
Willem Damman
Het gebouw van de oude naai- en breischool van de Armeninrichting uit 1885 was gelegen tussen de gasfabriek (links) en de gevangenis (rechts). De Bonifaciusschool werd er in 1961 gehuisvest. Luchtfoto uit 1947. (Uit: Oud Zwolle vanuit de lucht)
18 zwols historisch tijdschrift
De Bonifaciusschool, gelegen achter de gevangenis, in het begin van de jaren zeventig.
(Collectie HCO)
Register oudste personeel Bonifacius
(geboortejaar, -plaats en opleidingsschool)
1961: L.H.C. Maas (1916, Valkenswaard – St. Gerardus Majella, Dongen)
A.C. Leyssen-Doodkorte (1937, Leeuwarden – St. Lucia, Rotterdam)
Geppaart-Van der Linden (1932, Waalwijk – St. Antonius, Dongen)
1962: S.P.M. Fecunda (1937, Willemstad Curacao – St. Gerardus Majella, Steenwijkerwold)
E.A.M. Geerdes (1939, Avereest – St. Gerardus Majella, Steenwijkerwold)
Stoffels-Pohlman (1914, Voorst, invalster)
G.J. Wunnink (1940, Weerselo – Rijkskweekschool, Coevorden)
1963: J.E. Homma (1931, Steggerda – St. Louis, Oudenbosch)
Zr. Jacqueline Hutten (1924, Boxmeer, tijdelijk)
M.E.J. Haage (1943, Zwolle – St. Gerardus Majella, Steenwijkerwold)
1964: D.F. van Velzen (1938, Zutphen – Insula Dei Kweekschool, Arnhem)
P.H. Schunselaar (1942, Zwolle – St. Gerardus Majella, Steenwijkerwold)
G.A.A Krüse-Roesink (1939, Borger – St. Gerardus Majella, Steenwijkerwold)
1965: J. Lorijn (1932, Arnhem – Rijkskweekschool, Deventer)
A.M.C. Spoelstra-Hulsenbek (1938, Deventer – Voorzienigheid, Amsterdam)
J.H. Willemsen (1941, Ommen – Voorzienigheid, Steenwijkerwold)
zwols historisch tijdschrift 19
De nu bijna 96-jarige Mimi Steinebach maakte zich sterk voor een rooms-katholieke BLO, maar zou er nooit werken. (Foto auteur)
20 zwols historisch tijdschrift
Katholieke scholen in Zwolle en herkomst eerste leerlingen Bonifaciusschool
Al in 1857 werd door de Zusters van Liefde aan het Gasthuisplein (destijds Gesticht genoemd) onderwijs gegeven aan katholieke meisjes, terwijl katholieke jongens terecht konden op de St. Aloysiusschool op de hoek Koestraat-Praubstraat. In tegenstelling tot het openbaar onderwijs was die stichting louter een privézaak en moest men voor alle kosten zelf opdraaien. Voor jongens moest meer schoolgeld betaald worden dan voor meisjes. In 1889 kwam weliswaar een bezoldiging van rijkswege voor personeel af, maar voor gebouwen, leermiddelen en inventaris moest de school de eigen broek ophouden. Door de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs in 1920, waarvoor jaren strijd was geleverd (de zogeheten Schoolstrijd), was het mogelijk eigen scholen van rooms-katholieke signatuur te stichten. Ook de katholieke bevolking van Zwolle profiteerde maximaal van de nieuwe onderwijswet, want na 1920 boden de fraters van Tilburg (Van Roijensingel 7), die voor het eerst in 1892 in Zwolle als onderwijzers actief waren, extra hand- en spandiensten aan. In de verzuilde samenleving van destijds domineerden zusters en fraters decennialang het katholieke onderwijs. Het waren de hoogtijdagen van het Rijke Roomse leven, waarin kerk, school, gezin en standsorganisaties een eigen eenheid vormden. In het onderwijs ging alle aandacht weliswaar uit naar de lagere scholen, maar de zusters en fraters zagen ook kans een begin te maken met het voortgezet onderwijs. De LO-wet van 1920 kende namelijk ook een paragraaf voor uitgebreid lager onderwijs (ULO), waarvan de bekostiging in feite identiek aan die van lagere scholen was. Zo ontstonden al de Theresia-ULO en St. Anna Nijverheidsschool rondom het complex van de zusters aan de Vijfhoek, terwijl de fraters pionierden met de Antonius ULO aan de Grote Baan. In 1939 besloot het schoolbestuur
