In 1409 is de Sassenpoort de vervanging van een ouder poortgebouw ‘die Zaggingporte‘ genoemd werd. De poort maakte deel uit van de voormalige stadsmuur van Zwolle. Eigenlijk is de huidige poort de Binnen-Sassenpoort, want ter hoogte van de huidige Sassenpoortenbrug bevond zich tot de afbraak in 1839 de Buiten-Sassenpoort. Buiten de vestinggracht lag ter extra verdediging van de Sassenpoort een hoornwerk; een buitenwerk van een vesting. Het hoornwerk is nu nog te herkennen in het stratenpatroon van de Van Karnebeekstraat, de Zuiderkerkstraat en de Zeven Alleetjes.
De stadsrekeningen van december 1409 maken melding van de kosten voor de sloop van de oude poort en het optrekken van de ‘nieuwe’ Sassenpoort. De poort is opgetrokken in baksteen. De gebruikte natuursteen zijn trachiet en Bentheimer zandsteen. Het metselwerk stamt veelal nog uit de Gotische ontstaanstijd maar er is in de loop van de tijd veel aan gerepareerd. De Sassenpoort heeft aan de veldzijde ronde gaten onder de vensters op de bovenverdieping. Deze werden gebruikt om brandende vuurkogels naar beneden te werpen of te dienen als kanongaten. Voor de verdediging met het gebruik van pijl en boog, kruisbogen en speren was dit een goede plaats. Voor de verdediging met kanonnen allerminst. De grote openingen boven de kanongaten waren bedoeld om goed te kunnen richten, maar een dergelijke opening was ook gevoelig voor vijandelijk vuur. Het is dus voorspelbaar dat de opening gesloten was met een luik waarin alleen maar een kijkspleet in was gezaagd en dat het venster geheel open gezet kon worden om de kruitdampen weg te laten trekken.
Realistische koppen van Abraham en Isaac (?) in de vorm van kraagstenen.Net als andere aartsengelen is vooral Michael de strijdbare ridder tegen het kwaad. Zijn naam is verbonden met de middeleeuwse stadspoorten in Zwolle. Zo is hij ook te zien op de sluitsteen van het gewelf in de onderdoorgang van de Sassenpoort. De steen uit 1409 is opmerkelijk gaaf bewaard gebleven, inclusief de metalen lans waarmee Michael de draak doorboort.
Het gehele trappenhuis is uitgevoerd in schoon metselwerk. De eerste verdieping zal in gebruik zijn geweest bij de portiers van de Sassenpoort. De poortwachter was belast met het openen en sluiten van de poortdoorgang en met het toezicht houden op het inkomend en uitgaand verkeer en personen. Op de tweede verdieping was een dienstruimte waar het valhek bediend kon worden en waar tevens de toegang tot de uitbouw (mezekouw) boven de ruimte vlak voor de doorgang aan de veldzijde was. Om het vallen van het hek goed te laten verlopen hing het hek in een sleuf in de muur. Het hek kon daardoor niet slingeren en er ook niet worden weggehaald. Als het nodig was kon men ook nog snel de deuren dichtdoen. Om het hek weer omhoog te kunnen halen, was op de tweede verdieping boven de sleuf een takelmachine gebouwd. Door drie gaten in de vloer van de mezekouw kon men een eventuele vijand met hete olie of pek begieten. Een van de torens aan de stadszijde kan mogelijk als kluis of kruitmagazijn hebben gediend. De derde verdieping was de geschut etage. De kanonnen stonden uitsluitend aan de veldzijde opgesteld. De kap is de vierde verdieping van het poortgebouw in de spits daarvan bevindt zich het torenuurwerk. De eerste klokkentoren uit 1732 had een koepel afgedekt met lood. Bij de restauratie van 1894 – 1897 door architect P.J.H. Cuypers werd die stijl niet als passend bij het gebouw beoordeeld. Naar goed gebruik van die dagen stond de restauratie in het teken van het terugbrengen van het gebouw naar de oorspronkelijke stijl. In dit geval de Gotiek.
Tekst: Johan Teunis
Foto’s: Ron Logher
Bron: Gemeente Zwolle, Flyer Open Monumentendag