‘De Twee R.K. Parochiën van Zwolle’, waarin flink wat geestelijkheid vertegenwoordigd was, de lagere scholen parochiegewijs te verdelen. Dit werd mede ingegeven door de penibele situatie van de gemeentefinanciën. Kinderen konden zeven leerjaren (later acht) doorlopen op de jongens- en meisjesschool van de eigen parochie. Vanouds behoorde zuid-west Zwolle aan de Onze Lieve Vrouweparochie (Peperbus, Ossenmarkt) toe, terwijl noord-oost Zwolle bij de St. Michaël (Roggenstraat) kerkte. De scheidslijn lag tussen Zwartewater, Melkmarkt, Gasthuisplein en het Almelose Kanaal. Zo kwam de school aan het Aa-plein (vroeger St. Jozef geheten) voor jongens van de Michaëlparochie beschikbaar. De school kreeg dezelfde naam als de patroonheilige, Michaël. Meisjes konden terecht op de Irmgardisschool aan de Hofstraat (Dieze). Later zou daar ook de Franciscusschool in de buurt verschijnen (Molenkampsweg). De parochie van de Peperbus kende de Heilig Hartschool voor meisjes (zusters) en de St. Aloysiusschool voor jongens (fraters), die al decennia in dezelfde gebouwen vertoefden. Omdat ook Assendorp inmiddels een eigen parochie had, verschenen hier de Mariaschool (Assendorperstraat) en Thomasschool (Bleekerstraat), waarbij deze jongensschool later verkaste naar de Assendorperdijk en als Sint Jozefschool verder ging. In 1961 kwamen de eerste leerlingen van de Bonifaciusschool voor BLO derhalve van de volgende katholieke lagere scholen uit stad en ommelanden (met tussen haakjes adres en schoolhoofd):
Mariaschool (Assendorperstraat 71, Zuster Dorothea, meisjes)
Michaëlschool (Aplein 7, Frater Wendelinus, jongens)
Jozefschool (Assendorperdijk 275-51, tijdelijk frater, jongens)
Franciscusschool (Molenkampsweg 19-11, G.F. Haage, jongens)
Irmgardisschool (Hofstraat 16, F.J.M. Wiersma, meisjes)
H. Hartschool (Vijfhoek 7, Zuster Arsana, meisjes)
Radboudschool (Bachlaan, J.W.J. Schoonaard, jongens en meisjes)
Kerspelschool (Westenholte, Van Mulkom, jongens en meisjes)
St. Jozef (Wijthmen, Kroesenallee 23, A.J.H. Bisschop, jongens en meisjes)
Uit omliggende plaatsen en parochies:
Aloysiusschool Dalfsen (Zr. Louisa), St. Cyriacusschool Hoonhorst (J.A. Overmars), Onze Lieve Vrouweschool IJsselmuiden,
Mgr. Zwijssenschool Kampen (Zr. Henrica, meisjes, G.J. Leferink, jongens), St. Jozefschool Hattemerbroek (W.H. van de Schepop),
St. Andreasschool Hattem, St. Josefschool Wijhe (J.H. Teunissen), St. Nicolaasschool Lierderholthuis (A.G.B. Spit), H. Barnardusschool Ommen (J.H. Fikkert), St. Willibrordus Vilsteren (J.H. de Wit), St. Stephanusschool Meppel (S. Flapper), St. Nicolaasschool Vollenhove (V.H. Martens), St. Clemensschool Steenwijk (Th.C.A. Huis in ’t Veld), St. Gerardus Majella Steenwijkerwold
(Zr. Aloysi), Mariaschool Ens (J. Huizinga), St. Bonifaciusschool Kraggenburg (H.H. Clerx) en Mariaschool Marknesse (J. v/d Bles).
zwols historisch tijdschrift 21
Theo Hoogeveen was de tweede directeur van de Bonifaciusschool. Hem komt samen met zijn personeel de eer toe de Bonifaciusschool en De Schalm (sinds 1974) uitgebouwd te hebben tot een speciale basisschool met methodieken voor het moeilijk lerende kind. (Particuliere collectie)
In het oude schoolgebouw werden de lokalen verwarmd met oliekachels. Gé Mulder staat hier les te geven, augustus 1970. (Particuliere collectie)
22 zwols historisch tijdschrift
Groep 4 in het schooljaar 1974-1975, net na de verhuizing naar de nieuwe locatie aan de Palestrinalaan. (Particuliere collectie)
zwols historisch tijdschrift 23
Het docententeam in het schooljaar 1974-1975, net na de verhuizing naar de nieuwe locatie. Van links naar rechts, staand: Theo Hoogeveen, Jos Homma, Joop Lorijn, zuster Agnes, Eva Hauling, Jan Bongarts. Gehurkt: Marise Timmers, Annemiek Weijers, Gé Mulder, Johan Willemsen.
(Particuliere collectie)
Logo van de Schalm. (Particuliere collectie)
24 zwols historisch tijdschrift
Het schoolvoetbalteam dat in 1978 kampioen van Zwolle en daarna regionaal kampioen werd. Ze mochten toen deelnemen aan het landelijke kampioenschap op het KNVB-sportcentrum in Zeist. Begeleiders van links naar rechts: Gé Mulder, Johan Willemsen, Bertus van de Belt, Wim Oud Ammerveld.
(Particuliere collectie)
Teamfoto van de Schalm in het schooljaar 2005-2006. Van links naar rechts, boven: Gé Mulder, Henk Leferink, Odette Temmink; midden: Louk de Winter, Maurice de Haan, Wim Damman, Marise Timmers, Karen de Groot, Clementia Postma, Ernst Noordhuis. Zittend: Hanneke Leferink, Ellen Hiemstra, Marcel Schmeier, stagiaire, Joke Bisschop.
(Particuliere collectie)
zwols historisch tijdschrift 25
Oud-directeur L.C. Maas bij de afscheids- en jubileumreceptie – veertig jaar onderwijs – van Gé Mulder in 2007. (Particuliere collectie)
26 zwols historisch tijdschrift
Kinderen voeren een circusvoorstelling op, 2007. (Particuliere collectie)
zwols historisch tijdschrift 27
De Molukkers van Zwolle en hun achtergrond
Zestig jaar geleden kwamen ongeveer vierduizend Molukse KNIL-militairen met hun gezinnen naar Nederland. Met hun komst werd een hoofdstuk van onze koloniale geschiedenis afgesloten en werd tevens een nieuw hoofdstuk van immigratie en integratie geopend.
Voorgeschiedenis
De Nederlanders dreven al vanaf de zeventiende eeuw handel met de Molukken. Het eiland Ambon was een van de oudste Nederlandse kolonies in Azië. De Molukse kruidnagels en nootmuskaat werden onder het monopoliestelsel van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) verkocht.
In 1825 werd het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) opgericht, als onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht. De taken van het KNIL werden omschreven als: ‘handhaving van het Nederlands gezag in de archipel, optreden tegen inheemse tegenstanders en afwering van aanvallen van andere mogendheden’. Het KNIL is bij herhaling ingezet om het gezag in Nederlands-Indië te handhaven en dat gebeurde doorgaans op een weinig zachtzinnige manier.
Er namen relatief veel Molukkers dienst in het KNIL. Door de eeuwenlange contacten met Nederlanders was een deel van de Molukse bevolking overgegaan tot het christendom, velen konden lezen en schrijven en onderscheidden zich daarmee van andere inheemse bevolkingsgroepen. De Molukse militairen namen een bevoorrechte positie in bij het KNIL, ze ontvingen lange tijd meer soldij dan andere niet-Europese bevolkingsgroepen en stonden bekend om hun loyale houding aan het Nederlandse gezag. De militairen werden overal waar dat nodig was in Nederlands-Indië ingezet. Dat betekende dat de soldaten en hun gezinnen voortdurend werden overgeplaatst. Veel kinderen van Molukse militairen zijn dan ook buiten de Molukken geboren en menig Molukse soldaat trouwde met een meisje uit een ander deel van het land.
Inheemse soldaten van het KNIL leefden met hun gezinnen in kazernes, de tangsi. Europese militairen woonden met hun vrouwen en kinderen buiten de kazerne. Inheemse militairen en hun gezinnen woonden binnen de omheining in de compagniesgebouwen, chambrees genoemd. Tussen de gebouwen bevonden zich het exercitieterrein en grasveldjes. Rond de tangsi was het doorgaans een drukte van belang met stalletjes met etenswaren en winkeltjes waar de vrouwen van de militairen inkopen konden doen.
Tweede Wereldoorlog en dekolonisatie
In januari 1942 viel het Japanse leger Nederlands-Indië binnen. Het KNIL capituleerde na twee maanden van strijd. Molukse militairen vochten aan Nederlandse zijde mee tegen de Japanners. De soldaten van het KNIL werden krijgsgevangen gemaakt. De meeste inheemse militairen kwamen vrij snel weer vrij, maar de Nederlandse KNIL-militairen en een deel van de Molukse militairen werden opgesloten in interneringskampen. Later werden ook Nederlandse burgers in deze beruchte kampen opgesloten. De Molukse militairen weigerden hun eed van trouw aan Nederland te herroepen en werden als straf daarvoor als dwangarbeiders ingezet.
Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 ontstond een gezagsvacuüm in Nederlands-Indië. Nationalisten, die naar onafhankelijkheid van het land streefden, grepen de kans om de koloniale banden met Nederland te verbreken. Op 17 augustus 1945 riepen Soekarno en Mohammed Hatta eenzijdig de onafhankelijke Republik Indonesia uit. De strijd die hieruit voortvloeide wordt de Bersiap-periode genoemd. ‘Bersiap’ was de strijdkreet van de nationalisten en betekent ‘wees paraat’ of ‘maak je gereed’. Om de macht weer in handen te krijgen stuurde Nederland een groot aantal militairen naar Nederlands Indië en werden opnieuw inlandse soldaten, waaronder veel Molukkers, voor het KNIL geworven. In een tweetal grootscheepse militaire acties, doorgaans politionele acties genoemd, werd geprobeerd de nationalisten op de knieën te krijgen. In deze strijd zijn vele duizenden slachtof